Geen bazen in de kerk
Een dominee moet zijn diaken onderdanig zijn, de ouderling zijn catechisant, de man moet zijn vrouw onderdanig zijn. Moderne opvatting? Rebelse puberpraat? Nee, verrassend misschien, maar dit staat in de Bijbel. Zowel bij het Bijbelgedeelte over gezag in de kerk in 1 Petrus 5, als bij het gedeelte over gezag in het gezin in Efeze 5, staat: wees elkáár onderdanig. Hoe kan dat? Eén moet toch de baas zijn? Hoe zit het met gezag in het Koninkrijk van God?
Gezag in de kerk is anders dan gezag in de wereld. Bij de opening van een avond over gezag in school, gezin of kerk wordt niet zelden gekozen voor Romeinen 13. Maar daar kun je stevige vraagtekens bij zetten. Romeinen 13 gaat nu juist niet over gezag in kerk, gezin of school. Het gaat over het gezag van de overheid. Daar gelden de sturingsmechanismen van deze wereld: zwaard, straf, wreken.
Niemand die dit hoofdstuk leest, kan het ontgaan dat Paulus magertjes spreekt over dit gezag: als je je goed gedraagt, heb je er geen last van. Blijf binnen dit kader dat God heeft ingesteld en geef de keizer wat des keizers is. Wat des keizers is, is afgedwongen belastinggeld, is dwang, macht en heerschappij. De oversten der volken voeren heerschappij, hun groten gebruiken macht. „Maar”, zegt Jezus, „zo zal het onder u niet zijn” (Mark. 10:42-43).
Ambtsdragers gebruiken dus, als het goed is, geen macht. In zijn eerste brief zegt Petrus het nog eens nadrukkelijk tegen de ouderlingen: geen heerschappij voeren (5:3). Een ouderling is geen baas over de gemeente, een man niet over zijn vrouw. Toch moet een vrouw de man onderdanig zijn en het gemeentelid de dominee. Hoe zit dat dan?
We maken hier vaak een denkfout. De een moet onderdanig zijn, dan is de ander dus de baas. Dat is werelds denken. Zo ziet de andere kant van de medaille in het Koninkrijk van God er niet uit. Het omgekeerde van onderdanig zijn is: jezelf opofferen voor de ander. Dienen in plaats van heersen. Liefde in plaats van macht. (Ef. 5:23, 25; Mark. 10:44, 45). Nu wordt ook duidelijk hoe dat elkáár onderdanig zijn in elkaar steekt. Degene die onder het gezag staat is onderdanig, terwijl degene die het gezag draagt, zijn belangen ondergeschikt maakt aan de belangen van de ander. Ziedaar het vreemde ‘machtsevenwicht’ in het Koninkrijk van God.
Voorbeeld zijn
Toch moeten ambtsdragers soms stevig de leiding nemen, gemeenteleden confronteren met een on-Bijbelse manier van leven, valse leer klip-en-klaar als ketterij aanwijzen. Hoe zit dat dan?
Om dit te kunnen plaatsen moeten we verder lezen in 1 Petrus 5. Petrus zegt: „Niet als heerschappij voerende over het erfdeel van de Heere, maar als voorbeelden voor de kudde.” In plaats van macht uitoefenen: voorbeelden zijn. Paulus is zo’n voorbeeld. „Wees dan mijn navolgers, gelijk ik van Christus.” Stel dat je een foto neemt van een schilderij van een mooie kathedraal in New Delhi. Je hebt dan een beeld van een beeld van het origineel. Zo benoemt Paulus zijn gezag. Neem mij maar als voorbeeld, want ik volg zelf weer het voorbeeld van Christus.
Gezag is ingebed in een ketting van onderdanig zijn. Gezag uitoefenen is je onder gezag stellen. Als een ouderling een gemeentelid vermaant, en dus gehoorzaamheid vraagt, is dat niet omdat hij heerschappij voert, maar omdat hij zelf gehoorzaam is aan de Opperherder. Zo laat hij zien wat hij vraagt. Een voorbeeld voor de kudde, gehoorzaam aan de Opperherder. Deze is Zelf het ultieme Voorbeeld. Christus is namelijk het beeld van God. „Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh. 14:7-9). Wie deze lijn niet van beneden naar boven maar andersom bekijkt, ontdekt nog iets anders: zo openbaart God Zich via mensen aan mensen. God wil Zichzelf laten kennen door een ambtsdrager die gezagsdrager is. Deze lijn van Godsopenbaring begint bij de gehoorzaamheid van Christus: „Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Ik heb voleindigd het werk dat Gij Mij gegeven hebt om te doen” (Joh. 17:4).
Speciale taak
Elkaar onderdanig zijn. Deze aansporing verwijst naar een tweede aspect van gezag. Gezag is niet verbonden aan de identiteit van mensen, maar aan situaties. Aan een roeping die iemand op een bepaald moment heeft. In de supermarkt staat de ouderling onder het gezag van zijn catechisant als die toevallig caissière is. Een dominee stelt zich bij een ontruiming onder het gezag van een gemeentelid. Een ambt is dus niet iets van ”zijn”, maar van ”hebben”. Een ambtsdrager is een gewoon gemeentelid dat op bepaalde momenten een speciale taak heeft. Hij is niet belangrijker dan anderen.
Paulus legt dat in 1 Korinthe 12 nog eens fijnzinnig uit aan deze gemeente, waar het niet goed ging met relaties. Hij doet dat aan de hand van een metafoor van het lichaam, waarin het oog niet belangrijker is dan het oor. Sterker nog, hand, voet en oog vallen meteen op, andere functies (zoals hart en nieren) zie je niet, maar ze zijn des te meer nodig. In de gemeente vallen sommige mensen met bepaalde gaven op, anderen zie je niet. Vergelijk de in het zwart geklede ambtsdrager die in ons kerkgebouw vaak letterlijk een opvallende plaats heeft, maar eens met een wijze, biddende vrouw op de achtergrond, een behulpzame jonge christen met weinig intellectuele gaven. Maar, zegt Paulus dan, deze laatsten zijn juist nodig en verdienen extra eer (vs. 22-24). En zij stralen door hun voorbeeld-zijn niet minder dan ambtsdragers een soort gezag uit: je wilt hen volgen in hun leven als christen.
Wat maakt het mogelijk dat gemeenteleden zo elkaars gezag aanvaarden? Daarover is Paulus niet onduidelijk. Op 1 Korinthe 12 volgt hoofdstuk 13: het lied van de liefde. Gezag in de gemeente is niet iets juridisch, maar iets vaderlijks; niet van moeten, maar van gunnen; niet van dwang, maar van liefde; niet van duwen maar van lokken.
Onrechtvaardigheid
Dezelfde liefde maakt het ook mogelijk om gezag te volgen als de dragers van gezag niet het voorbeeld van Jezus Christus vertonen. Om te buigen, als je geneigd bent boos te worden. Om te verdragen, ook als het echt onrechtvaardig is. Dat doet pijn. Dat is enorm moeilijk. Onmogelijk bijna, vooral als je net als Petrus je karakter tegen hebt. Daarom noemt Petrus dit tot twee keer toe genade. „Dat is genade als iemand om het geweten voor God zwarigheid verdraagt, lijdende ten onrechte.” „Hiertoe zijt gij geroepen”, zegt hij zelfs. Om de voetstappen na te volgen van Iemand, Die pas echt onrechtvaardig behandeld is door de ouderlingen en kerkelijke leiders (1 Petr. 2:19-23).
Het is begrijpelijk dat een gemeentelid boos wordt als hem in een door waarden gedragen gemeenschap als een kerk onrecht wordt aangedaan. Het is gemakkelijk om dan te gaan denken in termen van macht en onmacht. Mensen verzamelen om je standpunt kracht bij te zetten. Toch geldt voor iedere drager van het ambt aller gelovigen: niet heersen. Het denken en bidden richten op je eigen Voorbeeld: Jezus. Zijn voetstappen navolgen. En zo op jouw beurt ook weer een voorbeeld zijn voor anderen: niet met gelijke munt betalen, maar je voegen en het overgeven aan de Heere.
Natuurlijk sluit dit niet uit dat een christen zich geroepen kan weten om te doen wat zijn hand vindt om te doen. Om dingen in positieve zin te veranderen. Het sluit helemaal niet uit dat iemand soms voor een zaak moet staan omdat hij God meer gehoorzaam wil zijn dan mensen. Maar in alles met Christus als voorbeeld in het denken, handelen en voelen. Laat die gezindheid in u zijn, die ook in Christus Jezus was, zegt Paulus tegen de Filippenzen. Zoek je eigen belang niet, maar wees ootmoedig en acht de ander uitnemender dan jezelf. Wees elkaar onderdanig.
Geestelijk gezag
Uitspraken van kinderen van God over het bevindelijk leven worden in de tale Kanaäns soms gevleugelde uitdrukkingen. Sommige van deze uitspraken hebben in het geestelijk leven meer verwarring gegeven dan herkenning. Wanneer verdienen deze bevindelijke uitspraken gezag? Wie luistert naar het getuigenis van een gerespecteerd kind van God zou zich twee vragen moeten stellen. De eerste is: Merk ik in dit getuigenis dat deze man of vrouw zichzelf gewillig en voor honderd procent stelt onder het gezag van Gods Woord? De tweede vraag is of deze man of vrouw werkelijk nederig is: transparant tot op Christus. Wat die nederigheid betreft zou ik met een variant op C. S. Lewis willen zeggen: Iemand die nederig is, wijdt geen woorden of gedachten aan zijn nederigheid. Hij wijdt geen gedachten aan zichzelf. U zult zich zo iemand herinneren als een innemende persoon, die al uw aandacht wilde richten op de liefde en gepastheid van de Heere Jezus Christus.