Trieste vertoning rond Trente
Kardinaal Eijk heeft het geweten dat hij het publiekelijk voor de leeruitspraken van Trente heeft opgenomen. Wat is hem allemaal niet verweten? Toch bleef hij –wellicht enigszins ongenaakbaar– op zijn standpunt staan: „Hier sta ik, ik kan niet anders!” Mogelijk kunnen wij protestanten op dit punt nog iets van hem leren.
Waar ging het eigenlijk over? Het concilie van Trente (1545-1563) is hét grote rooms-katholieke concilie na de Reformatie van 1517. Daar werd van rooms-katholieke zijde de balans opgemaakt van de kerkscheuringen die eerder die eeuw hadden plaatsgevonden en onherstelbaar bleken. Ondanks de godsdienstgesprekken waren Luther, Zwingli, Calvijn en anderen een eigen weg gegaan.
Wie het grote, meerdelige werk van de kerkhistoricus Hubert Jedin over het concilie van Trente leest, komt op zijn minst van twee dingen onder de indruk. Allereerst de grondigheid en de breedte waarmee men over de ontstane geschillen heeft gesproken. Men kan niet zeggen dat het concilie over één nacht ijs is gegaan.
Tegelijkertijd treedt vervolgens in de uiteindelijke conclusie van het concilie een geweldige versmalling op. De visie van de Reformatie wordt in korte staccatoachtige formuleringen veroordeeld. „Wie leert dat… is vervloekt!” Daarbij lopen een overtuigd protestants mens inderdaad de rillingen over de rug.
Nu gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de Rooms-Katholieke Kerk deze uitspraken nooit heeft teruggenomen. Men kan hier tegen inbrengen dat het tweede Vaticaans concilie in de jaren zestig van de vorige eeuw enkele nuanceringen heeft aangebracht in de uitspraken van Trente. We kunnen ook horen beweren dat de strakke visie van Trente in de praktijk van het kerkelijk samenleven hier in Nederland zo nauwelijks nog functioneert.
Sommigen wijzen er zelfs op dat de vorige paus, Benedictus XVI, zich bezonnen heeft op een eerherstel voor Maarten Luther. Dat alles laat echter onverlet dat de leeruitspraken van de Rooms-Katholieke Kerk inhoudelijk nooit veranderd of aangepast zijn. Zodoende is de stellingname van bisschop Eijk helemaal niet verrassend. Het commentaar van mijn leermeester, professor Van ’t Spijker, op deze kwestie vond ik daarom volstrekt ter zake. Hij zei dat hij zich zeer verbaasde over al deze ophef.
Betonrot
Niettemin vraagt deze ophef wel om een paar kanttekeningen. Ds. De Fijter, onder meer voorzitter van het platform nationale synode, karakteriseert de uitspraken van kardinaal Eijk als „betonrot in de oecumene.” Eigenlijk vind ik dit soort taalgebruik voor een man van een dergelijke statuur ongepast.
Wellicht zou ds. De Fijter er goed aan doen om met een ter zake kundige architect te praten over betonrot en welke schade dat kan aanrichten. Hij zal natuurlijk tegenwerpen dat het hier gaat om beeldspraak. Maar hij weet net zo goed als ik dat beeldspraak –ethisch gezien– bepaald niet neutraal is.
Ik ga nog een stap verder. Dit soort ‘one-liners’ –waarin niet of nauwelijks op de inhoud wordt ingegaan– schaadt het oecumenisch gesprek meer dan de op zichzelf genomen heldere stellingname van bisschop Eijk. Ik zou me in elk geval levendig kunnen voorstellen dat hij bij het lezen van een uitspraak als deze denkt: „Met deze mensen wil ik niet meer praten!” Mijns inziens zou een excuus voor dit woordgebruik daarom niet misplaatst zijn.
Discussie
Het zal in het licht van het voorgaande duidelijk zijn dat ik de reactie van dr. A. J. Plaisier, scriba van de synode van de Protestantse Kerk, veel beter kan volgen. Hij heeft verzocht om een gesprek met de kardinaal over zijn uitspraken. Bisschop Eijk heeft dat geweigerd. Dr. Plaisier betreurt dat zeer terecht. Ook ik werd er niet blij van dat te lezen.
Niettemin veroorloof ik me een enkele opmerking over het hele verschijnsel interkerkelijke en binnenkerkelijke discussie. Hierin zijn wij protestanten sterk. In de Rooms-Katholieke Kerk worden afwijkende gevoelens al snel vanuit het leergezag gedempt of gesmoord. Wij tekenen daartegen –zeer terecht– bezwaar aan. Maar is dat alleen maar winst?
De laatste tientallen jaren zijn er bijvoorbeeld vele gesprekken geweest tussen deputaten van de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Nederlands Gereformeerde Kerken aan de ene kant en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt aan de andere kant. Wat heeft het opgeleverd? Een aantal samenwerkingsgemeenten. Maar iedereen die geen vreemdeling is in kerkelijk Nederland weet dat deze samenwerking in de Christelijke Gereformeerde Kerken weer voor nieuwe onrust en verdeeldheid zorgt.
Een ander voorbeeld. Tientallen jaren lang zijn er discussies gevoerd tussen de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland. De bedoeling was om te komen tot het einde van een „huishoudelijke twist” (Van Ruler). Wat was het resultaat? De vorming van de Protestantse Kerk in Nederland. Daarnaast ontstond echter in 2004 ook de Hersteld Hervormde Kerk. De gevolgen van deze scheuring zijn ook na tien jaar nog hoorbaar en zichtbaar in de volle breedte van de gereformeerde gezindte. Discussiëren over verschillen levert dus niet alleen maar positieve resultaten op.
Spiegel van Benedictus
Een aantal jaren geleden werd de toenmalige paus Benedictus XVI uitgenodigd om in Wittenberg een lezing te houden voor een groot aantal vertegenwoordigers van de wereldwijde lutherse kerk. Hij sprak over de betekenis van Maarten Luther. Tot niet geringe verbijstering van zijn gehoor, riep hij hen op om terug te keren naar de visie van deze reformator. Hij geselde in zijn toespraak de sterk toegenomen vrijzinnigheid in lutherse kring op dogmatisch en ethisch terrein en hield hen voor dat de opvattingen van de reformator in elk geval Bijbels-theologisch gezien nog iets voorstelden.
Het wat narrige commentaar van de journalist wiens artikel ik over dit gebeuren las, luidde: „Volgens de paus heeft de lutherse kerk de bekende uitspraak van de reformator radicaal veranderd in: „Hier sta ik, ik kan ook nog heel anders. God helpe mij!”
Hoe het ook precies geweest is, de spiegel die Benedictus de Reformatie voorhield, is simpelweg nogal confronterend. Dat geldt overigens niet alleen van deze rede, maar ook van verschillende van zijn andere geschriften.
Verootmoediging
Ik vind het niet prettig deze dingen te moeten schrijven. Liever houd ik me met andere zaken bezig. Maar wat mij in toenemende mate na aan het hart ligt is dit: wij moeten vooralsnog maar niet al te veel grote woorden gebruiken in de richting van de Rooms-Katholieke Kerk. We hebben zo langzamerhand meer dan genoeg ‘protestants’ boter op ons hoofd.
Wat allereerst nodig is, is dit: gezamenlijke verootmoediging voor God. Als het platform nationale synode daartoe zou oproepen, zou ik onmiddellijk meedoen. Aan vieringen, verklaringen en manifestaties heb ik vooralsnog geen enkele behoefte.
Verootmoediging voor en wederkeer tot God is mijns inziens een eerste vereiste tot herleving en reformatie van de Kerk. Dan –en alléén dan– hebben we zonder enige triestheid aan Rome iets te melden, ook na Trente. En daarvoor wil ik graag met ds. De Fijter en dr. Plaisier naar bisschop Eijk gaan, of desnoods naar Rome zelf, ”ad limina apostolorum”, zoals men zegt!