Dit zijn de christenen van Irak
Het land tussen de Eufraat en de Tigris in Irak is een bakermat van beschavingen. Het christendom is er bijna 2000 jaar oud. Maar steeds opnieuw moest die aanwezigheid bevochten worden. Het definitieve einde van de oudste kerkgemeenschappen op deze aarde dreigt. Wie zijn zij eigenlijk? Een kennismaking nu het nog kan.
Toen
Christenen in Irak een minderheid? Welnee. Niet in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Vader Gabriël van het Chaldeeuwse klooster in het Noord-Iraakse stadje al-Kosh kan er met smaak over vertellen. „Meneer, wij kwamen zelfs tot in China!” Hij wijst om zich heen, naar de oude kloostertuin en de gebouwen daarnaast, waar wezen worden opgevangen. Delen van het klooster dateren uit de zevende eeuw. „Elke steen hier vertelt de rijke historie van deze plaats.”
De Iraakse geestelijke zegt geen woord te veel. De Chaldeeuws-Katholieke Kerk is nog altijd met stip de grootste kerk van Irak. Zij, of eigenlijk haar voorloper, de Assyrische Kerk van het Oosten (zie overzicht), stuurde al in de vierde eeuw zendelingen naar India. Daar zijn nog steeds christelijke gemeenschappen die uit dit zendingswerk zijn voortgekomen. Later kwamen de Iraakse en de Syrische christenen zelfs tot in Maleisië en Japan. Niet rooms-katholieken, niet Byzantijns-orthoxen, maar de nu gedecimeerde oriëntaals-orthodoxen vormden toen de grootste kerkgemeenschap ter wereld.
Dat de kerken een rijke historie hebben, laat ook hun taal zien. Nog altijd gebruiken veel christenen in Irak een vorm van Aramees, de taal die Christus Zelf ook sprak. Het is ook de taal van het oude Babylon en Assyrië, wereldrijken die hier ooit hun centrum hadden. „We zijn met iedere vezel aan dit gebied verbonden”, concludeert de Chaldeeuwse abt.
Maar tijden veranderden. In de zevende eeuw kwam het gebied dat nu Irak is onder islamitisch bestuur. Christenen werden langzamerhand tweederangsburgers. In eerste instantie bezetten ze hoge posten, maar er braken ook tijden van soms heftige vervolging aan. Kerken werden afgebroken, christenen achtergesteld. Het openlijk uitdragen van hun geloof werd streng verboden. Het gevolg: buitenlandse missie, ooit de levensader van de kerk van het Oosten, is al eeuwen niet meer aan de orde.
Veel christenen trokken zich terug op de Vlakte van Ninevé, een regio boven Mosul die nog altijd overwegend christelijk is. Maar ook daar waren ze niet altijd veilig. In 1933 pleegde het Iraakse leger een serie massamoorden op christelijke dorpen in deze regio. Duizenden christenen lieten het leven. De Slachting van Simele, heet die genocide vandaag.
De kerk overleefde dwars door al dit geweld heen, maar vraag niet hoe. De ooit oppermachtige oriëntaalse kerken van Irak zijn een schaduw van wat ze ooit waren. „De geschiedenis van discriminatie en vernedering is lang”, verzucht de Chaldeeuwse abt Gabriël. Hij weet er zelf ook het nodige van: in Bagdad overleefde hij vier keer een moordaanslag. „Twee keer een autobom, twee keer een gerichte aanslag met scherpschutters. Ik weet zeker dat het op mij was gericht. Daarna ben ik naar al-Kosh gekomen.”
Nu
Het verhaal van de Chaldeeuwse abt is een paar jaar oud. Hij vertelde het tijdens een indrukwekkende bijeenkomst in zijn klooster. Deze krant was erbij.
Destijds was er voor de christenen van Irak veel om over te klagen: sinds de val van Saddam Hussein namen moordaanslagen toe. Enorme aantallen christenen ontvluchtten het land.
Maar wat toen niemand wist, weten de christenen nu: het zou nog veel erger worden. Het stadje al-Kosh, schilderachtig tegen de bergen geplakt aan de rand van de Vlakte van Ninevé, zou zijn vredige uitstraling verliezen.
Zelfs dit gebied, waar christenen de laatste jaren onder de relatief goede bescherming van Koerden leefden, is niet langer veilig. Troepen van de Islamitische Staat, bekend om hun dodelijke benadering van alles wat niet op hun strengsoennitische leest is geschoeid, hebben het christelijke hartland van Irak deels weten in te nemen.
Zoals bekend zijn christenen daar lang niet het enige slachtoffer van. Het noorden van Irak is allereerst het domein van grote aantallen Koerden, die er hun eigen semi-autonome regio hebben. Hun leger bestaat uit de gevreesde peshmerga’s, de strijders uit de bergen, maar ook zij krijgen de moslims van de Islamitische Staat er niet onder.
Behalve van Koerden en christenen is dit het gebied van jezidi’s en shabaks. De eersten horen etnisch bij de Koerden, maar hebben een geloof dat elementen van zowel joden, christenen als moslims kent. Ook heidense elementen spelen een rol.
De shabaks hebben veelal een sjiitische achtergrond en lijken voor buitenstaanders veel op de jezidi’s. Sommigen maken zelfs bedevaarten naar jezidische heiligdommen.
Hoewel jezidi’s, shabaks en christenen allen te lijden hebben, gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat dit hen niet dichter tot elkaar brengt. Er is weinig onderling contact en christenen in de Vlakte van Ninevé doen doorgaans hun best om deze minderheden buiten de deur te houden. In Barthallah, een dorp op de genoemde vlakte, raakten christenen en shabaks in het verleden zelfs slaags met elkaar. In al-Kosh houden ze de deur letterlijk dicht voor niet-christenen. „We hebben hier geen enkele vreemdeling”, zo drukt de voorzitter van de gemeenteraad van al-Kosh het trots uit.
Sterker nog, zelfs christenen van niet-Chaldeeuwsen huize zijn er nauwelijks te vinden. Het tekent de diepe kloof tussen christenen onderling in Irak. En als het aan de bestuurders ligt, blijft dat zo. Wil iemand vertrekken, dan moet hij zijn huis verplicht aan een Chaldeeuws comité verkopen, zodat een moslim, jezidi of niet-Chaldeeuwse christen geen kans maakt er te gaan wonen.
Dat een christen vertrekt, gebeurt nogal eens. Het Westen lonkt. Wie door het noorden van Irak reist, kan al jaren steeds dezelfde geluiden horen. De meerderheid wil weg. De ziekte van de emigratie, noemen de achterblijvers het.
Daarmee is een belangrijk verschil tussen christenen en de andere minderheden blootgelegd. Jezidi’s en shabaks hebben niet, zoals christenen, natuurlijke bondgenoten in het Westen en zijn doorgaans aan zichzelf overgeleverd.
Hoewel, de beroemde Duitse jeugdboekenschrijver Karl May nam het in zijn boeken over de avonturier Kara ben Nemsi al rond 1890 op voor de jezidi’s. May laat een jezidi over een slachtpartij vertellen: „Wij woonden vreedzaam en in eendracht aan de berg Sinjar, maar we werden onderdrukt en verdreven. Onze grijsaards, vrouwen en kinderen lagen bij Mosul aan de rivier.” Het had vandaag geschreven kunnen worden, zij het dat de boosdoeners toen de Turken waren, en nu de strijders van de Islamitische Staat.
Straks
Als christenen en andere minderheden een dergelijke geschiedenis van lijden hebben in Irak, is er dan kans dat het ooit ophoudt? Mosul, het oude Ninevé, is na 1800 jaar sinds kort zo goed als van christenen verlaten. Zullen andere steden en dorpen volgen?
De Amerikaanse prof. Philip Jenkins, kenner van het oosterse christendom, schetst een somber beeld. Al te vaak heeft het christelijk geloof in Irak aan een zijden draadje gehangen. „De val van het christelijke Mosul dreigde al aan het begin van de twintigste eeuw”, schreef hij deze week in een artikel voor de Australische omroep ABC. „Rond 1920 was de ooit transcontinentale kerk van het Oosten gereduceerd tot zo’n 40.000 overlevenden in het gebied rond Mosul.”
Maar ook dat was het einde niet. Echter, het geweld van de Islamitische Staat is volgens hem een ander verhaal. Dat zal „vermoedelijk wél het eind van christelijke aanwezigheid in Mosul betekenen”, denkt Jenkins. „We lezen vaak over de geboorte en groei van kerken, en bijna nooit over hun dood. In Mosul kunnen we echter het einde zien van een verbluffend voorbeeld van christelijke continuïteit die bijna twee millennia heeft geduurd.”
De christenen van Irak zijn sterk verdeeld over hoe hun einde tegengehouden kan worden. Sommigen weten een oplossing: een eigen autonoom gebied voor christenen in Irak, zoals de Koerden ook hun eigen gebied hebben. Alleen als de Vlakte van Ninevé een christelijke provincie wordt, kan het christendom overleven, stelt bijvoorbeeld de Chaldeeuws-Syriac-Assyrische Volksraad, een christelijke politieke partij in Iraaks-Koerdistan.
Maar niet alle christenen in Irak zijn daar voorstander van. De belangrijkste kerkleider, patriarch Louis Sako van de Chaldeeuws-Katholieke Kerk, is mordicus tegen die oplossing. „Onze christelijke identiteit ligt niet allereerst in het zijn van Assyriër of Chaldeeër, maar in het laten horen van een christelijk getuigenis”, stelt hij.
Maar voordat iedere christen in Irak het daarmee eens is, moet er nog heel wat water door de Eufraat en de Tigris stromen. Met het gevaar dat een oplossing tegen die tijd niet meer nodig is.