De inhoud van de Dordtse Leerregels is grotendeels onbekend bij zijn studenten. Een woord als genade staat haaks op de wereld waarin ze leven. Aan dr. A. J. Kunz, docent en onderzoeker aan Driestar educatief, de taak om de gereformeerde belijdenis dicht bij jongeren te brengen. „We zijn slechts één generatie van de onkunde vandaan.”
De pastorie in het centrum van Katwijk heeft ds. Kunz (44) ingeruild voor een nieuwbouwwoning aan de rand van het vissersdorp. Geen vanzelfsprekende keus, want sinds augustus 2013 werkt de hervormde predikant als docent godsdienst en onderzoeker aan Driestar educatief in Gouda. „Als gezin hebben we besloten om hier te blijven wonen. We voelen ons thuis in Katwijk. Bovendien is de zeelucht goed voor mijn vrouw, die astma heeft.”
Zijn overstap bijna twee jaar geleden naar het onderwijs noemt hij „een overrompelend gebeuren. Als iemand mij een paar jaar geleden had verteld dat ik het gemeentepredikantschap zou verwisselen voor een baan als docent had ik hem niet geloofd.”
Zijn hart voor jongeren maakte dat hij solliciteerde bij Driestar educatief. „Er is sprake van een uitholling van de kennis van de Bijbel en van de belijdenisgeschriften onder jongeren. Ze leven in een zapcultuur, in een WhatsAppcultuur, waarin alles vluchtig en snel gaat; waarin Facebook meer binnen handbereik ligt dan de Bijbel.”
Als jongeren de inhoud van de belijdenis niet meer kennen, gaat er iets wezenlijks verloren, zegt ds. Kunz. „De grondlijnen uit de Schrift komen daarin aan bod: verkiezing, genade, wedergeboorte, rechtvaardigmaking, heiligmaking. Deze kernwoorden leren ons waar het in een leven voor Gods aangezicht op aankomt. De belijdenisgeschriften spelen in het lesprogramma van de pabo daarom een belangrijke rol.”
Aan de Driestar geeft hij godsdienstles, houdt hij zich bezig met identiteitsvraagstukken en onderzoekt hij hoe de gereformeerde belijdenis van betekenis kan zijn in het onderwijs. „Tijdens mijn promotietraject (zie kader, JvH) raakte ik steeds meer overtuigd van de relevantie van de belijdenisgeschriften voor het dagelijks leven in de kerk, op school en in het gezin. In deze functie werk ik dat verder uit.”
Drs. Wim de Kloe, lid van het college van bestuur van het Driestar College, stelde dat de vrucht van uw functie in de praktijk beperkt is. „Je kunt ook te veel organiseren.” Wat vindt u van zo’n uitspraak?
„Ik heb hem daarover gesproken en ben het met hem eens dat onze gezindte geen behoefte heeft aan denktanks en activiteiten die onze leegheid verbloemen. Daarom is het allereerst onze taak om te bidden voor het christelijke onderwijs. Om het van de Geest van God alleen te verwachten.
Dat neemt niet weg dat we ons moeten bezinnen op onze roeping en verantwoordelijkheid vandaag. Het is mijn taak om daarbij niet alleen mooie vergezichten te schetsen, maar ook oog te hebben voor de dagelijkse praktijk van docenten.”
Waarom is bezinning op christelijke identiteit nodig?
„De generatie van mijn ouders stond aan de wieg van het reformatorisch onderwijs. Ze waren overtuigd van de noodzaak daarvan. Het is nodig dat hun idealen levend blijven. Het gevaar van uitholling van binnenuit ligt op de loer. We zijn er niet als reformatorische school of organisatie met het opnemen van de belijdenisgeschriften in onze statuten. Het gaat erom dat we de relevantie ervan laten zien aan de docent die voor de klas staat.”
Ds. Kunz werkt momenteel aan een boek –„een toerustingsdocument voor docenten”– waarin hij de betekenis van de Nederlandse Geloofsbeloofsbelijdenis (NGB) voor het onderwijs uiteenzet.
Hoe maak je een belijdenisgeschrift uit de zestiende eeuw relevant voor een docent van nu?
„Niet alle artikelen zijn van even groot belang voor het onderwijs. Maar bijvoorbeeld artikel 14 van de NGB over de val van de mens en zijn onvermogen tot het goede levert interessante vragen op. Hoe kleurt het mensbeeld dat daaruit spreekt, de totale verdorvenheid van de mens, de pedagogische visie op het kind? Hoe ga ik om met de autonomie van een kind? Over dat spanningsveld tussen theologie en pedagogiek valt veel te zeggen. Ik krijg daar ook vragen over van leraren.”
Werkt u hiermee aan een soort reformatorische pedagogiek?
„Nee, zeker niet. Er zijn veel pedagogische inzichten uit de seculiere cultuur waar wij gebruik van kunnen maken. We hoeven niet in alles het wiel uit te vinden. De seculiere pedagogiek gaat echter in veel gevallen uit van het humanistische gedachtegoed. Docenten moeten het beste uit de leerling halen. Het economische rendement en de autonomie van het kind staan centraal. In het christelijk onderwijs draait het om vorming. De doordenking van vraagstukken op het grensvlak van theologie en pedagogiek vanuit de belijdenis is daarom van wezenlijk belang. Zo raken docenten innerlijk verworteld in het gereformeerd belijden.”
Op de eerstvolgende bijeenkomst op 13 mei van het netwerk Pedagogiek, Theologie en Onderwijs waaraan u leidinggeeft, staat de mensleer van Augustinus centraal. Wat kunnen docenten daarvan leren?
„Bij Augustinus draait het erom dat de mens een verlangend wezen is. Dat verlangen wordt alleen gestild als de mens God leert kennen. Dat is dus een heel ander verhaal dan de visie dat het kind een economische melkkoe is dat zo veel mogelijk rendement moet opleveren. Van Augustinus leren we dat het christelijk onderwijs meer te bieden heeft. Dat leeft onder onderwijzers. Maar ook de komende generatie moet zich daar bewust van worden.”
Op 15 en 16 juni organiseert Driestar educatief voor het eerst een cursus catechese voor predikanten. Een taak voor de school?
„De cursus, waaraan docenten van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) en de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) meewerken, is gericht op het leren kennen van de leefwereld van jongeren en hoe catecheten daarop kunnen inspelen. Driestar kan daar vanuit zijn expertise veel over zeggen. Catechisatie moeten we in deze tijd heel serieus nemen. Twintig weken per jaar heeft iemand een uur lang een groep jongelui voor zich zitten. Een gouden kans om in contact te komen met jongeren.”
Waar worstelen catecheten mee?
„Wat ik veel om me heen hoor, en waar ik zelf ook mee worstel, is de vraag: Hoe komt het Woord van God in deze tijd, waarin alles flitsend en snel moet zijn, tot spreken? Hoe vul ik de catechese zo in dat ik jongeren raak met Schrift en belijdenis?”
En, heeft u een antwoord?
„Het Woord van God tot spreken brengen is allereerst het werk van de Heilige Geest, Die harten raakt. Tegelijkertijd is het onze verantwoordelijkheid om met ons onderwijs aan te sluiten bij de leefwereld van de jeugd. Om hen bij het hart van God te brengen en het Woord van God bij het hart van jongeren.
Verder zou ik willen zeggen: Heb geloof en vertrouwen dat God het werk zegenen wil. Catecheten kunnen moedeloos worden en denken: Waar doe ik het allemaal voor? Heb moed, durf je kwetsbaar op te stellen. Verschuil je niet achter je ambt, maar laat zien dat de vragen die jongeren stellen ook door jou zijn heengegaan. Je bent geen antwoordautomaat. Als je iets niet weet, kom daar dan eerlijk voor uit en zeg dat je er de volgende keer op terugkomt.”
Welke boodschap heeft u aan predikanten die willen vasthouden aan het vragenboekje van ds. Hellenbroek?
„De cursus gaat niet over catechesemethodes. Ik zou bijna zeggen: de persoon van de leraar is belangrijker dan het boekje waaruit hij onderwijst. Je kunt een zeer actuele methode hebben en een catecheet die geen hart heeft voor de nieuwe generatie. Daar kom je niet veel mee verder. Andersom kun je met Hellenbroek in de hand heel dicht bij jongeren komen.
Het zou mooi zijn als er predikanten uit de breedte van de gereformeerde gezindte aanwezig zijn vanwege hun betrokkenheid op dit onderwerp. Dat is mijn droom: dat ik een groep krijg die op dat moment iets gemeenschappelijks beleeft, te midden van alle kerkelijke verdeeldheid.”
U hoopt tijdens de cursus een Bijbelstudie te houden over Jezus als leraar. Wat kunnen we van Christus als leraar leren?
„Als het goed is, is elke catecheet een volgeling van Hem en probeert hij in Zijn voetspoor te gaan. Wat we van Christus kunnen leren zijn Zijn liefde tot de Vader, Zijn liefde voor het Woord van Zijn Vader en Zijn ontferming en bewogenheid met mensen. Hij benaderde elk mens op een persoonlijke manier. Bij Nicodemus begon Hij gelijk over wedergeboorte. Bij de Samaritaanse vrouw viel dat woord niet, terwijl het daar wel om draaide.
Als we het voorbeeld van Jezus volgen, wordt catechese wat anders dan het afwerken van een programma. Dan vragen we ons af: Hoe kom ik binnen bij de denker uit Johannes 3 en bij de doener uit Johannes 4? Ben ik met ontferming bewogen?”
Hoe verhoudt uw werk bij de Driestar zich tot het predikantschap?
„Ik werk vier dagen in de week aan de Driestar en ik preek elke zondag. Ik voel me zeer bevoorrecht dat ik op deze manier mag werken op het kruispunt van kerk en onderwijs. Soms mis ik het werk in de gemeente, met name het crisispastoraat. Tegelijkertijd heb ik niet het gevoel dat ik een andere roeping heb. Wel geef ik er op een nieuwe manier gehoor aan. Ook op de Driestar draait het om pastoraat, onderwijs en vorming. Ik zou de school een nieuwe gemeente kunnen noemen.”
Ds. A. J. Kunz
Dr. Bram Kunz (1970) studeerde theologie in Utrecht en Leiden. Vervolgens diende hij de hervormde gemeenten van Hollandscheveld (1997), Groot-Ammers (2002) en Katwijk aan Zee (2007). Hij promoveerde in februari 2013 op een onderzoek naar artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Sinds 1 augustus 2013 doceert hij godsdienst aan Driestar educatief in Gouda. Ook houdt hij zich bezig met identiteitsvraagstukken en onderzoekt hij hoe de gereformeerde belijdenis van betekenis kan zijn in het onderwijs. Samen met dr. A. de Muynck leidt dr. Kunz het netwerk Pedagogiek, Theologie en Onderwijs. Op 15 en 16 juni geeft hij namens Driestar educatief een cursus catechese aan predikanten. Ds. Kunz is gehuwd en vader van vier kinderen.
www.driestar-educatief.nl/agenda voor meer informatie.