Binnenland

RD-serie (9): De nieuwe refo over andersdenkenden

Een vriendschap aangaan met seculiere mensen is aan te bevelen, meent de in het Limburgse Houthem wonende Ariëtte Muilwijk. Maar ze verbindt er wel een voorwaarde aan: „Het is van belang dat je de Heere Jezus persoonlijk kent. Als het geloof je niet veel doet, zou ik geen vriendschappen met niet-christenen aangaan. Het gevaar is dan dat ze je eenvoudig meenemen in hun denk- en leefwijze. Afhankelijkheid van de Heere is erg belangrijk, evenals een dagelijkse stille tijd waarin je bidt voor vrienden die de Heere God nog niet kennen.”

23 March 2016 20:13Gewijzigd op 16 November 2020 02:23
Jongvolwassen refo’s staan opener tegenover ‘de buitenwereld’ dan een vroegere refogeneratie. De persoon op de foto is gefotografeerd tijdens de onlangs gehouden Wegwijsbeurs in Rotterdam.  beeld RD, Henk Visscher
Jongvolwassen refo’s staan opener tegenover ‘de buitenwereld’ dan een vroegere refogeneratie. De persoon op de foto is gefotografeerd tijdens de onlangs gehouden Wegwijsbeurs in Rotterdam.  beeld RD, Henk Visscher

Het is belangrijk om seculiere vrienden vanaf het begin duidelijk te maken waar je grenzen liggen, zegt Muilwijk. „Als het echte vrienden zijn, hebben ze daarvoor respect en zullen ze niet blijven proberen je te verleiden om dingen te doen die tegen je principes ingaan. Zo ging en ga ik gerust met onkerkelijke vrienden een hapje eten, maar ik ga daarna beslist niet mee naar de disco. Dat weten ze.”

Muilwijk –werkzoekend schoentechnoloog en geboren in de Alblasserwaard– kwam door haar studie, stage en werk eerst in België en later in Zuid-Limburg terecht. Ze is aangesloten bij de christelijke gereformeerde zendingsgemeente van Bunde-Meerssen, vlak bij Maastricht.

De jonge vrijgezel zegt er geen moeite mee te hebben om in een seculiere omgeving te wonen en te werken. „In België was zelfs geen protestantse gemeente. Ik heb daar een zware tijd gehad en ik ben blij dat ik hier sterk betrokken ben bij de kerk in Meerssen. Ik ben betrokken bij clubwerk voor kinderen die niets weten over de Heere Jezus. Het is prachtig om hun het Evangelie te vertellen.”

Het liefst zou de dertiger zien dat reformatorische christenen de Biblebelt verlaten en in seculiere delen van het land gaan wonen. „Als ik de Bijbel lees, zie ik nergens een oproep om op een kluitje te gaan zitten, maar juist om het Woord te verspreiden.”


„Afstand houden en toch een lichtend licht zijn”

Annemarie Brouwer (40) uit Gouda, moeder van vier kinderen en in deeltijd werkzaam in het onderwijs, heeft geen seculiere vrienden. „In de Bijbel staat in Jakobus dat wie een vriend der wereld wil zijn, een vijand van God wordt gesteld. Zeker in deze tijd vol tolerantie klinkt dat radicaal. Maar de Heere belooft in Zijn Woord dat Hij Zijn zegen wil verbinden aan het je afscheiden van de wereld.

Psalm 1 gaat ook over de omgang met ongelovigen. Calvijn ziet er treffend een opklimming in: je wandelt eerst met hen, dan ga je bij hen staan en uiteindelijk zit je bij hen.

Het getuigt van een optimistisch mensbeeld als we denken dat we bestand zijn tegen de onmiskenbare beïnvloeding die ongelovige mensen op ons hebben en dat wij hen kunnen bekeren. We zijn immers zelf ook geneigd tot alle kwaad?”

Brouwer, belijdend lid van de gereformeerde gemeente in haar woonplaats, zoekt geen vriendschap met niet-christenen. Toch ervaart ze een spanningsveld.

„De Heere vraagt ons afstand te houden van de wereld, omdat we anders meegezogen dreigen te worden. Anderzijds vraagt Hij een lichtend licht en een zoutend zout te zijn. Het luistert nauw om bij jezelf na te gaan of je met de wereld optrekt om van twee walletjes te kunnen eten, of omdat het je er wérkelijk om te doen is de ander tot Christus te brengen. Met het oog op het behoud van die ander bid ik daar ook voor.”

De Goudse moeder heeft in haar buurt nogal eens contact met seculiere bewoners, onder anderen met een eenzame weduwe. „Ze vindt het fijn aandacht te krijgen. Vriendschap is het niet. Maar ik ga wel met haar om, in de hoop dat ze naar de Heere gaat vragen.” Ook komen er geregeld moslimkinderen bij Brouwer aan de deur. „Meestal nodig ik hen dan uit voor de kinderevangelisatieclub in onze wijk waaraan ik meewerk.”


Van nieuwe refogeneratie is 6 procent lid van sportvereniging

Jongvolwassen refo’s staan opener tegenover ‘de buitenwereld’ dan een vroegere refogeneratie. Dat valt op te maken uit het RD-onderzoek onder 1100 mensen. Met de stelling ”Ook mensen met andere godsdienstige principes kunnen best behoren tot mijn vrienden- en kennissenkring” is 90 procent het (min of meer) eens. In 1981, bij een onderzoek van socioloog dr. C. S. L. Janse, was er onder refo-ouders minder steun voor dezelfde stelling (zie grafiek).

Van de nieuwe refogeneratie is 6 procent lid van een sportvereniging (zoals een voetbal-, tennis- of schaakvereniging) waarmee ze deelnemen aan wedstrijden in competitieverband. Jongvolwassen refo’s staan minder afwijzend tegen wedstrijdsport dan reformatorische ouders in 1981. Zo vindt 53 procent van de nieuwe refo’s dat wedstrijdsport in reformatorische kring te veel verketterd wordt, in 1981 lag dat percentage op 36.

In het RD-onderzoek schrijven diverse deelnemers over vriendschappen met onkerkelijken. Een moeder (Gereformeerde Gemeenten): „Mijn buurman is zeer anti wat betreft het christelijk geloof. Maar wij blijven onszelf en respecteren ook hem. Hij is een echte vriend voor onze kinderen.”

Kuddedieren

Een andere moeder (Gereformeerde Gemeenten in Nederland): „Bij ‘buitenstaanders’ ontmoet ik vaak meer begrip voor principes dan bij mensen in de refokring. Veel refo’s maken van een bijzaak een hoofdzaak. Je moet overal per se hetzelfde over denken. Refo’s zijn echt kuddedieren.”

Verschillende deelnemers wijzen erop dat vriendschap met niet-kerkelijken beperkingen kent. Een hersteld hervormde moeder: „We hebben zeker ongelovige kennissen, maar echte vriendschap bloeit alleen op tussen mensen die zich ook aan Christus verbonden weten.”

Een oud gereformeerde moeder vindt dat contact met een andersgelovige acceptabel is. „In de vorm van naastenliefde, hun godsdienst niet goed pratend, maar hun zielen op het oog hebbend. Echte vrienden zijn mensen naar wie je hart uitgaat: ik ben een vriend en metgezel van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen.”

Een ongehuwde man die affiniteit heeft met refobaptisten schrijft dat hij contacten heeft in de breedte van de christenheid. „Ik heb vrienden uit de rechterflank van de reformatorische gezindte tot en met de ultracharismatische hoek. Hoewel we niet overal hetzelfde over denken, hebben we elkaar lief zoals Christus ons heeft geleerd.”


„Ben ik een leesbare brief als ik me afsluit?”

Jongvolwassen refo’s staan opener tegenover ‘de buitenwereld’ dan een vroegere generatie uit de gereformeerde gezindte. „Hoe dikker de muren van het klooster waarin we ons terugtrekken, hoe veiliger we zijn, denken we. Maar ons eigen hart gaat mee naar binnen.”

Dr. M. J. Kater, docent aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, vindt dat christenen zouden moeten openstaan voor contacten met andersdenkenden. „Je hebt hun wat te vertellen. Ze zijn medemensen die onze belangstelling waard zijn.”

Elk contact met niet-christenen uit de weg gaan, heeft geen enkele zin, meent dr. Kater. „De seculiere tijdgeest hangt in de lucht. Het kan verraderlijk zijn je afzijdig te houden met het idee dat je je rein en onbesmet bewaart van de wereld. Hoe dikker de muren van het klooster waarin we ons terugtrekken, hoe veiliger we zijn, denken we. Maar ons eigen hart gaat mee naar binnen.”

Een volledig afzijdige houding van niet-christenen om ons heen is bovendien niet te rijmen met onze opdracht alle mensen bekend te maken met het Evangelie, vindt dr. Kater.

Verwerpelijk

„De kracht van de eerste christenen was dat ze overal te vinden waren. Als je mensen nooit ziet staan, maar pas op het moment dat je een Bijbel kwijt wil, is dat een merkwaardige houding. Het is verwerpelijk als mensen die niet in ons straatje passen de indruk krijgen dat ze als tweederangsburger worden behandeld en dat we hen niet groeten. Christen-zijn heeft alles te maken met innerlijke gezindheid en hoe we met onze naaste omgaan.” Het Evangelie doorgeven aan de naaste vergt bovendien geduld. „Je zult relaties moeten opbouwen om de diepere waarden van het leven te delen. Er moet een vertrouwensband zijn. Je kunt iemand niet plompverloren aanspreken met de Bijbelse boodschap.”

In contacten met andersdenkenden moeten christenen weliswaar stevig in hun schoenen staan, maar dr. Kater waarschuwt ervoor om van de seculiere of andersdenkende naaste een soort vijandsbeeld te creëren. „Alsof mensen van ‘buiten’ het op onze ondergang gemunt hebben. Als je de Heere mag kennen, kun je onbevangen met collega’s en buren omgaan. Als je het contact met andersdenkenden alleen maar zoekt omdat die mensen en hun zienswijze beter aansluiten bij je eigen verlangens en dat je je bij hen meer thuis voelt dan bij hen die de Heere kennen, moet je vraagtekens zetten bij eigen christen-zijn.”

Levensovertuiging

Dr. H. van As, universitair hoofddocent fysica en biofysica aan Wageningen University, komt in zijn dagelijkse werk veel in contact met andersdenkende collega’s of studenten. „Die contacten zoek je niet, maar die krijg je. Ben ik een leesbare brief als ik me voor hen afsluit? Uiteraard ervaar ik een zekere distantie, maar ik probeer in de relaties toch iets van mijn levenshouding en levensovertuiging over te dragen.”

Hij weet nog hoe hij in gesprek raakte met een rooms-katholieke collega over de wet van God. „Een overtuigde communist luisterde graag mee. We raakten in een stevige, maar goede discussie over de vraag of de christen vrij is van de wet. Hoe waardevol is het om dan de catechismus te kennen waarin de wet een leefregel der dankbaarheid wordt genoemd.” Collega-wetenschappers en studenten zijn voor Van As „interessante mensen die veel over hun vakgebied weten.” Toch staat hij graag open voor diepere contacten. „Mijn ervaring is dat er best mogelijkheden zijn om iets van je christen-zijn te laten zien. Zo hadden we op een prachtige zomeravond de afsluiting van een conferentie op een schip. Een collega bedankte aan het einde van de avond de organisatoren en zei erbij dat ze niet wist aan wie we het fraaie weer te danken hadden. Ik zei toen dat ik wel wist Wie daarvoor had gezorgd. Het was een mooie gelegenheid om iets over de Heere God te vertellen.”

Van As waakt ervoor om andersdenkenden op geforceerde wijze bekend te maken met het Evangelie. Gelegenheden doen zich vanzelf voor, weet hij. „Internationale collega’s of studenten die weer vertrekken uit Wageningen, geven we graag cadeaus. Zo heb ik al diverse Bijbels uitgedeeld. Ik wilde een Indische boeddhist een Bijbel overhandigen bij het afscheid. Uiteindelijk heb ik hem verteld dat het Woord van God het beste is wat ik hem kon geven. Hij reageerde positief.”

Wie ontspannen voor zijn christen-zijn uitkomt, staat soms voor verrassingen, weet Van As uit ervaring. „Bidden voor de maaltijd in de kantine of tijdens congressen vind ik nog steeds moeilijk. Maar soms roept het herkenning op bij buitenlandse collega’s of studenten, waardoor mooie gesprekken ontstaan.”


serie 
De nieuwe refo

Dit is het negende deel in een serie naar aanleiding van het RD-onderzoek onder jongvolwassenen uit orthodox-christelijke kring. Vandaag: omgang met andersdenkenden. In Accent zaterdag als afsluiting van de artikelenreeks een dubbelinterview.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer