Dr. Vreekamp besluit trilogie met ”Als Freyja zich laat zien”
Tijdens wandelingen over de Veluwe ontdekt hij nog steeds nieuwe zaken over voorchristelijke religies. Zijn ervaringen verwerkte dr. H. Vreekamp in twee boeken: ”Zwijgen bij volle maan” en ”De tovenaar en de dominee”. Vorige week kwam daar een derde titel bij: ”Als Freyja zich laat zien”. „Ik leg verantwoording af waarom ik christen ben.”
Een moeder met een kind dat in de ban was van hedendaags heidendom, waarschuwde dr. Vreekamp (69), hervormd emeritus predikant in Epe, zich niet meer bezig te houden met dit onderwerp. Ook in consistories, na een preekbeurt, hoort de predikant weleens: „Wat heeft de dominee toch met die heidense goden?”
In de studeerkamer van zijn historische woning in Epe, waar boekenplanken meer dan 3 meter hoog gevuld zijn met literatuur over Jodendom, heidendom en christendom, overpeinst de predikant deze reacties. „Ik begrijp zo’n moeder. Maar het onderwerp laten rusten, terwijl je om je heen zo veel ziet dat verwijst naar onze heidense oorsprong? Dat kan ik niet. Ik wil de leeuw in zijn bek kijken.”
De predikant, die van 1984 tot 2002 verbonden was aan de hervormde Raad voor de verhouding van Kerk en Israël, werd zich in 1992 bewust van de betekenis van zijn heidense afstamming. „Ik liep op een ochtend vast met mijn werk in de studeerkamer. De muren kwamen op me af. Ik voelde me gedrongen te gaan wandelen. Lopend over de Veluwe kwam het tot een confrontatie met mijn afkomst en met de ontelbare restanten van heidendom die ik onderweg tegenkwam.”
Ontmaskering
Het gaat dr. Vreekamp niet zozeer om het moderne paganisme, maar om de ontdekking en ontmaskering van heidense invloeden op het christendom. Hij schuift naar het puntje van zijn leunstoel. „Wist u dat de besprenkeling bij de doop afgeleid is van een heidens Germaans naamgevingsritueel? Het christendom kent vanuit de Bijbel alleen het bad der wedergeboorte, de doop door onderdompeling.”
De weerslag van zijn jongste naspeuringen verwerkte hij in een deels literair, deels feitelijk relaas. Het balanceren op de grens van feit en fictie is iets wat hem in reacties op eerdere titels op kritiek kwam te staan. Ook in zijn nieuwste pennenvrucht interpreteert dr. Vreekamp soms op eigen wijze hetgeen hij aantreft in de kerk van Epe of de natuur op de Veluwe.
In ”Als Freyja zich laat zien”, gaat een vrouw, door dr. Vreekamp bewust genoemd naar deze heidense godin, op de Veluwe in gesprek met de twaalf apostelen. Vanuit de kerk in Epe maakt ze een tocht, kriskras over de Veluwe. Dr. Vreekamp wandelde in totaal 1500 kilometer ter voorbereiding op zijn trilogie. „Ik moet op locatie zijn om een verhaal te laten ontstaan. Dan openbaart zich wat ik wil schrijven. Is dat valse mystiek? Ik zou zeggen: bevinding. In de zin zoals je bij Bunyan in ”De christenreis naar de eeuwigheid” ook de omgeving van Bedford herkent als de achtergrond waartegen het verhaal zich afspeelt. Maar net als bij Bunyan rond Bedford komt het op de van oorsprong heidense Veluwe ook aan op het leren kennen van de Christus.”
De ontmoeting tussen Freyja en de twaalf apostelen verloopt aan de hand van de Apostolische Geloofsbelijdenis. Dr. Vreekamp heeft op het schutblad van het boek de tekst hiervan laten afdrukken, zowel in het Nederlands als in het oud-Angelaksisch. In hoofdstuk 1 wordt de heidense godin geconfronteerd met deze oerbelijdenis. Ze staat in Epe en ziet een bronzen kunstwerk met de beeltenissen van de vorstinnen Wilhelmina, Juliana en Beatrix. Dan houdt een onbekende gemaskerde vrouw de tekst voor van het Apostolicum. Freyja wil er niets van weten. Toch ontkomt ze niet aan een nadere kennismaking met het belijdenisgeschrift.
In het Kroondomein, een bosgebied dat eigendom is van de koninklijke familie, krijgt Freyja twintig hoofdstukken later uitleg bij het artikel over de vergeving van zonden. „Ten diepste kan dus alleen God het, vergeven?” wil Freyja weten. „Ja, en in de naam van God kan Jezus het ook”, antwoordt Simon Zelotus.
Het slothoofdstuk handelt over het ”amen” van het Apostolicum. Freyja ziet in een visioen een openluchtdienst die plaatsheeft in een weiland bij Oene. In een apotheose toont Freyja zich aan de God van hemel en aarde. „Zij vreest God, de God van Israël. Zij is vreze, in levende lijve. ”Zie, hier ben ik”, straalt heel haar naakte verschijning.” Freyja wordt gedoopt. „Sy hit swa”, ”moge dit zo zijn”, roept ze uit, als amen op het visioen van haar doop.
Apologie
„Dit boek is een verdediging van het christendom. Een apologie”, zegt dr. Vreekamp. „Ik ben geen Jood, ik kom niet uit het door God apart gezette volk. Maar ik ben ook geen ongedoopte heiden meer. In Christus is noch Jood noch heiden, zegt Paulus. Toch moet je terug naar de kerk van vóór de Romeinse keizer Constantijn de Grote om goed te begrijpen wie je bent in Christus. Veel van wat na de verheffing van het christendom tot de Romeinse staatsgodsdienst gebeurde in de kerk, heeft te maken met wereldlijke macht. Juist dan zie je het heidendom via de achterdeur weer binnenkomen.”
Als belangstellenden dr. Vreekamp uitdagen om deze veronderstelling concreet te maken, neemt hij hen mee naar de hervormde dorpskerk in Epe. De meer dan acht eeuwen oude kerk ligt op vijf minuten lopen van zijn woning. „Vanuit de details in het gebouw laat ik zien hoeveel heidendom er de kerk binnensloop. Op de doopvont: vier koppen van voorouders om boze geesten te weren die het doopwater konden ontwijden. Vlak bij de beeltenis van Christus in het koor een afbeelding van een groene man, een mythologische figuur die al in het oude Egypte werd afgebeeld.
Als in dit soort details in een kerkgebouw het heidendom al volop aanwezig is, word ik argwanend. De roomse kerk voerde Allerheiligen en Allerzielen in om aan te sluiten bij een heidense feest: het begin van de winter. Ik zou willen zeggen: om ook macht te krijgen over het heidendom. Daardoor bleven oude heidense riten in nieuwe verschijningsvormen opduiken.”
In constrast daarmee gaat dr. Vreekamp graag terug naar de periode van de Vroege Kerk, liefst naar de tijdperk in de kerkgeschiedenis dat de overgang van synagoge naar kerk werd gemaakt. „Daar ontstond het Apostolicum. Dat verbindt met de belofte die in Abraham al is gegeven aan Jood en heiden.”
Ondanks zijn blijvende liefde voor het Joodse volk, ziet dr. Vreekamp niet graag dat christenen bij het teruggaan naar de Vroege Kerk zich de gewoonten van het Jodendom eigen maken. „Ik pleit niet voor het veronachtzamen van 2000 jaar kerkgeschiedenis.” Verwijzend naar zijn bestudering van de Vroege Kerk stelt hij daartegen twee zaken centraal: „De doop als entree, waardoor ik als heiden zicht krijg op God in Christus, en het Apostolicum.”
Zekerheid
Toch blijft dr. Vreekamp op zoek. „Niet meer om te schrijven over mijn heidense wortels. Dit is het laatste deel in de trilogie. De interesse in de Veluwe blijft. En over de ontmoeting tussen Jood en christen raak ik niet uitgedacht. In het boek verandert Freyja door de gesprekken met de apostelen. Maar ze keert niet terug naar de kerk in Epe. Zo is het ook met mij. Ik blijf zoekend wandelen. Maar wel met een zekerheid in me, die is overgeleverd door de kerk van alle tijden. In de Kerkorde van de Protestantse Kerk staat het mooi: „De Protestantse Kerk in Nederland is overeenkomstig haar belijden gestalte van de ene heilige apostolische en katholieke of algemene christelijke Kerk die zich, delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God.” Dat delen: dat is de kern. Ik neem niet de plaats in van Jood of heiden, ik ben een christen.”
Dr. H. Vreekamp
Dr. Henk Vreekamp studeerde tussen 1963 en 1971 theologie in Utrecht. Daarna diende hij de hervormde gemeenten van Oosterwolde (Gld.) (1971) en Epe (1976). Aansluitend was hij van 1984 tot 2002 predikant bij de Raad voor de verhouding van Kerk en Israël van de Nederlandse Hervormde Kerk.
Dr. Vreekamp promoveerde in 1982 op een systematisch-theologisch proefschrift met de titel ”De vreze des Heren”. Hij schreef diverse boeken over jodendom en Israël.
In 2003 schreef dr. Vreekamp ”Zwijgen bij volle maan. Veluwse verkenning van Edda, Evangelie en Tora.” Daarin speurt hij naar zijn heidense wortels. De Edda, een Germaanse goden- en heldenboek, geeft hij veel aandacht. Tegenover het heidendom zet hij het christendom en het Jodendom. Ook dan probeert dr. Vreekamp te bewijzen dat het christendom heidense gebruiken heeft overgenomen.
Onder meer kreeg dr. Vreekamp commentaar van prof. dr. F. A. van Lieburg, hoogleraar geschiedenis van het Nederlands protestantisme aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Deze kritiseert onder meer de rechtstreekse lijn die volgens dr. Vreekamp zou lopen van hedendaagse verschijningsvormen van het heidendom naar de Germaanse godsdiensten.
In 2010 publiceerde Vreekamp ”De tovenaar en de dominee”, waarin hij onder meer mythes rond zijn overgrootvader probeert te ontrafelen. Van hem werd beweerd dat hij magische krachten kon ontketenen.
”Als Freyja zich laat zien. De code van het christendom”, dat woensdagmiddag in Epe werd gepresenteerd, is het laatste deel in de trilogie van dr. Vreekamp over heidendom, Jodendom en christendom.
Boekgegevens
Als Freyja zich laat zien. De code van het christendom, Henk Vreekamp; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2013; ISBN 978 90 239 2689 4; 366 blz.; € 19,90.
Zie ook:
De tovenaar en de dominee – recensie (De Waarheidsvriend 18-11-2010)
“Heidendom keert terug in Nederland” (Reformatorisch Dagblad, 15-10-2010)
Zwijgen bij volle maan (Reformatorisch Dagblad, 03-05-2010)
Zoon van de Veluwe zoekt zijn wortels : ZWIJGEN BIJ VOLLE MAAN (De Waarheidsvriend 15-01-2004)
Het heidendom is terug – interview met dr. Vreekamp (Reformatorisch Dagblad, 08-01-2004)