Binnenland
Lou de Jong, zijn oorlog en zijn Koninkrijk

GRONINGEN. Duizend, misschien 1200 pagina’s zou zijn oorlogsgeschiedschrijving gaan tellen, dacht dr. L. de Jong. Het werden er 16.600. Duizend, dat aantal haalt De Jongs biografie ook bijna. Boudewijn J. Smits promoveerde er gisteren op in Groningen: 960 pagina’s papier; de bijlagen en noten zijn alleen digitaal te lezen.

L. Vogelaar
Dr. L. de Jong in 1988 bij de presentatie in Den Haag van het laatste deel van zijn levenswerk. beeld ANP
Dr. L. de Jong in 1988 bij de presentatie in Den Haag van het laatste deel van zijn levenswerk. beeld ANP

Een groots werk, dat achtenhalf jaar in beslag nam. Maar de totstandkoming van ”Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog” duurde wel meer dan drie decennia, en feitelijk begon De Jong al eerder, toen die oorlog nog maar nauwelijks afgelopen was. De oorlog die hem bijna zijn hele familie ontnam en zijn Joodse volk zwaar teisterde.

Nog maar nauwelijks was de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) in 1988 uitgeschreven –later zouden nog bijlagen, registers en reacties volgen–, of hem werd de Gouden Ganzeveer toebedeeld. Sociaal wetenschapper Abram de Swaan zei bij die gelegenheid: „De Tweede Wereldoorlog is klaar, afgelopen en voortaan geestelijk eigendom van het Nederlandse volk in 27 linnen prachtbanden met goudopdruk en stofomslag. Het plankje van De Jong is een huisaltaar voor het oorlogsverleden. Het groots en gruwelijk verleden is gestandaardiseerd, ingebonden en weggezet. Wat rest is een groots werk, bijna een menselijke reikwijdte breed, een meter zeventien.”

Het was het weidse gebaar waarmee De Jong, die altijd heel goed wist hoe hij pers en publiek kon bespelen, op zijn persconferentie van 28 april 1988 het slotdeel van zijn magnum opus presenteerde. Het eerste deel was in 1969 van de pers gekomen, en Nederland liep er voor uit. Van zijn boeken werden vele tienduizenden exemplaren verkocht en De Jong moet er 1,7 miljoen gulden aan verdiend hebben, heeft Smits uitgerekend. In totaal moeten zijn boeken, artikelen en tv-scenario’s hem wel 3 miljoen gulden hebben opgeleverd.

Goed of fout

Louis (Loe) de Jong was „een sociaaldemocratische student geschiedenis van Joods-geassimileerden huize” die redacteur van De Groene Amsterdammer werd. Met zijn vrouw wist hij in mei 1940 naar Engeland te ontsnappen. De rest van de familie kwam onder Duitse heerschappij, en dat werd voor de meesten hun ondergang. Alleen de twee zonen van Louis’ tweelingbroer Sal overleefden op een onderduikadres.

Radio Oranje werd De Jongs spreekbuis vanuit Londen richting bezet Nederland. Hij droeg er „–aanvankelijk opzichtig, later geraffineerder– de ‘absolute’ verzetsnorm uit dat concessies aan de vijand in de democratische vrijheidsstrijd taboe waren.” Het werd de basis voor de overzichtelijke goed-foutindeling die hij later in zijn boeken hanteerde. Daar kwam kritiek op, maar De Jong mengde zich niet in de discussies die hij losmaakte en bleef de weg volgen die hij voor zichzelf had uitgestippeld. „Hij deed geen concessies aan zijn persoonlijke visie en beleving en heeft meermaals uitgesproken dat het schrijven van Het Koninkrijk voor hem een vorm van verwerken was”, stelt de promovendus vast. Rouwverwerking, levenslang. ”Het Koninkrijk” werd De Jongs levenswerk.

Zijn opvolger, Blom, relativeerde De Jongs goed-foutperspectief met de stelling dat het gros van de Nederlanders zich als een grijze muis had opgesteld. Latere historici kozen voor een middenpositie tussen beide stellingnames.

De Jongs opstelling paste bij zijn tijd, en de mensen wilden die graag horen. „De morele zeggingskracht waarmee de auteur van Het Koninkrijk geschiedenis had bedreven, heeft een belangrijke functie vervuld in de nationale rouwverwerking van de bezettingsperiode.”

Persoonlijk element

Een van broer Sals zonen veronderstelde dat de tomeloze schrijfdrift van oom Loe voortkwam uit een oorlogstrauma. De Jong zei weinig over zijn innerlijk, maar erkende dat er een „directe relatie is tussen de mij toegebrachte verliezen en de mate waarin ik mij van meet af aan aan de mij toevertrouwde taak gegeven heb.” Wat de geschiedschrijving van De Jong zo veel dramatiek en waarheidsgetrouwe allure verschafte, was het feit dat de oorlog voor hem een open wond bleef, „alsof de catastrofe zich gisteren voltrok.”

„Dit persoonlijk element komt”, zegt Smits, „tot uiting in zijn sterk politiek-morele benadering van de bezettingsperiode, zijn onvoorwaardelijke trouw aan de uitgangspunten die hij in de jaren veertig had uitgedacht, zijn weigering om kritiek te verwerken die wel degelijk reëel was, zijn obsessieve werkwijze en de immer uitdijende omvang van zijn levenswerk.”

Gezaghebbend

Vóór ”Het Koninkrijk” was er ”De Bezetting”. Deze tv-serie –ook in een boekenserie vervat– scoorde in de eerste helft van de jaren zestig ongekende kijkcijfers. Ter gelegenheid van De Jongs honderdste geboortedag heeft het NIOD de 21-delige serie voor het eerst op dvd uitgebracht.

Smits omzeilt De Jongs fouten niet, maar bewondert „zijn doortastende aanpak als organisator achter de schermen en gezaghebbend optreden voor de camera. De Jong groeide uit tot de meest in het oog springende historicus van de twintigste eeuw en zette de toon in de maatschappelijke discussie over en nationale verwerking van de bezettingsgeschiedenis. In dit goed/foutdebat vervulde hij met zijn politiek-moreel oordeel een voortrekkersrol als nationale geschiedschrijver.”

Er is geen politicus of criticus geweest die de mogelijkheid heeft gekregen om ook maar een letter in De Jongs manuscript te kunnen bepalen, met uitzondering van wat passages over Nederlands-Indië die werden aangepast nadat ze waren uitgelekt.

Zwijgzaam

De dissertatie gaat over De Jongs leven en werk, overigens een onlosmakelijke twee-eenheid. Zijn beide levenspartners –de niet-Joodse Liesbeth, met wie hij van 1939 tot 1980 was getrouwd, en Holocaustoverlevende Riel, met wie hij van 1980 tot haar overlijden in 2004, op haar 82e verjaardag, samenwoonde– leefden met een immer zwijgzame echtgenoot. „Zij ervoeren het in de loop der jaren als een steeds groter probleem.” De Jongs tweede levensgezel had niet het gevoel werkelijk tot hem te kunnen doordringen, maar dacht wel dat ze hem tot steun was.

Het lijkt erop dat zijn niet kunnen praten vaak is begrepen als een niet willen praten, schrijft Smits. Dat kan de reden geweest zijn waarom De Jong zijn leven lang de kans onbenut liet om tegemoet te komen aan de grote behoefte van zijn neven te kunnen ontdekken wie hun vader –De Jongs tweelingbroer– was geweest. De Jong zweeg.

>>biografieloedejong.nl

”Loe de Jong. 1914-2005. Historicus met een missie”, Boudewijn Smits; uitg. Boom, Amsterdam 2014; ISBN 9789461054678; 960 blz.; € 39,90.


Band met het koningshuis

Al in de eerste kritieken op De Jongs werk werd hem een „vrijwel blinde verering” van het koningshuis verweten. Later was hij een van degenen die de weg plaveiden voor het huwelijk van kroonprinses Beatrix met prins Claus door met gezag –hoewel niet na diepgaand onderzoek– te verklaren dat diens oorlogsverleden smetvrij was. Daarmee bewees hij Nederland een dienst: Claus kon zich een plaats verwerven, en zijn integriteit en onkreukbaarheid waren een verademing in vergelijking met prins Bernhard, prins Hendrik en de 19e-eeuwse koningen.

Riel, De Jongs tweede levensgezel, had Auschwitz overleefd. Na een halve eeuw kwam ze er terug, nu samen met prins Claus en zijn drie zonen en met haar man en diens kinderen. Terzijde: promovendus Smits vergist zich in Claus’ overlijdensjaar (pag. 844).

Enkele weken voor zijn overlijden kreeg De Jong koningin Beatrix nog op bezoek, die hem dankbaar was voor zijn vriendschap, adviezen en steun. Smits, net verkozen tot biograaf van De Jong, stond kort daarna ook bij hem op de stoep. Tevergeefs: De Jong was in het ziekenhuis opgenomen en is kort daarop overleden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer