Oud-marineman Dankers verhuist naar Rotterdam
ROTTERDAM. Marinus Dankers heeft 46 jaar in Den Helder gewoond. Gisteren verhuisde de 87-jarige naar Huize Avondrust in Rotterdam-IJsselmonde.
„Ik ben zeven jaar geleden mijn vrouw door de dood kwijtgeraakt, en dat is een groot verlies, niet om onder woorden te brengen. Over de Heere heb ik niet te klagen gehad, maar op mijn leeftijd valt het niet mee om elke dag voor jezelf te moeten zorgen.”
Dankers is niet in Rotterdam geboren, maar hij heeft wel iets met Maasstad. „Al heel jong ging ik er logeren. Het was in de jaren dertig, de jaren van Colijn. In Rotterdam woonde tante Marie, getrouwd met oom Toon, een echte Rotterdammer. Ze hadden geen kinderen. In de vakanties mocht ik naar hen toe. Ik was dan bij vader en moeder uit de kost en kwam steevast met een nieuw pakje en nieuwe schoenen thuis. Oom Toon en tante Marie kerkten bij ds. Daan Overduin, in de Jan van Loonslaan. Op weg naar de kerk kruisten soms mensen ons pad die er net uitzagen als wij. „Die kerken bij Kersten”, zei oom Toon dan, „aan de Boezemsingel.” Zulke mensen veronderstelden gewoon dat ik, zeven jaar oud, wel wist wie Kersten was, en waar de Boezemsingel zou zijn.”
Op 14 mei 1940 vielen de bommen op de Rotterdamse binnenstad. „Wij woonden in Hardinxveld en vroegen ons af of oom en tante nog zouden leven. Een dag of wat na de capitulatie trokken vader en zijn broers op onderzoek uit. Op de fiets. Ik, twaalf jaar oud, mocht mee. Rotterdam rookte nog. „’t Lijkt Sodom en Gomorra wel”, zei oom Teunis.”
Bij latere bezoeken aan oom en tante in de oorlogsjaren zag Dankers de Duitse troepen op de Coolsingel, maar ook de eindeloze rijen huifkarren en paarden. „De geallieerde bombardementen op West kwamen. Er was honger, er waren razzia’s. Ik bleef oom en tante bezoeken.”
Het werd april, mei 1945. Voedsel werd gedropt boven Rotterdam. „Ome Toon raapte zijn portie op op de Noorderhavenkade. De bevrijding kwam. Nederland herrees. Rotterdam kwam weer tot leven. Ik ging bij de Marine. Was geplaatst bij de Onderzeedienst aan de Waalhaven in Rotterdam. Ds. Overduin en ds. Kersten waren allebei gestorven. Oom was een beetje van slag; kerkte zo hier en daar. Bij „ouwe Piet Honkoop” vertelde hij. Hij nam wel eens tram en trein om Honkoop ergens te horen. Ikzelf hoorde op doordeweekse avonden Bijbellezingen over het Lied van Debora van ds. H. Ligtenberg aan het Rauwenhoffplein. Kostelijk, zoals die man preken kon. Indrukwekkend was ook een zondagmorgendienst aan de Boezemsingel. Ds. A. Vergunst preekte over Hebreeën 4:16: „Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan...”
De herinneringen tuimelen over elkaar, zegt Dankers. „Maar zoet zijn ze wel. Rotterdam, de bruggen, de tunnel, de opgebroken straten, de trams, de kerken, het volk van God. De tijd snelt voort. Nu ben ik al 87. Ik probeer wel rechtop te lopen, net als toen ik bij de marine was, maar ’t lukt niet helemaal meer.”
Dankers keert terug naar Rotterdam. Waar hij naar de kerk zal gaan? „Dat is een hartenvraag. Waarschijnlijk naar de gereformeerde gemeente op IJsselmonde. Dat is op loopafstand van Avondrust. Maar ja, ik ben nog steeds lidmaat van de Hersteld Hervormde Kerk. Maar in Rotterdam zou ik daarvoor naar Kralingseveer moeten, helemaal de brug over. Ik denk toch dat ik maar naar de gereformeerde gemeente ga.”
Dankers heeft veel achter moeten laten in Den Helder. „Op begraafplaats Huisduinen in Den Helder liggen vier familieleden: mijn vrouw, een dochter, nog een dochter, en een schoonzoon. Straks word ik bij mijn vrouw begraven, op Huisduinen in Den Helder. Onder de zwaai van het vuurtorenlicht.”