In het spoor van C. S. Lewis in Oxford
C. S. Lewis geldt als een van de invloedrijkste christelijke denkers van de 20e eeuw. Hij was vol verwondering over het christelijk geloof, verdedigde dat met verve, en schreef net zo makkelijk boeken voor kinderen als voor geleerden. Vandaag een special in het teken van Clive Staples Lewis, die vijftig jaar geleden overleed.
De eerste ontmoeting met Oxford, waar hij het grootste deel van zijn leven zou wonen, viel wat tegen. Lewis, in 1898 geboren in het Ierse Belfast als zoon van een advocaat en een domineesdochter, reisde in 1916 naar de Engelse universiteitsstad om examen te doen voor een studiebeurs. Met meer bagage dan hij met de hand kon dragen stapte hij het station uit om een logement of goedkoop hotel te zoeken. „Mijn eerste teleurstelling was nog overkomelijk”, schreef Lewis later. „Een stad laat zich langs het spoor altijd van zijn slechtste kant zien. Maar toen ik doorliep, werd het mij steeds vreemder te moede. Was deze aaneenschakeling van miezerige winkeltjes nu werkelijk Oxford?”
Lewis was de verkeerde kant opgelopen, naar het smerige voorstadje Botley. Het legendarische complex van torens en spitsen, die de volgende dag door de sneeuw zouden veranderen in bruidstaartornamenten, lag aan de overzijde.
Het Oxford van C. S. Lewis is sinds 1916 weinig veranderd. Nog steeds domineren eeuwenoude universiteitsgebouwen, met bijbehorende kerken en bibliotheken, het beeld van de stad. Daar staat University College, met tientallen kleine klokgeveltjes rondom een centraal grasveld. Trap nummer twaalf leidt naar de afdeling waar Lewis na het behalen van zijn studiebeurs woonde. Op kamer 3.
Veel studenten zal Lewis er in 1917 niet zijn tegengekomen. Iedereen was naar het front, op twaalf jongens na. Maar ook Lewis wilde de Eerste Wereldoorlog niet ontlopen. Hij verhuisde naar Keble College, ontving een militaire training en vertrok naar de loopgraven in Frankrijk. „Natuurlijk was het daar verschrikkelijk”, blikte Lewis in zijn boek ”Verrast door Vreugde” (1955) terug. „Je verwachtte niet dat je het leuk zou vinden. Niemand zei dat je het leuk moest vinden. Niemand deed alsof hij het leuk vond.”
Lewis raakte gewond door vriendschappelijk vuur bij een aanval van de Duitsers tijdens de slag om Arras. Terug naar Engeland voor herstel, waarna hij in 1919 zijn studie aan University College weer kon voortzetten. Het christelijk geloof had hij allang ergens onderweg verloren. In 1925 kreeg Lewis een baan als ”fellow” Engelse taal en literatuur aan Magdalen College in Oxford. Dat betekende doceren, onderzoek doen en, als ”tutor”, studenten begeleiden.
Magdalen College, waar Lewis meer dan dertig jaar werkte, is misschien wel het mooiste college van de stad. Het complex, met een hoge slanke toren aan High Street, ligt net buiten de oude stadsmuren aan de oevers van het riviertje de Cherwell. Daarachter bevindt zich een hertenkamp, al meer dan 300 jaar.
Sommige gebouwen dateren uit de middeleeuwen. Op de binnenplaats van Magdalen College bevindt zich een openluchtkansel, waar sinds 1480 één keer per jaar –op 29 juni om 10.00 uur– een preek wordt gehouden. Lewis woonde iets verderop, in de zogenoemde Nieuwe Gebouwen (uit 1733). Zijn kamer op de eerste verdieping is niet te bezichtigen; er woont nu een andere docent.
George Sayer, die een biografie over Lewis schreef, herinnert zich hun eerste ontmoeting daar nog goed. „Ik ging naar binnen en nam plaats bij de open haard tegenover Lewis. Hij was een zwaargebouwd man van zo te zien rond de veertig, met een ovaal, mollig en blozend gelaat. Zijn zwarte haar had zich van zijn voorhoofd teruggetrokken, wat hem een nog imposanter voorkomen gaf. Ik wist niets van hem, behalve dat hij in dit college de tutor voor Engels was. Ik wist niet dat hij de beste docent van de werkgroep was, en het enige boek dat hij onder zijn eigen naam had gepubliceerd, had ik niet (en had bijna niemand) gelezen. Ook na drie jaar lang onderwijs te hebben genoten kwam de gedachte niet bij mij op dat hij eens een schrijver zou kunnen worden van wie zo’n 2 miljoen boeken per jaar worden verkocht.”
Dezelfde kamer in Magdalen College was de plaats waar Lewis, na gesprekken met vrienden, tot de overtuiging kwam dat er een God moest zijn. „U moet zich voorstellen hoe ik daar op Magdalen avond aan avond alleen in mijn kamer zat; telkens wanneer mijn gedachten maar een ogenblik van mijn werk loskwamen, voelde ik de gestage, onverbiddelijke nadering van Hem Die ik zo gaarne niet zou hebben ontmoet. Wat ik vreesde was mij ten slotte overkomen. In het zomertrimester van 1929 gaf ik toe en ik erkende God als God, en knielde en bad; die avond wellicht de neerslachtigste en onwilligste bekeerling in heel Engeland.”
De Adelaar en het Kind
Iedere dinsdag, een uurtje voor lunch, was Lewis te vinden in The Eagle and the Child, een pub die in universitaire kringen altijd The Bird and the Baby heette. De vrienden die hier wekelijks samenkwamen –en zich de Inklings noemden– discussieerden over literatuur, over de boeken die ze aan het schrijven waren. En dat alles onder het genot van wijn of bier.
The Eagle and the Child bestaat nog steeds. Binnen hangen wat foto’s, en een gedenkplaat herinnert aan de twee bekendste Inklings: Lewis en J. R. R. Tolkien, hoogleraar Angelsaksische literatuur in Oxford en schrijver van ”The Hobbit” en ”The Lord of the Rings”.
Hun vriendschap is heel belangrijk geweest, zegt de Engelse theoloog Alister McGrath, die onlangs een ongepubliceerde brief ontdekte waarin Lewis Tolkien nomineerde voor de Nobelprijs voor literatuur in 1961. „Lewis stimuleerde Tolkien om door te gaan met schrijven. En Tolkien zorgde er mede voor dat Lewis de brug naar het christelijk geloof kon oversteken – al denk ik dat die daar uiteindelijk ook zelf wel was gekomen. Hij bood Lewis als het ware een raamwerk: een geheel nieuwe kijk op het christelijk geloof. Hij hielp Lewis zich te realiseren dat het niet lag aan Lewis’ verstandelijke onvermogen om het christendom te begrijpen, maar aan het onvermogen van zijn verbeeldingskracht om de betekenis ervan te vatten. Lewis kon de werelden van verstand en verbeelding weer met elkaar verbinden.”
Lewis schreef in oktober 1931, na een gesprek tot diep in de nacht met Tolkien en Hugo Dyson, een andere vriend: „Zojuist ben ik overgegaan van geloof in God naar duidelijk geloof in Christus – in het christendom.”
Lewis is zich er altijd over blijven verwonderen dat hij christen was geworden. „Terugblikend op mijn leven”, schreef Lewis in 1955, „vind ik het verbazend dat ik niet uitkwam bij de tegen-orthodoxie –dat ik geen linkse, atheïstische, spotlustige intellectueel werd van het type dat iedereen wel kent. Alle voorwaarden leken hiervoor aanwezig.”
Lewis groeide uit tot een beroemd apologeet: als voormalig atheïst begreep hij de moeite die mensen kunnen hebben met het christelijk geloof. Hij schreef over het probleem van het lijden (1940), hield tijdens de Tweede Wereldoorlog radiotoespraken voor de BBC, sprak voor het bommenwerperscommando van de Royal Air Force. Lewis’ vier series radiotoespraken zouden later worden bewerkt tot de klassieker ”Onversneden christendom” (1952). Het ging hem niet om de verdediging van een christelijke denominatie, of een specifieke theologische visie, maar om het christelijk geloof zelf.
Lewis: „Onversneden christendom (...) is een soort hal met deuren waardoor je verschillende zalen kunt binnengaan. Als ik iemand die hal in kan krijgen, zal daarmee mijn doel bereikt zijn. Maar pas in die zalen, en niet in de hal, vind je een haard, kun je gaan zitten, en is er eten.”
De pijp van Jack
Lewis hield van wandelen. Samen met vrienden op Addison’s Walk, een voetpad langs het park bij Magdalen College. Of alleen, over Shotover Hill in Headington Quarry, een buitenwijk van Oxford. Daar kocht Lewis samen met zijn broer Warrie en de familie Moore in 1930 een huis: The Kilns.
De woning ligt nog altijd wat verscholen achter hoge bomen en gladgeschoren heggen. Een poortje leidt naar een natuurgebied, met in het midden een grote vijver. Er kronkelen paden omheen, er staat een bankje. Het hoorde vroeger allemaal bij The Kilns. Hier wandelde Lewis graag, of hij voerde de twee zwanen die hij eens van de provoost van Worcester College had gekregen. Tussen het groen is nog een kleine bunker te zien, op verzoek van Lewis gebouwd door de tuinman. Lewis verwachtte dat de Duitsers Oxford zouden bombarderen.
Het woonhuis van Lewis is op afspraak te bezichtigen. Dr. Deborah Higgins zwaait de scepter over de C. S. Lewis Foundation, die The Kilns en een bijbehorend studiecentrum beheert. „Lewis hield van The Klins”, zegt ze in de voormalige studeerkamer. „En ik denk dat hij zijn boeken niet heeft kunnen schrijven zonder de mensen om hem heen. Ze gaven hem een andere kijk op het gewone leven.”
De fauteuils in de zitkamer, Lewis’ bureau, het bed in zijn slaapkamer – authentiek zijn ze niet, erkent Higgins. Na de dood van Lewis in 1963 werden alle meubels en boeken zonder pardon op een veiling verkocht. In de jaren zeventig kocht een hoogleraar uit Oxford de woning, die vervolgens flink werd vertimmerd. In de jaren tachtig was het huis echter zo in verval geraakt dat sloop de beste optie leek. Twee Amerikanen, liefhebbers van Lewis, besloten het te kopen en te restaureren. En sindsdien is The Kilns in Amerikaanse handen, tot verdriet van sommige Britten.
Overal in het huis hangen zwart-witfoto’s, en die zijn wel origineel. Daar zit Lewis achter zijn bureau, bril op, pen in de hand. Pijp en tabak liggen binnen handbereik. „Lewis rookte veel en had de gewoonte de as gewoon op het tapijt te laten vallen”, zegt Higgins. „Het moet hier enorm vies zijn geweest. De vrouw van zijn vriend J. R. R. Tolkien wilde in ieder geval niet meer op bezoek komen, uit angst ziek te worden.”
Higgins loopt de trap op naar de bovenverdieping. „Weet u trouwens waarom Lewis ”Jack” werd genoemd? Toen Lewis een jaar of vier was, had de familie een hondje: Jacksy. Die werd helaas overreden door misschien wel de enige auto die er toen in Belfast rondreed. Sindsdien werd Lewis Jack genoemd.”
Dan zijn er foto’s van Lewis met zijn vrouw Helen Joy Davidman, met wie hij op maandag 23 april 1956 onverwacht in het huwelijk trad. Ze was Joods, zestien jaar jonger dan hij, en afkomstig uit de Verenigde Staten. „Davidman was een groot schrijftalent, een bewonderaarster van Lewis. In de jaren dertig was ze atheïst en communist geweest, maar door het lezen van Lewis’ werken was ze tot geloof gekomen. Ze gingen corresponderen, en Davidman maakte de oversteek naar Engeland. Ik denk dat Lewis toen eerst verliefd is geworden op haar denkvermogen.”
De dood van zijn vrouw in 1960 greep Lewis sterk aan. Zijn gevoelens van twijfel, verdriet en onzekerheid uitte hij in ”Verdriet, dood en geloof”. „Als mijn huis met één windstoot is omgevallen”, schreef Lewis, „dan komt het omdat het een kaartenhuis was. Mijn geloof was geen geloof, maar verbeelding.” De deur leek definitief op slot. „Een deur, die voor je neus dichtgeslagen wordt en binnen het schuivende geluid van een grendel, een dubbele grendel.”
Enige tijd na de dood van zijn vrouw hervond Lewis zijn geloof weer. Misschien was het zelfs sterker geworden dan voorheen, maar Lewis’ gezondheid ging snel achteruit: hij had enstige kwalen aan hart en nieren. Higgins wijst de plaats waar het ziekbed van Lewis stond. Bij het raam, zodat hij het groen en de binnenvallende lichtstralen kon zien.
Clive Staples Lewis overleed op vrijdag 22 november 1963. De dag was eigenlijk heel gewoon begonnen: na het ontbijt een paar brieven beantwoorden, even een kruiswoordpuzzel oplossen. Om vier uur bracht zijn broer Warnie hem een kop thee en trof hem „slaperig maar rustig” aan. Om halfzes hoorde Warnie een „dreun” in Lewis’ slaapkamer. Hij rende naar boven en trof zijn broer bewusteloos aan bij het voeteneinde van zijn bed. Een paar tellen later stierf Lewis.
De media besteedden nauwelijks aandacht aan de dood van de bekende schrijver en apologeet. Want rond dezelfde tijd die dag vertrok een stoet auto’s met daarin de Amerikaanse president John F. Kennedy van het vliegveld naar het centrum van Dallas. Een scherpschutter maakte een einde aan zijn leven.
Lewis ligt begraven bij de Holy Trinity Church van Headington Quarry, Oxford, tien minuten lopen van The Kilns. Dat was de kerk die hij bezocht sinds Kerst 1931. Even daarvoor hadden zijn vrienden Tolkien en Hugo Dyson hem zover gebracht dat hij de „sprong van het geloof” durfde te maken en „aan te nemen wat Christus aan het kruis heeft volbracht.”
Op het graf van Lewis staat een inscriptie: „De mens moet aanvaarden dat hij moet gaan zoals hij komt.”