Siberische week
De spectaculaire winter van 1978-1979 ligt velen nog vers in het geheugen. Na acht aaneengesloten zachte winters beleeft Nederland de koudste jaarwisseling sinds 1890. Overal in Nederland vriest het 10 tot 20 graden, bij een snijdende wind en stuifsneeuw.
Op oudejaarsdag 1978 wordt vooral het zuiden van Nederland getroffen door een sneeuwstorm bij extreem lage temperaturen van 10 tot 15 graden onder nul. In de noordelijke provincies daalt het kwik gedurende vier opeenvolgende nachten zelfs tot Siberische temperaturen tot beneden de -20 graden. Weeramateurs kunnen hun geluk niet op; de meeste mensen zijn echter iets minder enthousiast. De koudegolf duurt van 30 december tot 6 januari. Heel Noordwest-Europa is stevig in de greep van de winter en de moeilijkheden zijn groot. In Scandinavië komen temperaturen voor van 40 tot 50 graden onder nul.
In totaal was er in de 20e eeuw op zeker 22 dagen in Nederland sprake van een sneeuwstorm. Een van de hevigste treft de noordelijke helft van het land medio februari 1979. Na het nodige kwakkelweer raakt met name het noorden van Nederland opnieuw in de greep van een koudegolf.
Het noodweer begint op de 14e. Het noorden van het land ondergaat vanaf die dag ongeveer negentig uur lang een zware driftsneeuw. De wind bereikt in vlagen snelheden van 100 kilometer per uur en de sneeuwduinen reiken tot hoogtes van wel 7 meter. Delen van het land boven de lijn Harderwijk-Amsterdam worden van de buitenwereld afgesneden. Schier eindeloze sneeuwstormen, die verscheidene dagen aanhouden, teisteren het land. In Sneek moet een weeramateur een tunnel door de sneeuw in zijn achtertuin graven om bij zijn meetapparatuur te kunnen komen.