Bonhoeffer daagt links én rechts uit
De erfenis van Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) roept voortdurend discussie op. Dat was al sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. Bonhoeffer gold als de vader van de moderne theologie. Voor de Duitse conservatieve theoloog Georg Huntemann was hij daarentegen de bestrijder van het modernisme en kreeg hij zelfs de titel van kerkvader van de toekomst. Blijft Bonhoeffer een paradox? Of is hij toch moeilijker te annexeren?
De deze maand precies 70 jaar geleden vermoorde Duitse theoloog liet een nalatenschap achter waarover de meningen nog steeds flink verdeeld zijn. Bonhoeffer is een theoloog die als liberaal begon, onder invloed van Karl Barth zich tot de christelijke orthodoxie rekende en in zijn latere werken inging op de uitdaging van de moderne religieloze tijd. Bonhoeffer raakte vooral bekend door zijn werken ”Navolging” en ”Verzet en overgave”. In dit laatste boek –geschreven in de gevangenis– ging hij in op de uitdaging om de autonomie van de moderne mens te erkennen en om „wereldlijk” (een betere vertaling dan ”werelds”) over God te spreken.
Met name deze woorden hebben Bonhoeffer tot een haast profetische figuur gemaakt voor moderne theologen vanaf de jaren zestig en zeventig. Wie deze tijd heeft meegemaakt, herinnert zich de felle discussies over zijn theologie in de kerken. Zelfs scholieren ontging deze problematiek niet. In 1974 –ik zat op de middelbare school (lees: niet-reformatorische school)– kocht ik een beduimeld exemplaar van het boek van J. Sperna Weiland, ”Het einde van de religie. Verder op het spoor van Bonhoeffer”. Daarin werd de actualiteit van Bonhoeffer onderstreept, in een tijd waarin allerwegen afscheid werd genomen van een God Die ergens boven de wereld troonde en alle dingen eigenmachtig bestuurde (het zogeheten metafysisch Godsbeeld). Geen kwaad woord mocht meer over de secularisatie gezegd worden, want deze had de mens van zijn bevoogding van kerk en traditie bevrijd en hem als een vrij en verantwoordelijk wezen in deze (maakbare) wereld gezet.
Het was in die tijd dat de anglicaanse bisschop John A. T. Robinson in zijn boek ”Eerlijk voor God” (1964) zorgde voor een enorme populariteit van Bonhoeffer. Scholieren lazen de boeken van Robinson, zoals die over ”de nieuwe reformatie” (!), zelfs tijdens hun vakanties. Het ging nu ergens over in de kerken. Hoe moest de kerk aansluiting vinden bij de moderne mens? De vraag was niet zozeer: hoe word ik rechtvaardig voor God, maar: bestáát God wel?
Kritische reacties
Maar algauw kwamen de kritische reacties los. De behoudende reformatorische wijsgeer prof. H. van Riessen besprak op werkcolleges de befaamde teksten van Bonhoeffer uit diens ”Verzet en overgave”. Hij zag de Duitse theoloog als pleitbezorger van de door hem fel gekritiseerde mondigheid van de moderne mens. In zijn boek ”Mondigheid en de machten” (1970) gaf Van Riessen een kritische kijk op de moderne tijd, die gestempeld was door de moderne machten van techniek en wetenschap. Van Riessen was beducht over de toenemende vrijzinnigheid in zijn kerkverband, de Gereformeerde Kerken in Nederland, mede als gevolg van de moderne theologie.
Binnen die Gereformeerde Kerken waren het theologen als G. Th. Rothuizen, H. Wiersinga, F. de Lange en G. Dekker die zich door Bonhoeffer lieten inspireren. Rothuizen schreef zijn bekende boek ”Aristocratisch christendom” (1969), waarin hij Bonhoeffer interpreteert als een ”aristocratisch” theoloog, iemand die kwaliteit propageert en compromis met de massa vermijdt. Hij nam echter afstand van Bonhoeffer als een voorloper van de moderne theologie. Hij zag als de kern van Bonhoeffer zijn christologie. Dat deed ook zijn latere opvolger G. W. Neven, die Bonhoeffer een theoloog van het kruis noemt. Ook A. A. van Ruler plaatst de Duitse theoloog nadrukkelijk in deze traditie.
Het is opvallend hoe gereformeerde theologen Bonhoeffer op hun eigen manier interpreteerden. Wiersinga, die een omstreden dissertatie over de verzoening schreef, zegt zeer door Bonhoeffer geïnspireerd te zijn maar erkent in zijn boek ”De vitale vragen van Bonhoeffer” (2004) dat hij ook verder ging dan Bonhoeffer. Hij haalde hem om zo te zeggen links in. De godsdienstsocioloog G. Dekker heeft vanaf het begin bewondering voor Bonhoeffer en schreef over hem verschillende werken. In zijn laatste boek ”Dat Koninkrijk, verwachten we dat nog?” (2013) verheerlijkt hij het steeds mondiger worden van mens en wereld als kenmerk van het christendom. Van gevaar tot ideaal dus!
Wending
Een wending in deze moderne annexatie van Bonhoeffer was de behoudende Duitse theoloog Georg Huntemann (overleden in 2014). Zijn boek ”Der andere Bonhoeffer. Die Herausforderung des Modernismus” (1989) is een protest tegen de linkse annexatie van Bonhoeffer en een pleidooi om hem niet alleen als een luthers maar zelfs als een reformatorisch theoloog te zien, een „cryptocalvinist.” Bonhoeffer is een theoloog die terecht aandacht vraagt voor een christendom dat niet vroom de wereld ontvlucht maar het geloof belijdt midden in de wereld. Huntemann noemt hem „de kerkvader van de toekomst.”
Naar aanleiding van de 70e sterfdag van Bonhoeffer is de discussie nog lang niet verstomd. In een themanummer van De Waarheidsvriend van deze maand wisselen positieve en negatieve oordelen elkaar af.
In deze krant woedde een discussie tussen dr. C. A. van der Sluijs en dr. G. C. den Hertog. Van der Sluijs vindt bij Bonhoeffer de toe-eigening van het heil onderbelicht en stelt dat Bonhoeffer te veel onder invloed van de alverzoening van Karl Barth verkeert. Hij vreest allerlei moderne vormen van doperdom –een belangrijke tegenstander in zijn werk– waar de christen zelf het Koninkrijk realiseert. In dat kader citeert hij dr. W. Aalders, die spreekt over „de aan ketterij grenzende theologie van Bonhoeffer.” Het was deze Aalders die zijn stem verhief tegen een horizontalistische theologie in de jaren zeventig, al blijkt uit het werk van Aalders zelf niet direct dat hij zich uitgebreid heeft beziggehouden met Bonhoeffer. Vermoedelijk heeft hij evenals Van Riessen Bonhoeffer gelezen vanuit het perspectief van de moderne horizontalistische theologie.
Dr. Den Hertog stelt dat niemand meer deze messiaans-politieke interpretatie van Bonhoeffer voor zijn rekening neemt. Hij typeert Bonhoeffer als een theoloog van de navolging, iemand die Christus werkelijk kent en liefheeft. Een positieve benadering neemt ook de vrijgemaakte dogmaticus dr. B. Kamphuis in, die op de relatie tussen Barth en Bonhoeffer is gepromoveerd. Beide theologen zien Bonhoeffer als inspirerende theoloog in een tijd waarin navolging en discipelschap hoog scoren, al nemen zij niet alles kritiekloos aan bij deze Duitse theoloog.
Tegendraads
De kerk anno 2015 wordt kleiner en duidelijker. Dat inspireert de hervormde theoloog dr. W. Dekker om verder in het spoor van Bonhoeffer te gaan. Hij gebruikt in zijn boek ”Tegendraads en bij de tijd. Verder in het spoor van Bonhoeffer” (uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer) –deze week verschenen– dezelfde ondertitel als Sperna Weiland veertig jaar geleden. Voor Dekker is Bonhoeffer een levenslange tijdgenoot, vanaf zijn middelbareschooltijd.
Hij ziet de actualiteit van Bonhoeffer onder meer op het punt van de gemeente als gemeenschap, niet een plek waar het vooral gezellig aan toe moet gaan (Bonhoeffer onderscheidt tussen het psychische en het pneumatische). God heeft de gemeente in Zijn gunst in het leven geroepen, als een geschenk van boven, opdat we niet op ons eentje hoeven te geloven. Elke keer weer voor een andere gemeente kiezen is volgens Dekker niet minder dan een ketterij, omdat de gemeente zo verwordt tot „een genootschap van godsdienstige mensen die iets met elkaar hebben.”
Dekker bepleit een herwaardering van het objectieve tegenover het keuzedenken van deze tijd, de nadruk op de subjectivering. „Het Evangelie heeft iets zeer objectiefs. Het is een waarheid die mij ómvat, veelmeer dan ik die waarheid bévat of doorleef.”
Het biedt Dekker gelegenheid om allerlei toespitsingen te maken die in het verlengde liggen van zijn boek ”Marginaal en missionair” (2011). De kerk is in het Westen onder het oordeel en deze trouwe rest moet zich niet verlagen om al te populair en al te laagdrempelig te willen zijn. Bonhoeffer verwacht het van de innerlijke kracht van de gemeente, wiens geheim zij in eredienst en liturgie moet koesteren en niet te snel aan de buitenwereld moet verkopen. Het is een ernstige fout als we denken dat we eindeloos met het Evangelie achter de mensen moeten aanlopen, als was het een product dat we per se kwijt moeten. „Laten we het Evangelie vooral als duur, als de meest kostbare parel, blijven voorstellen.”
The Passion
Dat brengt Dekker op een kritische bejegening van een festival als The Passion. Hij begrijpt de goede bedoelingen erachter en dat de kerk zich niet in een getto moet terugtrekken, maar moeten we dan het meest intieme van het christelijk geloof, het grote geheimenis van kruis en opstanding, zo populariseren dat het profaan lijkt te worden? Nog scherper: wanneer zo velen in een tocht achter een wit kruis aanlopen in de week voor Pasen en zij op die avond niet opgeroepen worden tot kruisdragers achter Christus, wordt dan Christus vandaag niet opnieuw door de massa gekruisigd?
Dekker ziet bij Bonhoeffer een soort Christusmystiek, waarbij verlossing en het leven in gehoorzaamheid als verloste mensen onafscheidelijk aan elkaar zijn verbonden. Bonhoeffer hamert op concrete gehoorzaamheid, maar noemt –wars als hij is van eigen programma’s– nergens concretisering in zijn boek ”Navolging”. Bonhoeffer roept op tot het doen van een eerste stap tot navolging. Zo moeten kerkgangers niet elke zondag over de bol geaaid worden, maar ze moeten juist ontdekt worden aan hun zonden en aangezet tot concrete bekering.
Dekker ziet overigens daarin ook de actualiteit voor de jongeren uit bevindelijk gereformeerde kringen. Zij hebben veel geestelijke bagage van huis uit meegekregen maar durven die eerste stap in het geloof niet te doen uit angst voor mensenwerk. Het resultaat is geloofsonzekerheid of dualisme, het leven in gescheiden werelden.
Dat dualisme ziet Dekker overigens bij veel christenen, die het wel hebben over Gods liefde en niet uit de voeten kunnen met zondag 10. Bonhoeffer wist echter dat niets buiten God om gaat. God kan ons evenzeer nabij zijn in Zijn oordeel als in Zijn genade. Maar geloven we nog in Gods soevereiniteit? Dekker: „Hoe kleiner we God maken, des te groter worden we zelf. Waar zondag 10 is afgeschaft, komt ruimte voor de gedachte van maakbaarheid.” De kern van het geloof in het spoor van Bonhoeffer is: bidden en wachten op God.
Is Bonhoeffer blijvend door Barth beïnvloed? Dekker stelt dat Barth en Bonhoeffer veel op elkaar lijken in hun concentratie op Jezus Christus. Toch heeft Bonhoeffer het culturele probleem van het verdwijnende religieuze wereldbeeld veel serieuzer willen nemen. Voor Barth blijft religie toch niet anders dan ongeloof en is hij minder gericht op communicatie. Wie zegt dat hij nooit is aangevochten door de vragen van de moderne tijd, is volgens Dekker te feliciteren, maar wie kent niet de geloofsafval in eigen kring en familie?
Bonhoeffer kan een kerkvader zijn voor de toekomst voor evangelische en orthodoxe christenen, zo valt Dekker Huntemann bij, omdat hij zo diepgaand geworsteld heeft met de immense geloofsafval in Europa en een nieuwe toegang heeft proberen te vinden tot het christelijk geloof voor mensen die zichzelf als (post)modern ervaren. De vraag die Bonhoeffer ons stelt is: hebben wij ook een boodschap voor mensen die midden in het leven staan en niet zo veel religieuze gevoelens hebben? De kerk is geroepen tot dienst aan de wereld. „Wanneer de kerk zich genoegzaam koestert in een eigen soort vroomheid en kerkelijkheid schudt de profetische Bonhoeffer deze kerk wakker”, aldus Dekker.
Bonhoeffer is vooral actueel in deze tijden van ontzuiling. Daar waar de vertrouwde bolwerken verlaten worden en christenen onbeschermd in de wereld komen te staan, daar wordt Bonhoeffer een soort voorbeeld van hoe het kan: midden in de wereld staan en tegelijk diep verbonden te zijn met Christus. Het geheim van het leven van Bonhoeffer is de verborgen omgang met God. Als we dat volgens Dekker niet op het spoor komen in de huidige kerken, zou zijn theologie uiteindelijk meer schade kunnen doen dan goed. „Dat ligt niet aan die theologie, maar aan het feit dat zijn theologie een verwoording is van de omgang met de levende Christus. Zonder die levende Christus is de theologie op zich een lege huls.”
Niet te annexeren
Bonhoeffer blijft een theoloog die niet is te annexeren. Slechts weinig linkse theologen zullen Bonhoeffer nog als een profeet van het maatschappijkritisch denken bewieroken. Daar is hij ook te vroom en te luthers voor. Rechts veroorlooft zich nu meer kritiek na de rechtse comeback door Huntemann. Bonhoeffer was niet echt gereformeerd? Dat klopt: hij was meer luthers, al typeert Huntemann hem als een voluit reformatorisch theoloog. Ja, hij is volgens hem zelfs meer reformatorisch dan luthers vanwege zijn visie op de heiliging, die niet uit ons, maar door Christus in ons wordt uitgewerkt. Bonhoeffer keerde zich tegen het ”heiligingsperfectionisme”.
Rothuizen ziet Bonhoeffer ergens op een koord dansen tussen Luther c.q de Reformatie aan de ene kant en Barth aan de andere kant. Als men het koord aan één kant zou doorsnijden, zou dan niet alles naar beneden komen? zo vraagt hij. En zou dat ook niet verraderlijk zijn jegens iemand, die als weinigen die genoemde spanning heeft aangegeven, ja voorgeleefd?
Misschien dat Bonhoeffer meer spreekt door zijn leven dan door zijn werken. Hij bracht zijn leer in praktijk. Van dualisme kan men Bonhoeffer in ieder geval niet beschuldigen. Huntemann benadrukt het paradoxale karakter van Bonhoeffers theologie. Hij stelt dat Bonhoeffer zich keerde tegen de verchristelijking van de wereld en de verwereldlijking van het christendom. Bonhoeffer keerde zich tegen terugtrekking van de mens in vrome innerlijkheid en „heilsegoïsme” (term van Huntemann) en tegen de (liberale) reductie van christendom tot moraal. Hij erkende de relativiteit van traditionele kerkelijke en confessionele structuren in de moderne tijd. De christen moet en mag werkelijk in deze schijnbaar Godloze wereld leven, ”wereldlijk”, dat wil zeggen bevrijd van valse religieuze bindingen.
God wordt niet uit de wereld verdrongen, Hij láát Zich uit de wereld dringen – tot op het kruis, aldus Huntemann. Hoe meer de christen zich verbindt aan de wereld, hoe meer hij volgens Huntemann deelneemt aan het lijden van God. Scherp door hem geformuleerd: „Leven in de wereld zonder dit lijden is goedkope wereldsheid. Lijden zonder geëngageerdheid in de wereld is religieus masochisme.” Het gaat er niet om, zo zegt Bonhoeffer zelf, „een vroom leven te leiden, maar om getuige van Jezus Christus aan de wereld te zijn.” We zijn met Bonhoeffer nog niet klaar. Gelukkig maar.