BRUSSEL. De ministers van Financiën van de eurolanden houden vanavond spoedoverleg over de toekomst van Griekenland in de eurozone. De vraag of er een deal komt of dat Athene zijn oude drachmes van zolder kan halen, wordt steeds nijpender.
Onder druk wordt alles vloeibaar. En daarom zegt de hoogopgelopen spanning, die woensdag in Brussel bijna tastbaar was tijdens de ingelaste vergadering over de Griekse schuldenkwestie, op zichzelf nog niets over de uitkomst van de onderhandelingen.
Wie vooral let op de door beide partijen gebezigde retoriek kan moeilijk níét pessimistisch zijn. Athene ligt, amper twee weken nadat in Griekenland een nieuwe regering aantrad, nog altijd op ramkoers met zijn schuldeisers in de eurozone.
De Griekse premier Tsipras en zijn minister van Financiën, Varoufakis, jagen daarbij al dagenlang om beurten de financiële markten en Europese regeringsleiders de gordijnen in met ferme oneliners. Om kort daarna weer meer verzoenende taal te spreken, als ware het een spelletje ”hij houdt wel van me, hij houdt niet van me” voor volwassenen.
Zo ook deze week. Terwijl de eurolanden, Duitsland voorop, in blijven zetten op een verlenging van het huidige steunprogramma onder de huidige voorwaarden, liet Tsipras zondag in het Griekse parlement over zijn wensen geen onduidelijkheid bestaan. Het door het IMF, de ECB en de Europese Commissie opgelegde programma, waarbij Griekenland leningen kreeg in ruil voor structurele hervormingen en bezuinigingen, moet van tafel vanwege het verwoestende effect op de Griekse economie. Tegelijk stelde Tsipras eerder toegezegde hervormingen en bezuinigingen zelfs te willen schrappen.
Nadat de financiële markten maandagmorgen scherp reageerden op die uitlatingen, verklaarde Varoufakis dat Griekenland toch heus 70 procent van de overeengekomen hervormingen wil uitvoeren, en voor de overige 30 procent alternatieven aan wil dragen.
Dinsdag, aan de vooravond van de bijeenkomst in Brussel, werd de oorlogstaal gecontinueerd. Dit keer kwam die taal van twee kanten. Terwijl vanuit Griekenland klonk dat een „breuk” met de eurozone een serieuze optie is en –als Europa het niet doet– China en Rusland het land mogelijk wél te hulp willen schieten, zette ook de Duitse minister van Financiën, Schäuble, de hakken dieper in het zand. Hij gaf aan dat de Griekse schuld niet op de schouders van anderen gelegd kan worden en dat als Athene weigert zich aan de afspraken te houden het simpelweg „over en uit” is.
Ook de VVD nam dinsdag dergelijke straffe woorden in de mond; de verkiezingen komen er immers aan. Tegelijk zal niemand in Nederland vergeten zijn hoe premier Rutte als VVD-lijsttrekker tijdens het verkiezingsdebat in 2012 zei geen cent extra richting de Grieken te zullen sturen, om kort daarna als premier zijn handtekening te zetten onder een nieuwe leenovereenkomst.
De les is dus, zoals zo vaak in de politiek, niet zozeer op ronkende woorden te letten, maar vooral op daden.
Het probleem voor de Griekse overheid is in dat licht dat ze weliswaar geen leningen meer wil van Europa onder de huidige, voorwaarden, maar tegelijkertijd –het steunprogramma loopt binnen twee weken af– dringend om geld verlegen zit om haar lopende uitgaven te financieren. Tsiparas zit daarmee ernstig klem tussen de realiteit en zijn eerdere verkiezingsbeloften.
Tegelijk lijkt het moeilijk voor te stellen dat Duitsland, zeker niet op het moment dat ook de spanningen rond Oekraïne steeds verder oplopen, de huidige eurozone op het spel durft te zetten, na al het kapitaal dat hierin de afgelopen jaren is geïnvesteerd.
De kans lijkt daarmee groot dat, zoals het wel vaker ging de afgelopen crisisjaren, de harde taal voorafgaat aan een compromis waarmee beide partijen zonder al te veel gezichtsverlies naar huis kunnen. Tegelijk, en dat maakt de onderhandelingen zo precair, weet niemand dat zeker.