Lotsbroeders en verbondszusters zijn niet in een hokje te vangen
De onderlinge variatie binnen de wereld van vrije groepen en gemeenten is volgens ds. W. Pieters niet groter dan die binnen geïnstitueerde kerken. Het eigene ervan ligt in het relativeren van kerkelijke structuren. „Bepalend voor deze mensen is de inhoud van de prediking, de rest interesseert hen weinig.”
Er zijn weinig evangelisaties, losse groeperingen en vrije gemeenten binnen de gereformeerde gezindte waar ds. Pieters niet heeft gepreekt. Uit de losse pols soms hij er zo’n veertig op, van het ”Bossenkerkje” in Urk tot de vrije oud gereformeerde gemeente van Werkendam.
Als gewone hervormde jongen in Ede kende hij uitsluitend reguliere kerkverbanden. „Wanneer je daar iets anders wilde dan hervormd zijn, kon je naar de oud gereformeerde ds. Van der Poel. Daar ging mijn vader regelmatig op zondagmiddag naartoe.”
Het was zijn mentor ds. J. Catsburg door wie hij de wereld van de evangelisaties en splintergroepjes aan de rand van de gereformeerde gezindte leerde kennen. Een deel is inmiddels opgeheven, een deel ging mee de Protestantse Kerk in, een deel sloot zich aan bij de Hersteld Hervormde Kerk, een deel bleef zelfstandig.
Het preken in evangelisaties, vrije gemeenten en losse groepen was voor de vicaris van ds. Catsburg geen weloverwogen keus. „Mijn standpunt is dat van ds. L. Vroegindeweij: als de roomsen me uitnodigen en ik krijg de vrijheid om het Evangelie van vrije genade te verkondigen, ga ik ook. Overal waar ze me vroegen, heb ik gepreekt. Nu is dat minder aan de orde, omdat ik de handen vol heb aan mijn eigen gemeente en mijn consulentschappen.”
Gewone bondsouderling
Het geestelijk klimaat in de vrije gemeenten en groepen verschilt per streek, ontdekte de hersteld hervormde predikant uit Garderen al tijdens zijn vicariaat. „In Friesland wordt God in het consistoriegebed heel vrijmoedig als Vader aangesproken. Dat zul je in Zuid-Holland niet snel meemaken. Datzelfde onderscheid is er overigens tussen de geïnstitueerde kerken in beide provincies.”
Het kenmerkende van vrije gemeenten en groepen is voor ds. Pieters dat het denken in kerkelijke en theologische structuren ze vreemd is. „Meneer Verheij, de grondlegger van de evangelisatie in Loosduinen, luisterde heel graag naar ds. P. J. Dorsman en was tegelijk zeer evangelisch, in de confessionele betekenis van het woord. Deze mensen zijn niet in een hokje te vangen, dat spreekt me wel aan.
Tegelijk moeten we niet vergeten dat veel evangelisaties tegen wil en dank zijn ontstaan. Als er in Loosduinen ruimte was geboden voor een Gereformeerde Bondsafdeling had Verheij nooit die evangelisatie gesticht. Dan was hij een gewone bondsouderling gebleven. Bepalend is voor deze mensen de inhoud van de prediking, de rest interesseert hen weinig.”
De predikant uit Garderen heeft er begrip voor dat een deel van de hervormde evangelisaties en vrije gemeenten ook na 2004 zelfstandig bleef en zich niet aansloot bij de Hersteld Hervormde Kerk. In de achterliggende jaren raakte hij meer en meer overtuigd van het goed recht van de nieuwtestamentische kerkelijke situatie, waarin de plaatselijke gemeente centraal stond.
„Landelijke structuren zijn latere menselijke uitvindingen die in de praktijk niet altijd goed blijken te werken. Zeker wanneer ze niet op basis van vrijwilligheid zijn aangegaan. Wel is heel wezenlijk voor mij dat je niet zelf voor een gemeente kunt kiezen. Je hoort bij de gemeente waar je door Gods bijzondere voorzienigheid terecht bent gekomen.”
De ideale situatie is voor de predikant dat elk dorp een eigen gemeente heeft, die afhankelijk van de omvang samenkomt in een schuur of een huiskamer en hooguit honderd zielen telt. „Worden het er meer, dan moet je een nieuwe vergaderplaats openen, alles in goede harmonie. De praktijk van de Vroege Kerk is voor mij normatief, niet het model dat is geïntroduceerd door keizer Constantijn de Grote. Daarmee is een fundamentele wissel omgezet, in de verkeerde richting. Tot op de dag van vandaag ondervinden we daar de gevolgen van, al vraag ik me af hoe lang dit nog zal duren. Net als prof. Op ’t Hof denk ik dat het eind van landelijke kerkverbanden in zicht is. Het kon weleens zijn dat we weer toe gaan naar de nieuwtestamentische kerkstructuur van huisgemeenten.”
„Ik haalde op kerkelijk gebied de krenten uit de pap”
Voor het ”Handboek christelijk Nederland” beschreef Rien Ipenburg de splintergroeperingen en vrije groepen. In zijn optiek de krenten in de pap. „Van kerkgrenzen trekken deze mensen zich niets aan. Ze moeten een goed gevoel bij een dominee hebben.”
Voor liefhebbers van kerken en kerkjes blijft het in 2008 verschenen ”Handboek christelijk Nederland” een uniek werk. In een kleine 800 bladzijden passeren honderden gemeenten, samenkomsten en vergaderingen de revue. „Er zijn er nog veel meer”, weet auteur Rien Ipenburg (70). „Van allochtonenkerkjes tot allerlei vormen van huisgemeenten.”
Mede-auteur E. G. Hoekstra overleed in 2012. De historicus uit Winterwijk, die zichzelf agnost noemde, nam de grotere kerkverbanden voor zijn rekening. Ipenburg, afkomstig uit „een Gereformeerde Bondsnest” in Scherpenzeel, ontwikkelde zich tot specialist op het gebied van splintergroeperingen en vrije gemeenten en groepen. „Je zou kunnen zeggen dat Hoekstra het serieuze werk deed en ik de krenten uit de pap haalde. In de komkommertijd voor de media werd ik geregeld gebeld door journalisten met de vraag: „Rien, heb je nog een leuk groepje voor me?” Dat was wat sneu voor Hoekstra.”
De voormalig adjunct-directeur en bladmanager van uitgeverij Kok, onder meer bedenker van het tijdschrift Oude Paden, is al tientallen jaren gefascineerd door verschijnselen in de marge van het kerkelijk leven. „Mijn grootmoeder van moeders kant was paauweaan. Het zondige volk ging naar de kerk, zij beluisterde alleen ds. Paauwe wanneer die doordeweeks in een schuur in Woerden preekte. Als mijn broertje en ik bij haar logeerden, ging opa op zondag naar de hervormde kerk, waar hij collectant was. Wij zaten met oma aan de keukentafel en luisterden met de armpjes over elkaar naar een preek van Smijtegelt of Van der Groe.”
Objectief
Uitgangspunt van beide auteurs was dat alle door hen beschreven kerken en groeperingen zo objectief mogelijk neergezet moesten worden, zonder pijnlijke privé-informatie. „In ons boek vind je niet dat een dominee voor zichzelf begon nadat hij met een catechisante in het bos was betrapt. De kenners weten dat toch wel.”
Hoekstra kon terugvallen op documenten van en over de door hem beschreven kerken. Ipenburg moest het hebben van liefhebbers van de kleine kerkgeschiedenis, het blad Kerknieuws van W. C. F. Scheps, het kwartaalblad Kerkhistorische Kroniek en Oude Paden. „Ik heb inmiddels tachtig ordners met knipsels. We maakten ook gebruik van enquêteformulieren. Die kwamen vaak keurig ingevuld terug. Met ds. Van der Sleen, voorheen predikant van de vrije hervormde gemeente van Scherpenisse, heb ik enige tijd gecorrespondeerd. Ook met mejuffrouw Taverne van de Presbyteriaal Hervormde Kerkgemeenschap had ik regelmatig contact. Voor geloofsgemeenschappen die elk contact afwezen, maakte ik gebruik van ”geheim agenten”. Tegenwoordig is Digibron een fantastische leverancier van informatie.”
Wat de inwoner van Elburg in de kleine vrije groeperingen binnen de gereformeerde gezindte vooral trekt, is „een vorm van mystiek die de eeuwen door de grote volkskerk heeft begeleid. Van kerkgrenzen trekken deze mensen zich niets aan. Ze moeten een goed gevoel bij een dominee hebben. Waarbij het wonderlijke is dat predikanten die een scheve schaats rijden en daardoor worden verketterd, bij anderen toch weer dat goede gevoel oproepen.”
In de loop der jaren ging Ipenburg met de vrijmetselarij sympathiseren. „Alle religies, geloofsgemeenschappen en losse groepjes pretenderen dé waarheid in pacht te hebben. Dat kan natuurlijk niet. Binnen de vrijmetselarij spreken we over de Opperbouwmeester des Heelals, als sturend principe. Dat mag ieder op eigen manier invullen. Die gedachte spreekt me aan.”
Het plan om een herziene versie van het ”Handboek christelijk Nederland” uit te brengen, belandde door het overlijden van Hoekstra in de ijskast. Toch is het niet van de baan. „Mijn jongste broer, die theologie heeft gestudeerd en in de ouderenzorg werkzaam was, heeft dezelfde fascinatie voor geloof en religie in alle vormen. We zijn bezig met een Handboek Religie in Suriname, als vingeroefening. Daarna willen we het ”Handboek christelijk Nederland” integreren in het door Hoekstra en mij geschreven ”Wegwijs in religieus en levensbeschouwelijk Nederland”. Ik schat dat we na actualisatie aan zo’n 3000 religieuze stromingen, kerken en vrije groeperingen komen.”
Het ontstaan van afsplitsingen zal naar zijn vaste overtuiging doorgaan. „De grote kerken worden kleiner, maar er blijven groepjes van lotsbroeders en verbondszusters die besluiten gezamenlijk iets nieuws te beginnen. Vaak rond een figuur die het licht heeft gezien. Of een voorganger die elders op straat is gezet.”