Zijn kamer in het Landelijk Dienstencentrum in Utrecht straalt een zekere rust uit. Een antieke boekenkast met veel perkamenten banden erin, een staande klok, een portret van de koning aan de muur: het doet voornaam aan. Dr. A. J. (Arjan) Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), brengt hier zijn laatste weken als scriba door. Op 15 juni neemt hij afscheid en volgt dr. R. de Reuver uit Den Haag hem op. Na acht jaar zit zijn termijn erop.
De kalender aan de muur achter zijn bureau geeft juni aan op deze middag in mei. „Op de foto bij deze maand zie je mijn vrouw. Daarom hangt hij altijd op juni. Mijn vrouw staat achter me”, glimlacht de scriba. „En die boom daar, met kaarten eraan, heb ik gekregen bij mijn afscheid van mijn laatste gemeente, de hervormde gemeente De Brug te Amersfoort. Hij is gemaakt door de kinderen van De Brug. Ik dacht meteen: Die laat ik op mijn kamer staan, zodat ik het grondvlak van de kerk niet uit het oog verlies. Daar doen we het hier allemaal voor. En kinderen zijn de toekomst.”
In een eerder interview met deze krant vertelde dr. Plaisier dat zijn begin als scriba „niet lekker liep.” Hij moest groeien in zijn functie, landen, zoals hij nu zegt.
Hoort een moeilijke start bij dit werk?
„Ik denk het wel. Ik geloof er niet in als collega’s meteen gaan roepen: „Dit is mijn droombaan!” of: „Ik heb zulke fijne collega’s!” De werkelijkheid is weerbarstig. Leven met doornen en distels, met licht en schaduw.
Je neemt je verantwoordelijkheid in deze functie en ervaart daarbinnen de zegen en de vloek. Ik was blij dat een stuk zurigheid in mijn geval meteen kwam, en niet na verloop van tijd.”
Hoe won u vertrouwen?
„Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Na de synodevergadering in november 2008, die naar mijn mening abominabel verliep, heb ik alles bij elkaar gegraaid en ben ik begonnen met spreekbeurten in het land over onderwerpen die mijn hart hadden. Ik voelde dat ik meer grond onder de voeten kreeg. De synodevergaderingen zijn ook een spel. Niet dat je ermee moet spelen, maar in de zin van dat je je eigen rol moet vinden.”
Was de sfeer toen anders dan nu?
„Ik denk het wel. Er zat een bepaalde wrangheid in de synode waarvan ik de oorsprong nooit heb kunnen achterhalen. Het heeft ook weinig zin om dit te analyseren.”
Kan een scriba de sfeer veranderen?
„Je bent een speler die ertoe doet. Ik heb de gave ontwikkeld om de discussie met de synode te voeren. Je moet stukken inleiden en verantwoorden, je gaat het gesprek aan en je probeert tot een besluit te komen. Soms sta je er alleen voor, omdat de scriba een vooruitgeschoven post in het dagelijks bestuur –het moderamen– is. Op die momenten heb ik gedaan wat in mijn ogen het beste is voor de kerk.”
Kunt u een voorbeeld geven?
„Tja, wat heeft er allemaal wel niet gespeeld in de afgelopen jaren. Een belangrijk thema was ”Spreken over God”. Dit naar aanleiding van de vraag om een leerprocedure tegen ds. Klaas Hendrikse, de predikant die het bestaan van God ontkende in zijn boek ”Geloven in een God die niet bestaat”. De synode moest zich uitspreken over dit onderwerp. Het gesprek over Wie God is, wordt op verschillende wijze in onze kerk gevoerd. Toch kwam duidelijk uit de synode naar voren dat er geen ruimte is voor het ontkennen van het bestaan van God.
Een ander onderwerp was de visienota ”Hartslag van het leven”, die bijna unaniem werd aangenomen. En, heel recent nog, het rapport ”Kerk 2025. Waar een Woord is, is een Weg”. Dit rapport handelt over de basis van de kerk, over waar wij voor staan.
”Kerk 2025” heeft volgens sommigen dezelfde impact als het Algemeen Reglement van 1816 en de Kerkorde van 1951. Het gaat om heel complexe zaken. Het gesprek hierover kan makkelijk verzanden in een impasse of leiden tot uitstel. Ik ben blij dat de bespreking tijdens de afgelopen synodevergadering duidelijk de richting heeft bepaald voor de toekomst. Kort samengevat: het draait om de plaatselijke gemeenten.”
De 35 gemeenteadviseurs in de kerk moeten het veld ruimen. Een ingrijpende beslissing die vrij geruisloos werd genomen.
„Dat is zeker niet geruisloos gegaan. Er is wel degelijk over gesproken. Laat me het relativeren. Wij zijn kerk met elkaar en hebben in tijden van groei een groeiende dienstenorganisatie gekregen. Het is fijn dat er sommige mensen zijn vrijgespeeld om op landelijk niveau de kerk te dienen, maar ik geloof vast dat als dit zo niet meer kan God gaven in de gemeenten geeft om Zijn kerk in stand te houden.”
Dat is een klap in het gezicht van de gemeenteadviseur.
„Totaal niet. Zij hebben goed werk verricht, maar we hebben ook lang zonder gemeenteadviseurs gewerkt. De laatste jaren neemt hun aantal steeds verder af. Dan kom je op een punt dat hij een regionale adviesfunctie gaat vervullen. Die functie bestaat echter al binnen de regionale vergaderingen: de classes. Zonder de gemeenteadviseur af te waarderen werd duidelijk dat hij het veld moet ruimen als we back to basics willen. De waardering voor het gedane werk staat buiten kijf.”
De kerk krijgt 11 in plaats van 75 classes met aan het hoofd van elke classis een regiovoorzitter. De synode wilde deze persoon geen bisschop noemen. Betreurt u dat?
„Ik las in de media de kop ”Protestantse Kerk krijgt geen bisschop”. Dat is een rare kop. Waar het om gaat, is dat wij ervoor kozen een bepaald figuur fulltime vrij te spelen in de kerk om toezicht te houden op de gemeenten. Welke naam deze figuur heeft, doet er niet toe, al vond ik de term ”regiovoorzitter” wel wat bleek en is het goed dat hij of zij regiopredikant gaat heten. Ik had inderdaad graag gezien dat de aanduidelijk ”predikant-bisschop” was geworden, omdat daar het woord toezien –van episcope– in zit. Als het woord bisschop echter weerstand oproept, maak je het functioneren van deze persoon al direct onmogelijk door hem wel zo te noemen.”
De kerk moet back to basics, maar creëer je met zo’n regiovoorzitter niet juist een nieuwe bestuurslaag?
„Dat argument heb ik vaak gehoord. Het is absoluut niet zo. Voor 75 bestuurlijke eenheden komen er 11 in de plaats. Daarbinnen maak je –met hulp van de voorzitter van de regionale visitatie– meer ontmoetingen tussen gemeenten mogelijk. Dat is nu beperkt het geval bij classes, hoewel ze er wel voor bedoeld zijn.
De regiopredikant ziet erop toe dat het in de gemeenten gaat over zaken waarover het moet gaan: de Woordverkondiging, de missionaire zending, het gebed. Als er zaken wringen, heeft hij de bevoegdheid om tijdelijke maatregelen te nemen.
Het is goed dat het instituut kerk in deze persoon een gezicht krijgt. Tegen een instituut kun je niet aan schoppen, tegen een persoon wel. De regiopredikant neemt de regie.”
De synode wil bijzondere betrekkingen aangaan met vier gereformeerde kerkverbanden. De Hersteld Hervormde Kerk zit daar niet bij.
„Dat ligt niet aan ons, zeg ik in alle eerlijkheid. Ik merk het aan de uitnodigingen die we sturen. We krijgen steeds nul op het rekest. Van de kant van de Hersteld Hervormde Kerk is er geen belangstelling voor dergelijke betrekkingen. Waarom niet? Dat moet je aan hen vragen.”
De kerk in Nederland is naar de rand van de samenleving verdreven.
„Het is een wonder dat de kerk lange tijd zo’n enorme invloed heeft mogen hebben op onze cultuur. In Nederland, maar ook in de rest van Europa. Dat de kerk naar de rand verdwijnt, is niet goed voor de samenleving, maar misschien wel voor de kerk. We worden wakker in de berm, kijken om ons heen en worden teruggeworpen op de vraag: Waar zijn we voor?
We zijn als kerk de primaire woorden van het Evangelie kwijtgeraakt. Het gekke is dat predikanten soms fungeren als cipiers. Ze onderkennen onvoldoende een verlangen bij het godsvolk om aangeraakt te worden en onbevangen te spreken over God. Ze zijn die woorden verloren. Ik geloof er ook niet in dat er een modaliteit in de kerk is bij wie we te rade kunnen gaan omdat zij ”het nog wel hebben”. We zijn allemaal door de tijdgeest bevangen en zitten in het vuur van de wereld. Dat maakt ons sprakeloos.”
Is het ongeloof?
„Dat ook. Daar zijn we allemaal vatbaar voor. Of te veel correctheid. Waarom bidden we niet gewoon met elkaar? Waarom gaan we niet uit ons dak omdat we kinderen zijn van de Heer, en roepen we niet: Abba, Vader! Halleluja!
Dat gematigd zijn! Dat gecontroleer! We zetten elkaar onder een stolp in plaats van elkaar te helpen onder die stolp vandaan te komen.
God laat ons er echter niet in omkomen. Ik zie het om me heen gebeuren hoe de kerk weer taal en spraak krijgt. Gelukkig maar, we hoeven ons namelijk niet te schamen voor Jezus.”
U neemt op 15 juni afscheid. Wat gaat u daarna doen?
„Daar kan ik niets over zeggen, simpelweg omdat ik het nog niet weet. Ik ben in principe beroepbaar, zij het met wat randvoorwaarden gezien de situatie waarin ik beland ben door het scribaat.
Hoe dan ook, het is goed dat deze functie tijdelijk is en dat het niet aan je persoon gaat kleven, want dan word je zo’n baasje op den duur.”
U toch niet?
„Ik geloof het niet, maar zo loop ik ook het gevaar niet.”
Dr. A. J. (Arjan) Plaisier
Arie Jan Plaisier (Ridderkerk, 1956) studeerde theologie in Utrecht. Als zendingspredikant werkte hij van 1986 tot 1992 als docent aan de Theologische Hogeschool voor Oost-Indonesië te Ujung Pandang (Makassar). Van 1993 tot 2003 was hij predikant van de hervormde gemeente te Leersum, en van 2003 tot 2008 van de hervormde gemeente De Brug te Amersfoort.
In 1996 promoveerde hij op de antropologie van Pascal en Nietzsche.
In april 2008 werd dr. Plaisier door de Protestantse Kerk in Nederland benoemd tot scriba. Hij maakt op 15 juni plaats voor zijn opvolger, dr. R. de Reuver uit Den Haag.
Dr. Plaisier is getrouwd en heeft vijf kinderen.