Spreken met ds. L. Blok is ook spreken over zijn vader, ds. M. Blok. „Hij was geen vrome man die te koop liep met zijn geestelijke ervaringen, maar in alle eenvoud straalde hij uit hoe goed het is om de Heere te vrezen. Als hij bad aan tafel, kon je soms zomaar voelen dat het echt was. Ik mag niet idealiseren, maar ik heb een bijzondere vader gehad.”
Ds. Blok is net terug uit Israël. Hij schat dat hij er inmiddels tienmaal is geweest. Deze keer was hij er samen met zijn vrouw en enkele van hun kleinkinderen. „Zeg maar om aan het nakroost het land te laten zien waaruit onze Zaligmaker is voortgekomen.”
Liefde voor Israël is goed, maar moet wel beheersbaar blijven, vindt ds. Blok. „Natuurlijk is duidelijk dat de Heere door alle eeuwen heen Zijn hoge bemoeienissen met dit volk heeft willen hebben. Maar ik wil niet al te snel conclusies trekken in het vraagstuk of de aan Abraham gedane landbelofte aan Israël nog steeds geldt. En van een tweewegenleer, waarin de Joden Christus niet nodig zouden hebben voor hun zaligheid, moet ik niets hebben. Daarnaast waardeer ik het wel positief dat de Gereformeerde Gemeenten afstand hebben genomen van de vervangingstheologie. Dankzij het werk van ons deputaatschap voor Israël hebben we er zicht op gekregen dat je niet zomaar mag stellen dat de Kerk in de plaats van Israël is gekomen.”
Ds. Blok is een zoon van wijlen ds. M. Blok, overleden in 1961, te Rijssen. „Het sterven van vader heeft de Heere als een middel willen gebruiken om mijn leven te veranderen. Ik was toen achttien jaar. Op zijn sterfbed mocht hij een rijk getuigenis geven van Wie Christus voor hem geworden was. Daar heb ik gezien dat vader een goede ruil ging doen en dat ik onbekeerd was. Ik dacht: Och, wat zijn dat toch een gelukkig mensen, en ik ben zo ongelukkig. Ik raakte mijn vader kwijt, en dat was heel erg. Maar ik was ook God kwijt. En toen ontdekte ik dat dat nog veel erger was. In die tijd is Psalm 27 voor mij gaan leven: „Eén ding heb ik van de Heere begeerd, dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren.” Dat had in die tijd ook al betrekking op de dienst in Zijn Koninkrijk.
Ds. D. L. Aangeenbrug, die als predikant van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland toen ook in Rijssen stond, heeft vader op het laatst van zijn leven nog bezocht. Ze hebben aangenaam met elkaar gesproken. En toen vader overleden was, zei Aangeenbrug tegen z’n vrouw: „Vrouw, ons broertje is thuis, hoor.” Mooi he.”
Leen Blok ging in Utrecht geneeskunde studeren. Hij zou arts worden. „Dat heb ik één jaar geprobeerd, toen ging het niet meer. Alles brak me bij de handen af. Thuis zei ik: „Moeder, ik wil geen geneeskunde meer studeren, maar theologie.” Waarop ze zei: „Och jongen toch, daar kun je niet van leven.”
In Utrecht ging Blok theologie studeren. „Maar wat ik daar allemaal hoorde, over bronnensplitsing en moderne theologie, wat schrok ik daarvan. Het leek wel algebra. Ik kreeg het er benauwd van. Het deed me toch zo’n zeer, dat ze daar zo met Gods Woord omgingen. Toen ik in Utrecht kandidaatsexamen zou afleggen, riep de Heere me vanuit een woord uit Timotheüs: Predik het Woord; houd aan, tijdelijk, ontijdelijk, enzovoorts.”
Toen Blok een attest had ontvangen om zich te melden bij het curatorium van de theologische school in Rotterdam kwam er zo veel tegenop dat hij een briefje dacht te schrijven dat ze er bij het curatorium maar van af moesten zien. „Alles lag in de war. Ik maakte die avond een wandeling en daar sprak de Heere met kracht: „In de plaats van de vaderen zullen de zonen zijn.” Tijdens het curatoriumgesprek heb ik dat ook gezegd, dat in de plaats van de vaders de zonen gesteld zullen worden. Waarop de voorzitter, ds. A. F. Honkoop, zei: Nou, Blok, dat hadden wij ook gedacht.”
In tweeënhalf jaar tijd voltooide student Blok de opleiding in Rotterdam. „Ik had in Utrecht al theologie gestudeerd, dus dachten ze aan de Boezemsingel dat ik al heel veel zou weten. Maar dat bleek nogal tegen te vallen.”
Uw vader was predikant, uw oom is predikant, u bent het, en uw zoon studeert inmiddels ook in Rotterdam. Is het de gouden draad die wordt doorgetrokken door de geslachten heen?
„Laten we niet roemen in een mensengeslacht. Dat mijn zoon werd toegelaten tot de studie in Rotterdam was een wonder in m’n ogen. Ik had het op afstand al een poosje aangezien, had gedacht het wat te laten overzomeren en overwinteren. Maar de Heere trok door. Het is dus van de Heere geschied.”
Het aantal bestuurlijke functies dat u heeft gehad, is niet op twee handen te tellen. Hoe dat zo?
„Ik heb me nooit als zodanig gepresenteerd. Het kwam op mijn weg. Zitting nemen in besturen heb ik altijd met genoegen gedaan.”
Kan een predikant er ook te druk mee zijn?
„Nou! Soms is dat echt niet goed. De eerste prioriteit moet de prediking zijn. Maar ik moet toegeven dat dat niet altijd zo is. Tegen mijn studenten zeg ik altijd dat ze op maandag al moeten beginnen met het voorbereiden van hun preek, maar bij mezelf wordt het ook weleens eind van de week. Dat is niet goed. Ik wil het eerlijk bekennen. Je moet er als predikant alles aan doen om je preek goed voor te bereiden, in de wetenschap dat alleen de zalvende bediening van de Heilige Geest je helpen kan.
Soms heb je veel tijd besteed aan de voorbereiding, waardoor je onder aan de kansel denkt: Nou, dit zal wel gaan. En dan gaat ’t juist helemaal niet. Een andere keer was er te weinig tijd geweest waardoor je dacht: Och, och, hoe moet het toch! En dan ging ’t vanzelf. Ik hoor weleens van andere predikanten dat ze op donderdag of vrijdag al met de voorbereiding van hun preken gereed zijn. Ik ben pas klaar met mijn preken als ze gehouden zijn.”
Hoelang mag een kerkdienst duren?
„Ze zeggen van anderhalf uur. Ik heb hierin een slechte naam, want ik ben weleens lang van stof. Maar ik geloof dat ’t onderhand wel iets beter gaat.”
U was onder meer bestuurslid van de vereniging voor voortgezet onderwijs op gereformeerde grondslag te Amerfoort. Toen u aantrad zei ds. Van Haaren, de toenmalige voorzitter: „Het is hier gezellig en het kost niet veel tijd.”
„Het eerste klopte. Het tweede niet.”
Bij het overlijden van ds. Van Haaren werd u tot voorzitter gekozen. U zei in die tijd: „Met elkaar hopen we het pand, ons in het reformatorisch onderwijs toebetrouwd, te bewaren.” Is het gebeurd?
„Het pand bewaren, hoe zou het kunnen, als God geen wijsheid geeft? Ik weet natuurlijk goed dat het allemaal niet zo eenvoudig is, wil nu vanaf de zijlijn ook niet gemakkelijk kritiek hebben, maar ik ben er zeer bezorgd over. Onze jongeren hebben het zo nodig dat ze gewezen worden op God en Zijn Woord, opdat dat in leer en levensstijl gestalte mag krijgen. Wat betekent het om de Heere te mogen dienen en vrezen? Dan dóé je dus anders en dan zie je er ánders uit. Dat moet hun worden voorgeleefd, om hen te bewaren voor allerlei wereldgelijkvormigheid. Ik weet hoe groot de worsteling in het reformatorisch onderwijs is, maar wil oproepen niet toe te geven aan de tijdgeest. Staat op de wegen en ziet toe, zegt Jeremia, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin.” Dat geldt echter niet alleen het reformatorisch onderwijs. We zijn allemaal door de tijdgeest geïnfecteerd, op alle mogelijke gebieden. Ik ben bang dat de dijken gebroken zijn.”
Hoe kijkt u naar de jonge generatie?
„Ze zeggen dat ik een beetje een ouderwetse dominee ben. In mijn gemeente in Gorkum kwam ook de vraag om preekbespreking. Ik dacht eerst: Och, waarom moet dat nou? Maar we hebben het toch gedaan. En ik moet eerlijk zeggen dat het me heeft verbaasd hoe open je met jongelui vanuit de praktijk van het genadeleven kunt spreken over God en Zijn dienst. Ik kwam er de eerste keer blijmoedig en verkwikt vandaan. De jonge generatie is oprechter dan die van míjn jonge jaren, moet ik eerlijk zeggen.”
Op de salontafel in de Gorkumse pastorie liggen de boeken op stapels. Veel Engelse literatuur, van Philpot, Gadsby en Ambrosius’ ”Het zien op Jezus”. Misschien een voorliefde voor de Engelsen?
„Ook voor de Schotten, zoals de Erskines, Ook voor de Hollanders, zoals Vermeer, Van Lis en Avinck. „Ik wil álles wel lezen, als het er maar over gaat dat een mens aan het einde gebracht moet worden van alle eigengerechtigheid, als het er maar over gaat hoe Christus waarde krijgt voor een ziel en meer en meer gestalte krijgt in het leven van een verloren zondaar. We kunnen wel aangenaam lezen, weleens lief gekerkt hebben, wel wat indrukken hebben, maar dat is allemaal de Christus niet. Daarbij wil ik geen rechtvaardigmakingsdrijver zijn, zo van: het moet in het geestelijk leven zus en het moet zo. Ik houd de standen in het genadeleven hoog, maar we moeten van Gods werk geen schema’s maken, alsof de Heere daaraan zou moeten voldoen. Waar het op aankomt is dit: De mens moet kopje-onder gaan, opdat Christus waarde krijgt in het leven.”
Op de generale synode van oktober 2013 werd voor u een opvolger gekozen als docent aan de Theologische School. Nu zijn we in 2015. U bent er als docent nog steeds.
„Er was ook al een beetje afscheid van mij genomen. Er was een bundeltje gemaakt waarin bijna al mijn studenten en oudstudenten een stukje hadden geschreven. Prachtig. Vervolgens vroeg ds. A. Moerkerken of ik de Bijbelse talen nog wilde blijven geven. Nou, dat wilde ik wel. En voor het komende jaar blijf ik dat ook nog doen.”
U bent 72 jaar. U had met uw 70e met emeritaat mogen gaan.
„Het kan morgen veranderen, maar ik ben gezond en fit, voor zover ik weet. Het is goed dat die regeling er onder ons is dat je als predikant zonder medische noodzaak met je 70e met emeritaat mag. Het ambt van predikant is zwaar en alles moet met orde geschieden. De tijd dat men zei dat een predikant in het harnas moest sterven, is voorbij. Ik mag met emeritaat, maar ben nog niet zover.”
U wordt zelfs nog beroepen.
„Bij het laatste beroep heb ik gezegd: Mensen, ik ben 72 jaar. Zouden jullie dat nu wel doen, mij beroepen? Ik zit echt niet naar een beroep uit te kijken. Maar als de Heere spreekt, zou alles anders kunnen worden.”
Toen u in 1969 kandidaat werd gesteld, kreeg u 58 beroepen. Daarna kreeg u er in de afgelopen 46 jaar ongeveer 230. Hoe blijft een mens er nog bescheiden onder?
„Ooit kreeg ik op één dag twee briefjes. Een vrouw schreef me dat een preek van mij haar tot zegen was geweest. Het andere briefje was van iemand die zei dat ik maar beter kon stoppen met preken. Van de één krijg je een klap op je hoofd, door een ander word je bemoedigd. Maar inderdaad, een veertje heeft nog wind nodig om op te stijgen, een mens zit zelfs bij windstilte al boven in de boom. Terwijl een mens goed beschouwd, in het licht van de eeuwigheid, weinig voorstelt. Toen ik beroepbaar werd gesteld, zei ds. Honkoop over zo veel beroepen: „Blok, je moet maar zo denken: dat doen die gemeenten bij gebrek aan iemand anders.”
L. Blok
Leen Blok werd op 6 december 1942 in Rotterdam geboren in het predikantsgezin van ds. M. Blok. In Utrecht studeerde hij een jaar geneeskunde, daarna theologie. In 1965 werd hij toegelaten tot de theologische school van de Gereformeerde Gemeenten in Rotterdam. Zijn eerste gemeente was Beekbergen (1969), gevolgd door Capelle aan den IJssel (1973), Nunspeet (1979), Ermelo (1996) en Gorinchem (2007). Hij vervulde talloze functies in het kerkelijk leven. Sinds 1983 is hij docent aan de theologische school in Rotterdam. Daar geeft hij nog de Bijbelse talen. Ook is hij bestuurslid van de Gereformeerde Bijbelstichting.
Lees ook:
Verslag herdenking 40-jarig ambtsjubileum ds. L. Blok (De Saambinder, 04-06-2009)
“De mens is van zichzelf een gevaarlijk iets” - interview met ds. L. Blok n.a.v. 40 jarig ambtsjubileum (Reformatorisch Dagblad, 28-04-2009)
Verslag bevestiging/intrede ds. L. Blok te Gorinchem (De Saambinder, 13-09-2007)
Ds. L. Blok neemt afscheid van Ermelo (Reformatorisch Dagblad, 29-05-2007)
Verslag van de intrededienst van ds. L. Blok te Ermelo op 2 mei 1996 (De Saambinder, 04-07-1996)
Verslag van de bevestiging van ds. L. Blok in de gemeente van Ermelo door ds. P. Blok op 2 mei 1996 (De Saambinder, 27-06-1996)
Verslag van de afscheidsdienst van ds. L. Blok van de Gemeente Nunspeet op zondag 21 april 1996 (De Saambinder, 16-05-1996)
Ds. L. Blok nieuwe voorzitter in Amersfoort (Reformatorisch Dagblad, 17-02-1984)
Preken, hoe doet u dat? : Vraaggesprek met ds. L. Blok te Nunspeet (Daniël, 20-03-1981)
Intrede en bevestiging van ds. L. Blok te Nunspeet (De Saambinder, 01-02-1979)
Afscheid ds. L. Blok van Cap. a/d IJssel (Reformatorisch Dagblad, 04-01-1979)
Bevestiging en intrede van Ds. L. Blok te Capelle a/d IJssel (De Saambinder, 24-05-1973)
Afscheid van Ds. L. Blok te Beekbergen op 1 mei jl. (De Saambinder, 24-05-1973)
Bevestiging en intrede van ds. L. Blok te Beekbergen (De Saambinder, 08-05-1969)