RD-serie (6): De nieuwe refo over onderwijs
Van de jongvolwassen refo’s kiest 76 procent een reformatorische basisschool voor zijn kinderen en is 6 procent er nog niet uit. Voor reformatorisch voortgezet onderwijs liggen die percentages op respectievelijk 62 en 27. „Het vanzelfsprekende is er af.”
Pieter Moens, bestuurder van de reformatorische scholenorgani- satie VGS, en Jaap van Dam, bestuurder van het Ichthus College in Veenendaal, constateren in een gesprek over de enquête hetzelfde: „Jonge ouders kiezen zelfbewust een school voor hun kinderen. Ze letten niet alleen op de identiteit, maar ook op het pedagogisch klimaat, het zorgaanbod, de examenresultaten en de manier waarop hun kinderen worden voorbereid op de pluriforme samenleving.”
Van Dam: „Zeker in het voortgezet onderwijs. Het Ichthus combineert een reformatorische grondslag met een breed toelatingsbeleid. Daardoor komen onze leerlingen met verschillende meningen in aanraking. Net als straks op de hogeschool of universiteit. Diversiteit zorgt ervoor dat leerlingen met verschillende opvattingen over uiterlijkheden en tradities met elkaar in gesprek komen. Ik zie er op het Ichthus mooie dingen van. Een meisje vertelde: Ik heb hier door evangelische klasgenoten geleerd over het geloof te praten.”
Basiswaarden
Moens, oud-leerling van het Ichthus: „Het is misschien niet zo bekend, maar 40 procent van de VGS-scholen heeft een open toelatingsbeleid. Denk aan de traditionele dorpsscholen met de Bijbel. Toch begrijp ik het als ouders, zeker wat de basisschool betreft, kiezen voor de veilige mogelijkheid: een school die aansluit bij de basiswaarden van het reformatorische gezin.”
Niettemin kunnen reformatorische ouders „valide” argumenten hebben om voor een andere school van christelijke signatuur te kiezen, erkent Moens. „Dat kan de behoudende school op het dorp zijn. Ouders hebben daar soms zelf op gezeten en zeggen: Het is een goede school; die willen we in stand houden. Dat doen we liever dan 10 kilometer rijden naar een reformatorische school verderop.”
Van Dam: „Ik schrik ervan dat van de ouders die niet voor een reformatorische middelbare school kiezen, 21 procent dat doet omdat de sfeer op de dichtstbijzijnde reformatorische school hen niet aanspreekt en 25 procent omdat ze vinden dat reformatorische scholen een te beschermd milieu bieden. Strenge kledingregels bijvoorbeeld kunnen duidelijkheid geven, maar leerlingen gaan de grenzen opzoeken. Ik sprak een meisje dat op de refoschool werd gepest omdat haar rok te lang was. Van haar verwachten we hier dat ze respectvol omgaat met meiden in een broek.”
Moens: „Diversiteit geeft soms problemen. Denk aan het klassenfeest met een bezoek aan de bioscoop. Een aantal leerlingen doet daar niet aan mee. Het nadeel van uniformiteit is de groepsdruk rond kleding en sociale media. Ook de verschillen tussen kerken maken het soms lastig. Een buitenstaander zei: Jullie hebben goud in handen, maar communiceren zo moeizaam.”
Niet meemaken
Zo’n 85 procent van de jonge refo-ouders verwacht dat de bekostiging van het reformatorisch onderwijs in de toekomst gevaar loopt. Van Dam, relativerend: „Je kunt altijd veilig aangeven dat de bekostiging ooit wel een keer zal veranderen. Maar, zullen veel ouders erbij denken: Dat ga ik met mijn kinderen niet meer meemaken.”
Moens: „Ik ben ervan overtuigd dat ouders geld overhebben voor het in stand houden van reformatorische scholen. Dat blijkt uit de verbondenheid die er is. Het gaat om Bijbels onderwijs voor hun kinderen. In Canada zijn ouders bereid flink te betalen voor reformatorisch onderwijs.”
Van Dam: „Ik ben er niet zo zeker van dat het in Nederland ook zo werkt. Veertig procent van de ouders zegt ja op de vraag of ze bereid zijn te betalen. Maar als je een bedrag gaat noemen –ruim 7500 euro per gezin per jaar, zoals in Canada– dan daalt het percentage ineens naar 23 procent. Een veeg teken. Ik krijg nu al ouders aan de telefoon die zeggen: Ik kan de schoolwerkweek van 600 euro niet betalen. Dan is 7500 euro nog wel wat anders.”
Goud
Moens: „Dat de overheid het onderwijs betaalt, is zwaar verankerd in ons land. Maar als het zover komt dat we zelf moeten betalen voor onze scholen, hoe zit het dan met ons solidariteitsbeginsel? Ik ben daar redelijk optimistisch over.”
Van Dam: „Solidariteit gaat pas leven als we het erover eens zijn dat we goud in handen hebben. Dan moet er wel wat stof af. Ik maak me meer zorgen over de groeiende bemoeienis van de overheid met de inhoud van het onderwijs dan over de bekostiging.”
Meerderheid: bekostiging bijzonder onderwijs loopt gevaar
Driekwart van de jonge reformatorische ouders stuurt zijn kinderen naar een reformatorische basisschool, blijkt uit de enquête die deze krant onder reformatorische mensen van 26 tot en met 40 jaar hield. Achttien procent doet dat niet en 6 procent weet het nog niet. Van de mensen die hun kinderen niet naar een reformatorische basisschool sturen, zegt 60 procent dat een andere school van christelijke signatuur hun voorkeur heeft.
Wat het voortgezet onderwijs betreft stuurt 62 procent zijn kind naar een refoschool; 11 procent doet dat niet, 27 procent weet het nog niet. Als reden om kinderen niet naar een reformatorische middelbare school te sturen, zegt een kwart van de ouders: de dichtstbijzijnde reformatorische middelbare school is te ver weg. De sfeer op de refoschool spreekt mij niet aan, zegt 21 procent. Refoscholen bieden een te beschermd milieu, vindt 25 procent. „Ik kies voor reformatorisch onderwijs met een open toelatingsbeleid. Dat voorkomt een eng, nauw refomilieu”, zegt een moeder uit Gereformeerde Bondskring in de enquête.
Zeventig procent van de jonge ouders overlegt met zijn kinderen over de keuze van een middelbare school, maar bij slechts 4 procent is de stem van het kind doorslaggevend.
Ongeveer 85 procent van de ondervraagden denkt dat de bekostiging van het reformatorisch onderwijs door de overheid op termijn gevaar loopt. De helft van de ondervraagden is bereid te betalen voor het in stand houden van refoscholen. Nog eens 34 procent zegt: wellicht.
Als er een bedrag wordt genoemd van ruim 7500 euro per gezin per jaar, zoals in Canada, dan is 23 procent van de ouders bereid te betalen en zegt 39 procent: wellicht (zie grafiek). „De bekostiging van onderwijs door de ouders zou de betrokkenheid op de identiteit mogelijk sterk vergroten”, zegt een hersteld hervormde moeder.
Teleurstellingen
„Voor een vervolgonderzoek zou het interessant kunnen zijn om te bezien hoe ouders aankijken tegen de inhoud en de kwaliteit van het reformatorisch onderwijs”, oppert een vader, behorend tot de Gereformeerde Gemeenten. „Ik was altijd zeer loyaal, maar ben door teleurstellingen in onze eigen scholen kritischer geworden. Bij de schoolkeuze staat de identiteit voor mij nog steeds op één. Toch zijn onze kinderen naar niet-reformatorische scholen gegaan, omdat ze op de reformatorische school vastliepen, mijns inziens door onvoldoende professioneel personeel.”
Ben de Jong (30) uit Rhenen heeft „een warm gevoel” bij zijn middelbareschooltijd op het Van Lodenstein College in Amersfoort. Toch worstelt hij met de vraag: „In hoeverre staan reformatorische scholen nog dicht bij de Bijbel en de Reformatie? Of hanteren ze een cultuur met eigen principes? Ik schrik als ik mijn zoontje van vijf over een langslopende moskeebezoeker hoor zeggen: Dat is een heel zondige man. Dat hoort hij op de reformatorische basisschool. De tegenstelling refo’s tegenover de rest zit er diep in.”
Een school is er om onderwijs te geven en is geen kerk, stelt De Jong, hersteld hervormd en vader van drie kinderen. „Toen wij ons eerste kind aanmeldden op de refobasisschool kregen we een welkomstpakket met dogma’s die tot de grondslag van de school behoren. Zoiets bevordert de versplintering. En hoe komt het dat schoolbesturen zich gedragen als een kerkenraad? Ze doen alsof hun gezag van God gekregen is en negeren de verantwoordelijkheid van ouders. Die hebben geen invloed op het beleid.”
Volgens de Jong, internist in opleiding, is het gesprek hierover moeilijk. „Er is te weinig openheid om te praten over de vraag: Wat is reformatorisch zijn en hoe geven we dit vorm in deze tijd? In een documentaire over leerlingen van het Rotterdamse Wartburg College stelt Bart-Jan Spruyt de vraag of ze genoeg zijn voorbereid op de boze buitenwereld. Ik werk in een seculiere omgeving, het Universitair Medisch Centrum Utrecht, en kan niks met deze vooroordelen en onjuiste tegenstelling.”
De Jong heeft zijn twijfels bij „de houdbaarheid” van reformatorische scholen. „Zeker als ouders ervoor moeten gaan betalen. De vraag speelt in ons gezin nog niet, maar ik betwijfel of ik mijn kinderen in de toekomst naar het Van Lodenstein College in Kesteren zal sturen. Misschien toch liever naar het Ichthus College in Veenendaal.”
„Vervoer kinderen kost ons 1900 euro per jaar”
Klaas-Jan den Hertog (31) in Brakel liet zijn kinderen aanvankelijk naar de plaatselijke christelijke school gaan. „We werden gevraagd door mensen uit onze kerk, de gereformeerde gemeente in Brakel, om met elkaar deze school, die een brede achterban heeft, te steunen. Ik zag daar wel wat in en heb zelfs in het bestuur gezeten. Vanuit de gedachte: Misschien kan ik op deze manier bijdragen aan het christelijke karakter.”
Toch liepen Den Hertog en zijn vrouw, ouders van vijf kinderen, naar hun zeggen tegen problemen aan. „Onze oudste, een meisje, kreeg vragen omdat ze altijd een rok aan heeft. Vriendinnen lopen in een broek. Ze had het gevoel er niet helemaal bij te horen. Ook gingen klasgenoten naar een dorpsfeest; zij mocht er van ons niet naartoe. Intussen daalde het aantal leerlingen uit de gereformeerde gemeente tot nog maar 8 procent.”
Den Hertog en zijn vrouw besloten 2,5 jaar geleden hun kinderen naar een andere school te sturen: de reformatorische Voetiusschool in Andel. „Onze kinderen gaan daar met een busje heen. Dat kost ons 1900 euro per jaar. Dat is een niet gering bedrag. Als accountmanager bij een transportbedrijf kan ik het betalen, maar zo’n bedrag raakt een jong gezin met één kostwinner behoorlijk. We hebben er echter geen spijt van. Wat onze kinderen nu meekrijgen aan Bijbelonderwijs op school heeft meer diepgang. Ze horen over ellende, verlossing en dankbaarheid en leren de catechismus.”
Als de schoolkosten verder zouden oplopen, bijvoorbeeld omdat ouders moeten gaan betalen voor reformatorisch onderwijs, dan vertrouwt Den Hertog erop dat de kerk bijspringt. „Het is goed om bijvoorbeeld op huisbezoek te vragen of ouders het financieel redden. De drempel is hoog om naar de diaconie te stappen, maar het hoort bij het gemeente zijn om elkaar te helpen.”
serie
De nieuwe refo
Dit is het zesde deel in een serie naar aanleiding van het RD-onderzoek onder jongvolwassenen uit orthodox-christelijke kring. Deze aflevering: onderwijs. In Puntkomma vrijdag deel 7: de nieuwe refo en gezinsvorming.