RD-serie (8): De nieuwe refo over homoseksualiteit
In reformatorische kerken is te weinig oog voor mensen met een homoseksuele geaardheid, vindt Herma van Dijk-Guijt (27) uit Hoevelaken. „Feit is dat er ook in onze kerken andersgeaarden zijn. Maar daar wordt weinig over gepraat.”
De jonge moeder, verbonden aan de gereformeerde gemeente in Amersfoort, vindt het „heel goed” dat er in de voorbede aandacht is voor andersgeaarden. „Maar binnen de kerken zou er meer openheid mogen zijn. Als we weten om welke gemeenteleden het gaat, kunnen we er voor hen zijn.”
Meer openheid zorgt ervoor dat er betere pastorale begeleiding voor homoseksuelen komt, denkt ze. „Als gemeenteleden en kerkenraad op de hoogte zijn, hoeven andersgeaarden niet alleen met hun problemen te worstelen. De geaardheid op zich is niet fout of zondig. Als de andersgeaarde geen homoseksuele relatie wil, heeft dat nogal wat gevolgen voor zijn of haar leven. Hij of zij moet op steun en gebed van gemeenteleden kunnen rekenen.” Openheid en gesprek kunnen er ook voor zorgen dat gemeenteleden hun mening over de homoseksuele praxis vormen op basis van de Bijbel, in plaats van af te gaan op de tijdgeest, vindt ze. „Velen zeggen: „Wat goed voelt, zal wel goed zijn.” Maar we moeten tegen de tijdgeest ingaan en een helder tegengeluid geven.”
Wat vindt ze ervan dat het gros van de jongvolwassen refo’s een homoseksuele relatie afwijst? „Mooi dat het overgrote deel blijkbaar tegen de tijdgeest in durft gaan. Anderzijds: afwijzing van een homoseksuele relatie is best hard. Ik wil waken voor een te veroordelende houding en voorzichtig zijn als mensen andere keuzes maken. Vanaf de zijlijn moet je niet te snel met een resoluut afwijzend standpunt komen. Ik mocht trouwen met de man op wie ik verliefd was. Moet ik een andersgeaarde zeggen: „Jij mag niet samen verder met de persoon op wie je verliefd bent”? Pff, zo’n standpunt is niet niks.”
„Bijbelse visie niet afzwakken”
Acceptatie van mensen met een homoseksuele gerichtheid is belangrijk, maar mag niet leiden tot het afzwakken van de Bijbelse visie. Dat zegt John van Buuren (41) uit Sliedrecht. „Ik heb zelf homoseksuele gevoelens gehad en heb daarmee helaas in zonde geleefd. Nadat God me uit die duisternis tot Zijn wonderbaar licht heeft gebracht, heeft Hij deze gerichtheid van mij afgenomen.”
Hij spreekt van een „unieke situatie.” „Ik besef dat veel mensen met homoseksuele gevoelens zo’n verandering niet meemaken. God kan en wil die geven, maar Hij is daarin soeverein. Ik kan er niet omheen dat ik mijn homoseksuele gevoelens in de loop van de afgelopen twaalf jaar volledig ben kwijtgeraakt. Ik heb ook verkering gehad met een jonge vrouw, maar dat is helaas uitgegaan.”
In reformatorische kerken is de aandacht voor homoseksualiteit de afgelopen jaren toegenomen, stelt Van Buuren. Hij is niet onverdeeld gelukkig met de wijze waarop het onderwerp bijvoorbeeld in preken ter sprake komt. „De gerichtheid wordt nog vaak op één lijn gesteld met zondige praktijken. De aandacht voor de pastorale nood bij mensen die naar Gods Woord willen leven, ontbreekt soms.”
Van Buuren pleit ervoor dat ambtsdragers „naast de ander gaan staan in plaats van uit te stralen: wij weten hoe het zit en jij moet luisteren. Gelukkig zijn er ook positieve voorbeelden. Ik denk aan een goede kennis met homoseksuele gevoelens die gevraagd werd kandidaat te zijn voor ouderling.”
Over het samenwonen van mensen met een homoseksuele gerichtheid is Van Buuren stellig: „Daar ben ik absoluut tegen, ook als hun uitgangspunt is dat ze zich onthouden van de seksuele praxis. De grens tussen vriendschap en verliefdheid is flinterdun. Dat heb ik zelf gemerkt. Ik ken ook voorbeelden waarbij het fout is gegaan bij mensen die een huis deelden. De Bijbel is er duidelijk over dat God niet wil dat mensen van hetzelfde geslacht een seksuele relatie hebben.”
De grote zorg van Van Buuren is dat de openheid rond homoseksualiteit leidt tot het afzwakken van de Bijbelse visie. „Bij jongeren hoor ik regelmatig: wie ben ik om hierover te oordelen? Ik ben weleens bang dat er een wissel om gaat waarbij de homoseksuele praktijk uiteindelijk wordt geaccepteerd. We moeten bewogen zijn met mensen met een homoseksuele gerichtheid en tegelijk blijven vasthouden aan de Bijbelse waarheid.”
Helft jonge refo’s vindt dat kerk nog te weinig veilige haven is
Een aanzienlijk percentage van de deelnemers aan de RD-enquête onder jongvolwassen refo’s is het eigenlijk niet eens (28 procent) of beslist niet eens (20 procent) met de stelling dat homo’s door kerken in de gereformeerde gezindte in voldoende mate worden geaccepteerd. Leeftijd speelt daarbij een belangrijke rol. Jongvolwassenen van 26 tot en met 35 jaar vinden de acceptatie vaker te wensen overlaten dan ondervraagden van 36 tot en met 40. Van invloed is verder ook het kerkverband waartoe men behoort (zie tabel).
Een dertigtal ondervraagden maakt zijn standpunt concreet. Zo vindt een gehuwde man uit de Gereformeerde Gemeenten de kerkelijke gemeente te weinig een veilige haven „voor mensen die worstelen met deze gevoelens en naar Gods gebod willen leven.” Een ongehuwde vrouw uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland merkt op dat er in de gereformeerde gezindte nog te vaak grappen worden gemaakt over homo’s of „generaliserende opmerkingen over hoe slecht anders geaard zijn is.”
Gebed
Deelnemers aan het onderzoek doen diverse aanbevelingen, zoals: homo’s vanwege de pijn en de eenzaamheid die zij kunnen ervaren vaker opdragen in het gebed en bevorderen dat zij in vrijheid en vertrouwen over hun geaardheid kunnen spreken met een ambtsdrager. Maar, waarschuwt een gehuwde man, behorend tot de Christelijke Gereformeerde Kerken: „De Bijbelse, radicale boodschap richting homoseksuelen mag niet worden vermeden en verzwegen onder het mom van liefde en een sociale, christelijke houding.”
Illusie
Ruim 90 procent van de jongvolwassen refo’s wijst de homoseksuele praxis af. Bijna 3 procent vindt het lastig om hierover een concreet standpunt in te nemen. Ongeveer 7 procent van de jongvolwassen refo’s acht seksuele relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht toelaatbaar. Van deze groep licht slechts één onderzoeksdeelnemer, behorend tot de Christelijke Gereformeerde Kerken, zijn antwoord toe met de woorden: „Ik ben een voorstander van het toestaan van deze relaties als er op deze manier voorkomen kan worden dat iemand van de kerk afdwaalt. Het is een illusie dat door de tucht iemand tot verandering komt. De enige manier is met zo iemand in gesprek te blijven, niet door iemand naar de marge van de kerk te verdrukken. Hoewel ik er moeite mee heb, zeg ik dus uiteindelijk toch ja.”
„Luister naar homo en toon begrip”
Op haar veertiende werd Jeanne voor het eerst „echt verliefd” op een meisje. Het was het begin van een periode van onzekerheid en depressieve gevoelens. „Ik ben blij dat de acceptatie van homo’s en lesbiennes in reformatorische kring steeds groter wordt.”
Homo’s worden door kerken in de gereformeerde gezindte voldoende geaccepteerd. Met die stelling is 12 procent van de deelnemers aan het RD-onderzoek het „zeer” eens en 28 procent „een beetje.”
Jeanne (26), lid van een reformatorische kerk en biseksueel, onderschrijft deze stelling „niet helemaal.” Ze ziet weliswaar een toenemende acceptatie, maar vindt het van belang dat die ontwikkeling verder doorzet.
Jeanne: „Volgens onderzoek is ongeveer 7 procent van de bevolking homoseksueel. In een kerk met duizend mensen zou het dus om zeventig personen kunnen gaan. De kans is groot dat je zo iemand kent, maar totaal geen idee hebt van zijn of haar gevoelens. Ik denk dat homoseksualiteit pas in voldoende mate geaccepteerd is als het openlijk besproken kan worden. Het is niet raar, het is niet vreemd.”
Zelf nam ze indertijd na een halfjaar haar beste vriendin als eerste in vertrouwen over haar gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht. „Ik was heel bang dat ze anders tegen me aan zou gaan kijken. Gelukkig reageerde ze begripvol. Ik heb veel steun van haar ervaren.” Bij Jeanne zelf duurde het „veel langer” voordat ze, met hulp van een therapeut, kon accepteren dat ze biseksueel is.
Jeanne weegt „heel bewust” af of ze haar seksuele gerichtheid met mensen deelt, „uit angst voor afwijzing van de ander.” Over het algemeen ondervindt ze in reformatorische kring begrip voor haar gevoelens voor vrouwen, „zolang ik maar niet praktiserend ben.”
En goede vriendin van Jeanne zei dat ze haar best mag vertellen waarom ze een vrouw leuk vindt. „Het is soms best fijn om er op die manier over te praten, en niet alleen over hoe erg of vervelend het is om je aangetrokken te voelen tot iemand van hetzelfde geslacht. Er is, weet ik als biseksueel, geen verschil tussen verliefd zijn op iemand van het andere geslacht of iemand van hetzelfde geslacht. Met dat laatste kun je alleen niets, maar je zit er wel mee. Het opkroppen van gevoelens werkt averechts.”
Evenals Jeanne zegt Kees Ritmeester van Driestar educatief, hoofdredacteur van een christelijke lessenserie over seksuele vorming, dat homoseksualiteit „gelukkig” bespreekbaar is geworden in reformatorische kring. Ook vindt hij het positief dat uit het RD-onderzoek blijkt dat het „klassiek-gereformeerde standpunt” dat geen ruimte ziet voor de homoseksuele praxis, nog steeds gemeengoed is.
„Er is wel een aantal mensen dat aangeeft hierover geen mening te hebben. Daar spreekt verlegenheid uit. We zijn de periode voorbij dat mensen automatisch het klassieke standpunt overnemen. Velen kennen iemand met een homoseksuele gerichtheid in eigen omgeving. Dat verandert de toonzetting van de reacties. Mensen hebben meer de behoefte vanuit liefde dan vanuit veroordeling te spreken.”
In de opmerkingen van nogal wat deelnemers aan het RD-onderzoek merkt Ritmeester dat ze op zoek zijn naar een goede manier om andersgeaarden tegemoet te treden. „Daar ben ik blij mee. Ik zeg altijd: Begin met luisteren, luisteren, luisteren. Het geven van pasklare antwoorden zonder te beseffen welke nood erachter ligt, is niet de juiste weg.”
Ritmeester vindt het jammer dat er in reformatorische kring vrijwel geen identificatiefiguren zijn die openlijk uitkomen voor hun homoseksuele gerichtheid en tegelijk uit overtuiging kiezen voor een celibatair leven. „Ondanks de toegenomen openheid is er nog steeds een enorme drempel om te vertellen dat je deze gerichtheid hebt. Als ik jongeren daarover spreek, blijkt hun grote eenzaamheid. Ik blijf het ook schokkend vinden dat veel homoseksuele jongeren de kerk verlaten”, zegt Ritmeester. Hij vraagt eveneens aandacht voor de kleinere groep transgenders, die zich man voelen terwijl ze vrouw zijn, of andersom.
Zolang identificatiefiguren ontbreken, vindt Ritmeester het extra van belang dat er in kerkelijke gemeenten een aanspreekpunt is voor mensen die andersgeaard zijn. „Het is belangrijk dat jongeren, maar ook ouderen, weten bij wie ze hiermee terechtkunnen. Ook is het van belang dat homoseksualiteit bijvoorbeeld op catechisatie aan de orde komt en dat er af en toe voorbede wordt gedaan voor deze mensen. Als het thema in de kerk nooit wordt benoemd, geef je in feite aan dat het niet bespreekbaar is.”
Een identificatiefiguur waarop Ritmeester doelt, kent Jeanne in haar omgeving niet. „Ik had inderdaad wel graag zo iemand gehad, al is het alleen maar om ervaringen te kunnen delen. Begrip krijgen van iemand die hetzelfde ervaart, lijkt me waardevol.”
Over samenwonen met iemand van hetzelfde geslacht denkt Jeanne genuanceerd. „Niet elke vriendschap is een potentiële verliefdheid.” Intussen vindt ze het „overduidelijk” dat het praktiseren van de homoseksuele geaardheid „niet mag en niet kan. Dat staat duidelijk in de Bijbel.” Tegen mensen die een homo ontmoeten, zou Jeanne willen zeggen: „Luister naar diegene en toon begrip. Zet je vooroordelen aan de kant en laat de ander volledig in zijn waarde.”
De naam van Jeanne is om persoonlijke redenen gefingeerd.
serie De nieuwe refo
Dit is het achtste deel in een serie naar aanleiding van het RD-onderzoek onder jongvolwassenen uit orthodox-christelijke kring. Vandaag: homoseksualiteit. In Puntkomma woensdag deel 9: de nieuwe refo en omgang met andersdenkenden.