Wat is separerende prediking? „Liefde tot jongeren” bracht ds. A. Moerkerken ertoe om een boekje te schrijven over dit onderwerp. Tegelijk vat hij de belangrijkste inzichten uit de predikkunde, de homiletiek, erin samen. „Als jongeren niet meer horen dat er een scheidslijn dwars door de gemeente loopt, dan heeft dat funeste gevolgen.”
De term separerende prediking wordt niet vaak meer gebezigd, constateert ds. Moerkerken, rector van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten. Veel erger vindt hij het dat er in de gereformeerde gezindte steeds minder gesepareerd wordt in de prediking. „Als ik het tenminste goed peil”, zegt hij er voorzichtigheidshalve bij.
In een van de zalen van het gebouw aan de Boezemsingel waar studenten worden opgeleid om predikant te worden, legt de predikant uit wat zijn drijfveren waren voor het schrijven van ”Separerende prediking. Gedachten over verkondiging van het Woord” (uitg. Den Hertog, Houten; 88 blz.). „Ouderen hoef je niet te vertellen dat er twee wegen zijn, dat er een wonder in het leven van een mens moet gebeuren om zalig te kunnen worden. Bij jongeren ligt dat anders. Dat geeft mij zorgen om de jeugd.”
Als een kerkelijke gemeente vanaf de preekstoel niet meer hoort dat er een scheidslijn „dwars door de gemeente loopt, dan heeft dat funeste gevolgen voor een levensovertuiging”, stelt hij. „Het is mijn overtuiging en ervaring dat wie zondag aan zondag onder een prediking zit waarin geen separatie wordt aangebracht, ten onrechte kan gaan geloven dat het goed met hem is.”
De eerste veertig bladzijden van zijn boek gaat ds. Moerkerken in op de methodiek van de prediking. Dit gedeelte bevat volgens hem een samenvatting van de belangrijkste inzichten op het gebied van de gereformeerde prediking. „Ik heb het geschreven als een soort handleiding voor predikanten, om op een rij te zetten wat methodisch gezien de beste manier is om een preek voor te bereiden. Dat moet niet onordelijk gaan, of beginnen met het lezen van een preek van een ander. Het gaat stap voor stap.”
Het tweede deel van het boekje gaat over separatie in de prediking. Ds. Moerkerken: „Misschien dat het mensen opscherpt. Dat ze de vraag stellen: Hoe is de boodschap waar ik onder verkeer? Of voor predikanten: Hoe is de boodschap die ik breng? Is die separatie aanwezig? Het gaat om je ziel voor de eeuwigheid. Dat is iets ernstigs. Je kunt je bedriegen. Dat moet blootgelegd worden in de prediking.”
Wat is separerende prediking volgens u?
„Het gaat niet alleen om het aanbrengen in de prediking van het onderscheid tussen bekeerd en onbekeerd, maar ook om onderscheidenlijk preken. Dan komen we op de bekende standen in het genadeleven. Er zijn geoefenden en minder geoefenden. Er zijn er voor wie Christus nog zo verborgen is, maar er zijn er ook die meer kennen. De prediking moet voedsel hebben voor al die stadia. Aan de andere kant: onbekeerden zijn ook niet eender. Er zijn er die vreselijk onverschillig zijn, die slapen onder de dienst of spotten, bij wie je de weerzin van hun ogen afleest. Maar er zijn er ook die aangedaan zijn. Je zou al gauw het goede van hen denken, ware het niet dat de Bijbel ook spreekt van de tranen van Orpa.”
Ds. Moerkerken noemt de 17e-eeuwse predikant Abraham Hellenbroek (1658-1731), schrijver van onder meer het bekende vragenboekje voor catechisanten, als zijn „grote voorbeeld” als het gaat om de manier van preken. „Eerst komt hij met een uitstekende exegese. Als je Hellenbroek gelezen hebt, hoef je eigenlijk weinig meer te onderzoeken. Daarna komt er als het ware een spatie in de preek en vervolgens gaat hij de scheiding trekken. Het mooie is dat geen twee preken van Hellenbroek hetzelfde zijn. De toepassing komt steeds op uit de tekst. Die manier van separeren geeft iets levendigs aan de boodschap.”
U verdedigt het bepreken van standen in het genadeleven. De zinsneden daarover lijken een zekere ergernis te laten doorschemeren.
„Dat is waar ik inga op verwijten waarbij er naar mijn mening van de separerende prediking een karikatuur gemaakt wordt. Die zou kunnen verworden tot een christenprediking, een kenmerkenprediking waarbij de mens centraal komt te staan. Zo wordt in onze kerken niet gepreekt. Hebt u ooit in uw leven een predikant in onze gemeenten horen spreken tot de verworpenen of de uitverkorenen? Die scheidslijn kan een predikant niet trekken.”
Daar waar u schrijft over uw zorgen, verwijst u een aantal keren naar de publicaties uit 1965 van prof. dr. C. Graafland, over verschuivingen in de prediking binnen de Gereformeerde Bond in de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk. Richten uw zorgen zich in het bijzonder op de Gereformeerde Bond?
„Ik heb zo veel mogelijk vermeden om kerkgenootschappen te noemen. Nu en dan valt er een naam, maar ik wil er geen persoonlijke polemiek van maken. Dan landt de boodschap niet. Het gaat mij niet om personen of kerkverbanden, men moet zich de záák aantrekken.”
Regelmatig haalt u de gereformeerde hoogleraar T. Hoekstra (1880-1936) aan, schrijver van de ”Gereformeerde homiletiek”. De vrijgemaakt gereformeerde hoogleraar C. J. de Ruijter schreef in 2013 een homiletiek en stelde: Hoekstra sprak vanuit de derde persoon: Wij weten de waarheid en verkondigen u de waarheid. Maar de moderne hoorder heeft zijn eigen waarheid, die hij voor de gepredikte waarheid kan stellen.
„De vraag wat de lezer in de tekst ziet, is vandaag net zo relevant als de vraag wat de tekst tot de lezer heeft te zeggen. Ik vind dat fundamenteel onjuist. Natuurlijk verkeert de lezer in zijn eigen leefwereld en zal de betekenis van de tekst getransponeerd moeten worden naar de wereld en de denkwijze waarin wij heden leven. Maar waar het om gaat is: de Schrift heeft gezag. En de Schrift wil, om een Bijbelse uitdrukking te gebruiken, onze harten en onze gedachten gevangennemen onder de tucht van het Woord. De predikant moet op de preekstoel kunnen zeggen: Alzo zegt de Heere. En niet: Voelt u dat ook zo?”
Dr. J. Hoek zegt: De prediking moet gaan over het leven van vandaag, het mag geen herkenningstune zijn. Tegelijk zegt hij: Een prediking zonder oproep tot bekering, dat is geen preek.
„Ik zou eraan toe willen voegen: zonder separatie is het geen preek. Daar hoort de oproep tot bekering natuurlijk bij. Kijk, je kunt van onbekeerd bekeerd worden. Die boodschap moet evenzeer doorklinken. Maar dit boekje gaat niet over appellerende prediking of de oproep tot bekering, maar over separerende prediking. Dus heb ik daarop de nadruk gelegd.”
U behandelt in het tweede deel ook de twee- en drieverbondenleer. De discussie daarover lijkt geluwd te zijn.
„De discussie hoor je niet, maar als het gaat om de praktijk van de drieverbondenleer, dan is die nog heel levend. Wat belooft God bij de heilige doop aan het gedoopte kind? Belooft Hij aan elk gedoopt kind hetzelfde? De drieverbondenleer zegt: Ja. Gods beloften gelden elk gedoopt kind, hoofd voor hoofd. Nee, zegt de tweeverbondenleer. Gods beloften gelden de uitverkorenen, maar de aanbieding van de genade, de nodiging van het Evangelie, komt aan allen. Het blijkt dat als je deze dingen aansnijdt, de gemoederen binnen een paar minuten tamelijk verhit kunnen worden. Dus het is wel degelijk levend, maar de termen twee en drie verbonden worden minder gebruikt.”
Wat doet het met u als u juist op de punten van verbond en de standenleer bekritiseerd wordt?
„Op den duur heeft het me beschadigd. Ik ben 23 jaar hoofdredacteur van De Saambinder geweest en heb heel veel kritiek gekregen. Dat heeft me toch wel geraakt. Toch verdedig ik de dingen die mij lief zijn. Als die worden gekarikaturiseerd of aangevallen, mag je ook wel een beetje verontwaardigd worden.”
Uiteindelijk, zo stelt u, gaat het om Christusprediking. Wat moet dan vooropstaan?
„Homiletisch gezien: uitleg en toepassing van het Woord van God. Je kunt het ook anders zeggen: de prediking moet Schriftuurlijk-bevindelijk zijn. Wat ik ook heel graag zeg is: De prediking moet trinitarisch zijn. De bron van de boodschap ligt in Gods welbehagen. De grond van de boodschap ligt in Christus’ offerande en de kracht van de boodschap ligt in het toepassende werk van de Heilige Geest. Dat trinitarische, dat geeft de prediking ook kracht. Toen ik ruim veertig jaar geleden de kansel opging, vroeg ik me af: Haal ik het woordje amen wel, haal ik de anderhalf uur wel, of ben ik na vijf minuten klaar? Nu is het meer: Hoe krijgt de Heere de eer, hoe wordt God verheerlijkt? Wat ik onder aan de kansel meestal vraag, is wat we lezen in het doopformulier: Heere mag deze dienst zijn tot Uw eer, tot onze troost en tot stichting van de gemeente?”
Ds. A. Moerkerken (68) is rector van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten. Hij studeerde theologie in Utrecht en werd in 1972 toegelaten tot de predikantenopleiding van de Gereformeerde Gemeenten. Ds. Moerkerken was predikant in Nieuw-Beijerland (1974) en Gouda (1987). Vanaf 1980 is hij docent aan de Theologische School. In de loop der jaren gaf hij de vakken kerkgeschiedenis, exegese en hermeneutiek. In 1995 volgde hij ds. K. de Gier op als rector van de Theologische School. Sinds 1996 heeft hij de status van emeritus predikant. Ds. Moerkerken schreef meer dan twintig boeken. De meest recente zijn ”Zin en mening” (2010), een bezinning op de uitleg van de Heilige Schrift, en ”De witte bladzijde” (2012), over de periode tussen het spreken van de laatste profeet en de geboorte van Christus.
„Wij wezen vroeger reeds op een tekst als 1 Johannes 3:10. Maar er zijn veel méér plaatsen te noemen. Men sla eens op 1 Korinthe 10:1-12 (alle kinderen Israëls zijn door de Rode Zee doorgegaan, maar in het merendeel van hen heeft God geen welgevallen gehad), Hebreeën 6:4-8 (men kan het goede Woord Gods gesmaakt hebben en afvallig worden), Jacobus 2:14-26 (men kan een dood geloof hebben zonder de werken). Daar en op vele andere plaatsen gaat het over zaken binnen de gemeenten. Nu nog afgezien van het feit dat wij in de apostolische brieven geen preken, maar zendbrieven voor ons hebben (het houden van het preek en het schrijven van een brief is niet hetzelfde!), is het voor ons geen twijfelachtige zaak dat de apostelen in hun prediking reeds de grote scheidslijn hebben getrokken én dat zij de standen in het geestelijke leven hebben erkend en geleerd.
Wie zich nader verdiepen wil in de manier waarop de apostelen hun gemeenten hebben beschouwd, moet zich eens verdiepen in de voorrede op de bekende Keurstoffen van Smijtegelt. Die voorrede gaat over ”De noodzakelijkheid van een ernstige en onderscheidende predikwijze”, en is geschreven door Johannes van Diesbach, ”lidmaat der hervormde gemeente van ’s-Gravenhage”.”
(”Separerende prediking”, blz. 72-73)
Lees ook
Ds. Moerkerken 40 jaar predikant – interview (Reformatorisch Dagblad, 05-09-2014)
Schatgraven in de Schrift – interview n.a.v. zijn boek “Zin en mening” (Reformatorisch Dagblad, 17-11-2010)
Ruimte voor moerbeikweker en ossenherder : Ds. Moerkerken: Wie morrelt aan Genesis, morrelt vroeg of laat ook aan de hemelvaart (Reformatorisch Dagblad, 09-07-2009)
Serie ‘Wij’ – over separerende prediking:
Deel 1 (De Saambinder, 13-10-2005)
Deel 2 (De Saambinder, 20-10-2005)
Deel 3 (De Saambinder, 17-11-2005)
Deel 4 (De Saambinder, 24-11-2005)
Deel 5 (De Saambinder, 01-12-2005)
Slotdeel (De Saambinder, 08-12-2005)