Kerk & religie
Vechten voor erfenis Hus

Met de gewelddadige dood van de ketter Johannes Hus in 1415, nu zes eeuwen geleden, kon de Katholieke Kerk nog geen punt achter de kwestie zetten. Diens navolgers zetten de hervorming van de Boheemse kerk voort, soms zelfs gewapenderhand.

9 July 2015 15:01Gewijzigd op 15 November 2020 20:21
Standbeeld van Jan Ziska, militair leider van de hussieten en stichter van Tabór. beeld RD
Standbeeld van Jan Ziska, militair leider van de hussieten en stichter van Tabór. beeld RD

Hus had de vinger op de zere plek gelegd en allerlei misstanden in de kerk aan de kaak gesteld: de verwereldlijking van de geestelijkheid, de aflaathandel, het pauselijk gezag en de kerkelijke hiërarchie. Dat kostte hem zijn leven. Het concilie van Konstanz veroordeelde hem tot de brandstapel.

Maar waar de kerkelijke top op had gehoopt, gebeurde niet: het werd niet rustig in Europa. Niet minder dat 452 Boheemse edelen tekenden meteen protest aan tegen de terechtstelling van Hus. Hun brief, zwaar door de honderden zegels die eraan hingen, is al die eeuwen bewaard gebleven.

Een oorlog leek onvermijdelijk, want met de veroordeling van Hus’ leer waren zijn aanhangers meteen ook ketters geworden. Nog voor het einde van het concilie in Konstanz in februari 1418 vaardigde de nieuwe paus Martinus V een bul uit tegen de hussieten, wat formeel betekende dat de inquisitie zich met de nieuwe beweging ging bemoeien. Twee jaar later riep de paus op tot een kruistocht tegen de Boheemse scheurmakers. In het Duitse rijk werd een speciale belasting geheven voor de strijd tegen de hussieten.

Kelk

De navolgers van Hus vatten hun reformatieprogramma samen in de zogenoemde vier artikelen. Ze vonden dat gemeenteleden tijdens de communie zowel brood als miswijn, dus „beide gedaanten”, moesten ontvangen. Verder pleitten ze voor de vrije verkondiging van het Woord van God, de afschaffing van kerkelijke goederen en een openbare veroordeling van de zonden van geestelijken.

Al snel bleek dat de hussieten grote moeite hadden de eigen gelederen te sluiten. De meer gematigde aanhangers werden calixtijnen (van het Latijnse woord ”calixta”, kelk) genoemd, of utraquisten (”sub utraque sepecie”, onder beide gedaanten). Dan was er nog de meer radicale tak, die al tijdens een hussitische synode in 1418 zijn stempel op de beweging drukte. Deze kerkvergadering besloot onder meer om kinderen tot de communie toe te laten. Ook verwierp ze de leer van het vagevuur en de heiligenverering.

Tábor

Het waren de meer radicale hussieten die de grootste militaire successen behaalden, al vochten sommigen meer voor de buit dan voor het geloof. Hun leider was Jan Ziska, uitvinder van de mobiele artillerie. Op een heuvel in Zuid-Bohemen stichtten zij in 1420 een nieuw hoofdkwartier: Tábor. Daar zou alleen de wet van Christus moeten gelden.

Zeshonderd jaar later ligt Tábor nog steeds als een eiland in de groene velden van Zuid-Bohemen. Midden in het stadje staat een standbeeld van Jan Ziska, met zijn wapen in de hand, zijn mantel losjes omgeslagen. Hij kijkt uit op het centrale plein, omringd door huizen met kleurige laatgotische en renaissancegevels. Met één oog, Ziska verloor het andere tijdens een gevecht waaraan hij deelnam. Sindsdien droeg hij een ooglapje.

Onder Ziska’s leiding versloegen de hussieten vijf kruisvaarderslegers. Of eigenlijk vier, want één sloeg er al op de vlucht toen ze het lied ”Gij die Gods strijders zijt!” aanhieven. Ziska verloor later, tijdens de belegering van de burcht Rabí, zijn tweede oog, maar bleef desondanks het leger aanvoeren.

Jordaanmeer

Het centrum van Tabór bestaat uit een wirwar van straatjes, waar overal zijn bouwvakkers en schilders bezig zijn om oude panden op te knappen. Het stadje werd tijdens de Dertigjarige Oorlog tweemaal –in 1621 en 1648– deels verwoest, maar er zijn toch nog wat bouwwerken uit de veertiende eeuw bewaard gebleven, zoals delen van de stadsmuur en een stadspoort. Het Jordaanmeer, het oudste kunstmatige waterreservoir van Europa, stamt uit 1492. De belangrijkste kerk van het stadje, met de breedvoerige naam ”Decanaatskerk van de gedaanteverwisseling van de Heer op de Taborberg”, is van iets latere datum: 1512.

In het laatgotische stadhuis, waarvan de bouw in 1440 begon, is het Hussieten Museum gevestigd. Een tentoonstelling vertelt aan de hand van historische voorwerpen, documenten en geluidsfragmenten de bewogen geschiedenis van de Boheemse kerkhervormer en zijn volgelingen. Hier zijn ook de wapens te zien die de boerenkrijgers gebruikten: dorsvlegels, hooivorken, zeisen, handkanonnen, bogen, zwaarden en morgensterren. Ziska zag zichzelf als „het zwaard van God”, dat de vijanden moest straffen.

Reformatie

Mede door de militaire successen van de hussieten zagen de katholieken zich genoodzaakt over een vredesverdrag te onderhandelen. Ze gingen akkoord met de vier artikelen, als die de macht van de geestelijkheid maar niet zouden inperken. Dat betekende dat de hussieten hun geloof in Bohemen vrij mochten belijden. De calixtijnen stemden dan ook in met het verdrag, maar de taborieten vochten verder. Die werden een jaar later, in 1434, verslagen.

Sindsdien namen de hussieten een wat geïsoleerde positie in binnen de Katholieke Kerk. Tot de zestiende eeuw, toen de meesten aanhangers van Johannes Hus verdergingen in het spoor van de Reformatie.

De verloren slag op de Witte Berg in 1620 betekende een grote aderlating voor de hussieten in Bohemen. Wie zich niet tot het rooms-katholicisme bekeerde, moest het land verlaten. Duizenden vertrokken, onder wie de bekende geleerde Jan Amos Comenius, die zich in Naarden vestigde.

Secularisatie

In het huidige Tsjechië hebben de hussieten of Boheemse broeders veel van hun maatschappelijke betekenis verloren. De secularisatie sloeg hard toe. Minder dan 1 procent van de 10 miljoen inwoners bezoekt regelmatig een protestantse dienst. Vooral na de val van het communisme in 1989 daalde het aantal christenen in het land sterk. Twintig jaar geleden waren er zo’n 4,5 miljoen rooms-katholieken, nu is daar nog maar een derde van over. Telde de Kerk van de Tsjechische Broeders in 1991 ruim 200.000 leden, nu zijn dat er nog 50.000.

Maar af en toe is er in het straatbeeld nog iets van het hussitische verleden te zien. Boven op de kerktorens staan geen hanen, maar avondmaalsbekers. Als een blijvende herinnering aan de strijd van Johannes Hus.

Dit is het laatste deel van een tweeluik over kerkhervormer Johannes Hus en zijn navolgers.

czechtourism.com

husitskemuzeum.cz

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer