RD-serie (7): De nieuwe refo over gezinsvorming
De visie op anticonceptiemiddelen is voor Alie Hoek en Christine Stam van ondergeschikt belang. Bepalend is voor beiden de grondhouding ten opzichte van het krijgen van kinderen. „God vraagt van ons geen handelsrelatie, maar een liefdesrelatie.”
Eerst moet Alie Hoek-van Kooten (66) iets van het hart. Ze is niet gelukkig met de negatieve formulering van een vraag over anticonceptie in de RD-enquête. Die luidde: „Het is tegenwoordig verantwoord wanneer men bijvoorbeeld door het gebruik van voorbehoedsmiddelen de gezinsgrootte beperkt houdt.” „Alsof het om onkruid gaat dat je in bedwang moet zien te houden. Ik spreek altijd vanuit een positieve insteek over dit essentiële onderwerp. Het gaat om gezinsvorming.”
De toegenomen acceptatie van voorbehoedsmiddelen verraste de hervormd-gereformeerde arts uit Veenendaal niet. „Het leven is veel ingewikkelder geworden. Vroeger ging je met je 12e jaar werken, nu vaak pas met je 24e. Door de studieschuld móéten veel jonge paren soms enige tijd samen werken. Krijgen ze vervolgens kinderen, dan zijn ze er twee keer zo lang verantwoordelijk voor dan vroeger.”
Christine Stam-van Gent (34), die vorig jaar voor deze krant een opvallend essay over gezinsvorming schreef, was vooral verbaasd over het feit dat een derde van de geënquêteerden voorbehoedsmiddelen totaal afwijst. Ze vermoedt dat velen van hen het begrip hebben verbonden met pil of condoom, en periodieke onthouding als iets van een totaal andere orde zien. „Daardoor hebben ze de vraag volgens mij niet goed begrepen. Of hun principe spoort niet met hun handelen.”
Bij een paar met kinderwens is 70 procent van de vrouwen binnen een jaar zwanger. „Dat zou betekenen dat onder de groep RD-lezers die anticonceptie afwijst, een gezin van pakweg vijftien kinderen eerder regel dan uitzondering is. Dat blijkt niet het geval.”
Spreekbeurten over gezinsvorming leerden Alie Hoek dat een groot deel van de oude generatie zwangerschap voorkwam door coïtus interruptus: geslachtsgemeenschap die wordt afgebroken voor de zaadlozing plaatsvindt. „Of door voorzichtig te leven, zoals men dat noemde.”
Werkheilig
Net als Hoek ziet Stam, lid van de gereformeerde gemeente te Kampen, geen principieel onderscheid tussen periodieke onthouding en andere vormen van niet-abortieve anticonceptie. „De kernvraag is of je iets mag doen om een zwangerschap te voorkomen. Ik vind het onjuist om periodieke onthouding als het enige Bijbelse middel te zien. Dat geeft snel iets werkheiligs. Ik ontzeg mezelf wat en verwacht in ruil daarvoor Gods zegen. Je belast bovendien het geweten van vrouwen die de pil slikken omdat ze echt geen kinderen mogen krijgen.”
Het argument dat periodieke onthouding in eigen vlees snijdt, vindt Hoek niet sterk. „Waarom moet het vieren van het huwelijk in eigen vlees snijden? Bij veel echtparen komt de seksualiteit door alle bezigheden toch al onder druk te staan. Je moet er in het huwelijk voor zorgen dat de wederzijdse aantrekkingskracht levend blijft. Mijn advies is: kies een methode van gezinsvorming die bij je past.”
Het vooraf vaststellen van het kindertal gaat voor de arts uit Veenendaal over een grens. „Kinderen mogen niet de sluitpost op de begroting worden, na werk en hobby’s. Wanneer je trouwt, is het een christelijke opdracht om open te staan voor de kinderzegen. God bouwt Zijn kerk door de geslachten heen. Daarom moet het gezin bovenaan staan, voor de vrouw én de man.”
Zaak van gebed
Christine Stam is niet zozeer bezorgd over de afgenomen weerstand tegen voorbehoedsmiddelen, maar over het klakkeloze gebruik ervan. „Daardoor verdwijnt het besef van afhankelijkheid.” Daarom gaf ze haar essay over het krijgen van kinderen de titel: ”Alleen begaanbaar op de knieën”. „Mijn vrees is dat we onze gezinsvorming laten bepalen door de middelen die beschikbaar zijn. Of door de algemeen aanvaarde praktijk.”
Opvallend vond ze dat ze naar aanleiding van haar essay veel concrete situaties kreeg voorgelegd, met de vraag: Wat moeten wij? „Daar kan ik niets over zeggen. Het krijgen van kinderen is iets tussen God en een echtpaar. We hebben graag een handelsrelatie met de Heere, maar Hij wil een liefdesrelatie. Als die er is, bespreek je alles met Hem. Kern van mijn verhaal was dat die afhankelijkheid bepalend is, ongeacht tot welke keuze je komt. Het gaat om de sfeer waarin de Bijbel ons wil doen denken.”
Gezinsvorming hoort een zaak van gebed te blijven, is haar conclusie. „Als je de Heere in je concrete situatie om raad vraagt, met de bereidheid te doen wát Hij ook zegt, mag je antwoord verwachten. Door Zijn Woord of door de omstandigheden.”
Dit is het zevende deel in een serie naar aanleiding van het RD-onderzoek onder jongvolwassenen uit orthodox-christelijke kring. Vandaag: gezinsvorming. In Puntkomma maandag deel 8: de nieuwe refo en homoseksualiteit.
„Een man moet zijn verstand gebruiken”
Over gezinsvorming wisselden Jan (47) en Rieta (44) Brinkman in hun verkeringstijd geen woord. „Je weet niet of je kinderen zult krijgen”, zegt Jan, zzp’er in de bouw. „In Staphorst wordt sowieso niet gemakkelijk over dit onderwerp gepraat.”
Inmiddels hebben ze zes jongens, in de leeftijd van 5 tot 19 jaar. Het echtpaar uit Staphorst stelde geen limiet aan het aantal kinderen. „Ik had zoiets van: we zien wel hoeveel er komen”, zegt Rieta, parttime werkzaam in de thuiszorg.
Het gebruik van anticonceptiepil of condoom was voor het hersteld hervormde paar nimmer een optie. „Die passen volgens ons niet bij wat de Bijbel leert over het krijgen van kinderen, afgezien van medische redenen.” Wel zijn ze van mening dat het lichaam van een vrouw niet is toegerust voor het baren van kind na kind. „Je moet als man je verstand gebruiken”, vindt Jan. „Wij denken dat er tussen de kinderen minstens twee jaar moet zitten. Door periodieke onthouding hebben we altijd gezorgd voor een periode van lichamelijk herstel voor Rieta.” Haar regelmatige cyclus maakte dat relatief eenvoudig. „Dat heb ik me eigenlijk nooit gerealiseerd”, bekent ze. „Ik weet niet beter.” Belangrijk is voor Jan dat er altijd ruimte blijft voor een kind, ook als een zwangerschap onverwachts komt. „Het blijft een geschenk van God.” Hij heeft de indruk dat deze opvatting in het orthodoxe Overijsselse dorp breed wordt gedragen, gezien de nog altijd forse omvang van de gezinnen.
De term ”voltooid gezin” klinkt het echtpaar onplezierig in de oren. Toch betrapt Rieta zich er geregeld op dat ze de jongste „onze Benjamin” noemt. „Maar mocht er nog één komen, dan is het goed.” Er zou binnen de gereformeerde gezindte wel wat meer over dit onderwerp gesproken mogen worden, vindt zowel Jan als Rieta. „Het is belangrijk genoeg. En vrijwel elk echtpaar heeft ermee te maken.”
„We kregen niet voor niets prachtige cyclus”
Met de komst van haar eerste kind zegde Marlene Vlastuin (29) uit Veenendaal haar baan als onderwijzeres op, om zich volledig te kunnen richten op haar taak als moeder en de baby op klassieke wijze te kunnen voeden. Op alle terreinen kiest ze voor een zo natuurlijk mogelijke leefwijze. Samen met haar man volgde ze een cursus Sensiplan. „Om nauwkeurig te kunnen bepalen wanneer ik vruchtbaar ben. Vanaf ons trouwen stonden wij open voor kinderen.”
De oudste is inmiddels vier, de jongste een jaar. De huismoeder voedt het meisje naar behoefte. „Daardoor blijft de vruchtbaarheid lang uit. Door dagelijks je temperatuur en het baarmoederhalsslijm bij te houden, weet je of je een eisprong hebt gehad. Het is goed om er in alle rust voor je kind te zijn en het een paar jaar borstvoeding te geven voor er weer een kindje wordt geboren.”
Natuurlijke gezinsvorming vraagt maandelijks een periode van onthouding. Of incidenteel gebruik van een condoom. Hormonale anticonceptie is voor Vlastuin, nu zelf Sensiplan-consulente, geen optie. „God heeft ons niet voor niets zo’n prachtige cyclus gegeven, met daarin een vruchtbare en een onvruchtbare periode. Het is tegennatuurlijk om die met een pil uit te schakelen.” Een extra voordeel van natuurlijke anticonceptie is het eraan verbonden gesprek over seksualiteit. „De pil is uitsluitend iets van de vrouw. Onthouding heeft bovendien een mooie kant. Je geniet daarna meer van de seksuele gemeenschap.”
Opvallend is voor de christelijke gereformeerde huismoeder dat in nogal wat reformatorische gezinnen de eerste kinderen snel na elkaar komen, waarna een volgende zwangerschap jaren wordt uitgesteld. „Het lijkt me meer in overeenstemming met de schepping om door de originele wijze van voeden voor een natuurlijke spreiding te zorgen.”
Een derde geënquêteerden bepaalt vooraf ideale kindertal
Een meerderheid van de reformatorische jongvolwassenen acht het gebruik van voorbehoedsmiddelen verantwoord, zo blijkt uit de RD-enquête. Van de ondervraagden zegt 29 procent het zeer eens te zijn met een stellingname over de toelaatbaarheid ervan; nog eens 34 procent is het er een beetje mee eens.
Het maakt wel uit om welke reden mensen de gezinsgrootte willen reguleren. Betreft het medische redenen, dan acht 96 procent het gebruik niet bezwaarlijk. Het draagvlak voor gezinsregulering om financiële redenen of omdat het gezin als voltooid wordt beschouwd, is kleiner: respectievelijk 35 en 26 procent.
Gevraagd is ook of stellen met het oog op de gezinsvorming vooraf het voor hen ideale kindertal bepalen. Ongeveer een derde (33 procent) antwoordt daarop bevestigend.
Kerkverband
Een enquête onder lezers van het reformatorische familieblad Terdege in 2008 wees uit dat 80 procent van de ondervraagden het zonder medische redenen gebruiken van voorbehoedsmiddelen destijds geoorloofd vond. Het draagvlak hing volgens deze enquête mede af van het kerkverband waartoe de ondervraagde behoort.
Die samenhang blijkt ook uit het RD-onderzoek. Van de ondervraagden uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten steunt respectievelijk 42 en 33 procent de stelling over voorbehoedsmiddelen. Van de deelnemers uit de Gereformeerde Gemeenten staat 58 procent erachter, van degenen uit de Hersteld Hervormde Kerk en de Christelijke Gereformeerde Kerken respectievelijk 62 en 77 procent.
Naast het kerkverband speelt ook de leeftijd een rol. Zo vindt van de 26- tot 30-jarigen 40 procent gezinsregulering vanwege financiën acceptabel, en van de 36- tot 40-jarigen 26 procent. Tegen gezinsplanning omdat de gewenste gezinsomvang is bereikt, zegt 71 procent van de 36- tot 40-jarigen nee; beduidend meer dan de 59 procent van de 26- tot 30-jarigen. De oudste leeftijdscategorie wijst ivf wanneer een natuurlijke zwangerschap uitblijft ook vaker af dan de jongste: 40 versus 27 procent.
Ook opleiding speelt mee: hoger opgeleiden hebben minder moeite met geboortebeperking vanwege de gewenste gezinsomvang én met ivf dan lager opgeleiden. Aan het onderzoek deden echter te weinig lager opgeleiden mee om hierover nauwkeurige uitspraken te kunnen doen.