Binnenland

RD-serie (10): Terugblik op artikelenserie over de nieuwe refo

Hoe stellen jongvolwassen refo’s zich op? Inspireert de reformatorische traditie hen nog steeds, of gaan ze liever nieuwe wegen? Deskundigen beantwoorden die vraag, na een RD-enquête over dit onderwerp, verschillend. Dr. Wim Fieret en dr. Arnold Huijgen blikken terug.

Jakko Gunst en Ben Provoost

26 March 2016 19:19Gewijzigd op 16 November 2020 02:27
Huijgen (l.) en Fieret. beeld RD, Henk Visscher
Huijgen (l.) en Fieret. beeld RD, Henk Visscher

Een rijstebrij aan gegevens; dat leverde de enquête die deze krant hield onder jongvolwassen reformatorischen van 26 tot en met 40 jaar op. Hun staan in het kerk­verband waartoe ze behoren, hun oriëntatie op het reformatorisch onderwijs; tal van thema’s passeerden de revue. Wat viel dr. Wim Fieret, oud-lector identiteit van het Hoornbeeck College, en dr. Arnold Huijgen, universitair hoofddocent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, op?

„De reformatorische traditie is niet versteend, zij leeft”, trapt Huijgen af in de bestuurskamer van de Apeldoornse universiteit. „De jongvolwassenen die aan het onderzoek meededen, zijn duidelijk op zoek naar hoe zij zich tot die traditie willen verhouden. Zo’n oriëntatie is gezond en legitiem. Van belang is wel hoe zij hun keuzes maken. Worden ze gevoed door de Bron van de traditie of hobbelen ze maar wat mee?”

„Het zondebesef in de gereformeerde gezindte verandert doorlopend”, valt Fieret in. „Wat we vroeger afwezen, zoals op zondag de auto nemen, is nu toegestaan. Dat proces is al enkele decennia gaande. Het gaat ook deze generatie niet voorbij. Daarbij heb ik de indruk dat de onder­vraagden de Bijbel meer dan vroeger niet boven, maar naast hun eigen opvattingen plaatsen. Daarmee zeg ik niet dat ze het met hun geweten op een akkoordje gooien. Wel dat het maken van eigen, persoonlijke keuzes voor hen heel belangrijk is.”

Van welke ontwikkelingen betwijfelt u of ze de goede kant opgaan?

Fieret: „De zondag dreigt te verworden tot een gewone dag, met slechts nog één plusje, namelijk de kerkgang. Dat geeft zeker reden tot zorg. Ik pleit niet voor kadaverdiscipline, wel voor ouders die hun kinderen blijven voorleven dat de zondag een afgezonderde dag is. En daarbij uitleggen waarom God dat zo heeft ingesteld.”

Huijgen: „Ook ik zou nadrukkelijk aandacht willen vragen voor de zondagsrust. Vooropgesteld, deze dag is voor mij geen dag van geboden en verboden. Juist op zondag mogen we ons bevrijd weten van alles wat ons tot slaven kan maken. Of dat nu ons werk is, onze smartphone of wat dan ook. Juist in dat licht mogen we de ruimte die de overheid ons nog geeft om te genieten van de broodnodige sabbatsrust, blijven koesteren. We moeten daar niet aan gaan knabbelen, dat breekt ons vroeg of laat zeker op.”

Doet het ’s zondags gebruiken van inter­net of sociale media afbreuk aan de zondagsrust?

Huijgen: „Niet per se, dat ligt eraan. Ik zit op zondag niet op Facebook, WhatsApp of Twitter. Mijn iPhone blijft aan, maar ligt aan de kant. Aan het eind van de dag, voor het slapengaan, zie ik wel of er nog meldingen zijn. Ook kijk ik voor de ochtend­dienst altijd even op nu.nl. Als er in de wereld iets is gebeurd waarvoor ik voorbede moet doen, dan wil ik dat wel weten. Het kan niet zo zijn dat slachtoffers de voorbede moeten missen omdat hun ramp op zondag is gebeurd.”

Huijgen pleit ervoor de zondag behalve een rustdag ook een echte gezinsdag te laten zijn. „En als hij echt een dag van bevrijding is, dan kán er ook weleens wat. Afgelopen winter viel er eindelijk een keer sneeuw. Op een zondag. Ik heb toen onze kinderen niet binnengehouden. Als de Schepper de sneeuw op zondag geeft, rapen we het op zondag op en maken we er een sneeuwpop van.”

Fieret: „Laten we op zondag in de eerste plaats zingen en lezen met onze kinderen en afstand houden van die nare, digitale wereld. De zondag hoeft niet de saaiste dag van de week te zijn, daar ben ik het mee eens.”

De acceptatie van voorbehoedsmiddelen onder jongvolwassen reformatorischen neemt duidelijk toe. Is dat een uiting van een veranderend zondebesef?

Fieret: „Twee generaties geleden was praten hierover nog not done. Geboortebeperking werd gezien als zonde tegenover de Heere. Nu zegt men: Bij de keus voor voorbehoedsmiddelen valt een verhaal te houden. Dat is duidelijk een ontwikkeling.”

Huijgen: „Een groot gezin was vroeger min of meer de norm. Maar bracht ons voorgeslacht de gezinsvorming altijd in gebed bij God, en blijft bij deze generatie de Bijbel gesloten? Dat kan ik uit deze enquête niet opmaken. Ik leid daar eerder uit af dat veel reformatorische jongvolwassenen die aan het onderzoek hebben meegedaan een weg zoeken te gaan die tegenover de Heere te verantwoorden is.”

Kijken naar films of amusements­programma’s is voor een deel van de nieuwe refogeneratie inmiddels toelaatbaar. Hoe kijkt u daartegen aan?

Fieret: „Een film kijken, is geen vrijblijvende vorm van vrijetijdsbesteding. Wetenschappers hebben meer dan eens aangetoond dat het volgen van een film altijd iets met de kijker doet. Sommige jongvolwassenen zijn zich daarvan bewust en kiezen er om die reden voor om hooguit eens in de zoveel tijd te kijken. Dat lijkt mij een verlegenheidsoplossing. Mijn appel zou zijn: ga na wat het kijken naar zo’n film teweegbrengt. En leg dan de Tien Geboden er nog eens naast.”

Huijgen: „Rond de film dreigt in de reformatorische gezindte iets dubbels te ontstaan. Als jongvolwassen refo geef je niet toe dat je kijkt, dat hoort niet. Als refo­dominee dien je te zeggen dat kijken niet mag, en ondertussen doen we het allemaal. Soms lijkt het wel alsof de reformatorische kring rond de film een stilzwijgende overeenkomst heeft gesloten. Als de kijkende gemeenteleden er niet al te veel ruchtbaarheid aan geven, stellen de ambtsdragers het niet al te diepgravend aan de orde. Of ze wijzen het kijken naar een bepaalde film gemakshalve maar af, bijvoorbeeld door te zeggen dat hij te veel draait om seksualiteit.

Zoiets kun je gebruiken als argument, maar aan de hand waarvan bespreken we dan wel met jongeren waar het bij seksualiteit echt om gaat? Ze zien dergelijke beelden en die hebben hun invloed. Beter zou het zijn om zonder kramp te vragen: Wat kijk je? En welk beeld van de wereld krijg je daardoor mee?”

Alleen kijken naar EO-programma’s en -films; kan dat een zinvolle benadering zijn?

Huijgen: „Nee, aan de EO hebben we op dit punt helaas heel weinig. De E van EO mag best iets meer staan voor evangelisch en wat minder voor emotioneel. We moeten leren onderkennen of een film kwaliteiten heeft en welke dat dan zijn.

Persoonlijk heb ik veel aan het lezen van kwalitatief goede, moderne literatuur. Het confronteert mij met de vraag hoe ik mij moet opstellen in een wereld waarin grof taalgebruik en seksualiteit de boventoon voeren. Dat vergroot mijn weerbaarheid en mijn besef van de wereld waarin ik leef. Zouden deskundigen ons echt geen voorbeelden kunnen aanreiken van goede films? Natuurlijk krijg je dan ook van alles te zien wat niet spoort met Gods geboden. In die wereld leven we.”

Fieret: „Dat we het in die richting moeten zoeken, staat voor mij staat nog niet vast. Augustinus zei ooit: De gewoonte maakt het gewicht van iedere zonde lichter. Als we dat op ons laten inwerken, denk ik dat de brug naar de speelfilm snel wordt opgehaald.”

Ruim 10 procent van de ondervraagde ouders stuurt zijn kind niet naar een reformatorische middelbare school. Ongeveer een kwart moet daar eerst over nadenken. Is dat voor deze scholen een waarschuwings­signaal?

Fieret: „Onze scholen proberen leerlingen voor te bereiden op het staan in een seculiere wereld. Ze doen dat in een sfeer die aansluit bij de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid. Natuurlijk moeten ze daarbij bedacht zijn op een aantal valkuilen. Als ze hun leerlingen alleen maar leren denken volgens een aantal reformatorische ijkpunten gaat er iets mis. Leerlingen Bijbels leren denken; dat moet hun grote doel zijn. Maar dat is het ook. Daar ben ik van overtuigd.”

Huijgen: „Wacht even, nu ga jíj me iets te snel. Begrijp me goed, ik onderschrijf het belang van onderwijs dat confessioneel en Bijbels gefundeerd is. Ik stuur mijn kinderen bewust naar de Groen van Prinsterer, een basisschool die uitgaat van de Gereformeerde Gemeenten. Ook wonen we in Kampen gelukkig dicht bij de Pieter Zandt scholengemeenschap. Toch kan ik andere keuzes van ouders wel begrijpen. Sommige reformatorische scholen hebben zo’n catalogus aan bij­zaken waarover het bestuur en de achterban voortdurend strijd voeren, dat je daar weleens moe van wordt.

Soms is er na veel geploeter en gediscussieer net een wankel evenwicht bereikt, bijvoorbeeld over het al dan niet toestaan van een Bijbelvertaling. En dan dient het volgende geschilpunt zich alweer aan. Dan zijn de plaatjes in het hoofdstuk over de voortplanting te bloot en raken we verzeild in een discussie of we ze moeten afplakken. Terwijl vrijwel alle jongeren al genoeg hebben gezien, vaak helaas ook pornografisch materiaal. Daarover moet je dus met die jongeren in gesprek.”

Fieret: „Maar moet je de zaken waar­tegen je leerlingen wilt waarschuwen altijd expliciet laten zien? Bij het afplakken van plaatjes in de bovenbouw kun je inderdaad je vraagtekens plaatsen. Als leerkrachten daaromtrent voorzichtig willen zijn, heb ik daarvoor wel respect. Zeker als het leer­lingen in de onderbouw betreft.

Verder treft het mij wat je over die catalogus van bijzaken zegt. De oud gereformeerde dominee Van der Poel verzuchtte weleens: „Als het gaat om onze jeugd zijn we zo gauw tevreden. Als de meisjes maar lang haar hebben en de jongens er verzorgd bij lopen, vinden we het al goed.” Laten we de Heere bidden of het onderwijs aan onze jongeren mag strekken tot bekering en wedergeboorte. Dáár zijn onze scholen voor opgericht.”

In hoeverre leidt u uit het onderzoek af dat jongvolwassen refo’s er een ruimere levensstijl op nahouden dan hun voor­geslacht?

Huijgen: „De theoloog Noordmans zei ooit: „Een christen leeft altijd op een hellend vlak.” Onze vraag moet niet zijn of de nieuwe refogeneratie daarop is beland, maar hoe ze zich erop staande kan houden. Dat zij er een ruimere levensstijl op na houdt, zou niet mijn conclusie zijn.”

Fieret: „Ik heb mijn zorgen geuit over de zondagsbesteding en het kijkgedrag. Maar met alleen klagen doen we geen recht aan de jongvolwassenen die bezig zijn met de vraag: hoe geef ik in 2016 mijn christen-zijn handen en voeten? Klagen dat het heden zo veel minder is dan het verleden, is bovendien van alle tijden. We moeten voorkomen dat zo’n klacht een reflex wordt. Daar komen we niet veel verder mee.

Eén ding weet ik zeker: de Heere werkte in de heidense wereld van Augustinus. Hij werkte in de van religie doordrenkte 17e eeuw van Hellenbroek. Hij werkte in de jaren dertig van de vorige eeuw waarin ds. Kersten in zijn tijdredes zijn bezorgdheid uitte. En Hij werkt ook nu.”


serie 
De nieuwe refo

Dit is het tiende en laatste deel in een serie naar aanleiding van het RD-onderzoek onder jongvolwassenen uit orthodox-christelijke kring. Vandaag: een terugblik door middel van een dubbelinterview.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer