Concertverslag: Leon Berben in het Limburgse land
De muziekredactie van het RD bezoekt deze zomervakantie vijf concerten, waarvan op deze plek verslag wordt gedaan. Vandaag een impressie van het orgelconcert van donderdagavond 15 augustus in de Sint Gerlachuskerk in het Limburgse Houthem door Leon Berben.
De buurman krijgt geen gelijk. Een kwartier voor tijd stelt hij een Duitser gerust, die vraagt of er altijd zo weinig bezoekers zijn. „De kerk komt vol”, belooft de Limburger. Dat gebeurt niet, maar toch hebben zich deze avond een kleine honderd mannen en (veel!) vrouwen in de Sint Gerlachuskerk verzameld. Hun gemiddelde leeftijd ligt dik boven de vijftig. De concertgangers houden het glooiende Limburgse heuvellandschap een uurtje voor gezien om zich te laven aan orgelmuziek vertolkt door Leon Berben (1970). Deze in Heerlen geboren organist en klavecinist woont en werkt in Duitsland, maar laat ook regelmatig in zijn geboorteland van zich horen.
Een man van de organiserende Samenwerkende Orgelvrienden Limburg heet iedereen welkom. Het concert in Houthem is onderdeel van het jaarlijkse Limburgse orgelfestival van de stichting Samenwerkende Orgelvrienden Limburg, dat dit jaar van 19 juli tot en met 18 augustus wordt gehouden. Het festival omvat dik zestig –meest gratis toegankelijke– orgelconcerten, drie orgelbustochten en een orgelwandeltocht. Orgelliefhebbers hoeven zich in de vakantie dus niet te vervelen.
Berben laat zijn gezicht niet zien. De concertgangers moeten het zonder zijn programmatoelichting en verhaal over gekozen registraties doen. Een gemiste kans. De speler schotelt de luisteraars eerst Spaanse kost voor. Hij gunt hen geen gelegenheid om rustig op gang te komen, want de twee tiento’s van Juan Cabanilles (1644-1712) vereisen direct alle aandacht. Alleen al omdat het energieke ”Tiento XXIII por A la mi re” lang niet iedereen bekend in de oren zal klinken. Daar komt nog bij dat het werk vol onregelmatige figuren zit. Berben weet daar prima raad mee. Geregistreerd met de krachtige Trompet 8’ van het Grand Orgue is dit tiento een prachtige binnenkomer.
De componist en organist Cabanilles was aanvankelijk koorknaap in de kathedraal van Valencia en werd later organist in deze kerk. Hij wordt vandaag de dag beschouwd als een meester van de variatiekunst. Mogelijk wil Berben die loftuiting onderstrepen met zijn gedreven uitvoering van de ”Tiento IV partido de mano derecha sobre Ave Maris Stella”. De ronde Cornet in dit werk is oorstrelend. Gelukkig laat de organist zijn bezoek minutenlang van dit register genieten.
Berben heeft in de Gerlachuskerk een honderd procent Limburgs instrument onder handen. De Maastrichtse orgelbouwers Binvignat en Houdtappel leverden in 1784 een eenklaviersinstrument in deze kerk op. Vermeulen uit Weert voegde ruim een eeuw later een Montre 8’ toe. De Limburger L. Verschueren breidde het orgel in 1957 uit met een rugwerk en een vrij pedaal. Zijn nazaten restaureerden in 1989 het instrument en vervingen het nodige pijpwerk uit 1957. Qua intonatie werd voor het Positif en Pédale aangesloten bij de klankkleur van het gereconstrueerde Grand Orgue. Het resultaat van die inspanningen is een orgel dat het verdient om niet één straatje, maar veel meer straten om te rijden. Registernamen als Montre, Flûte, Fourniture en Cromhorne brengen al een beetje in Franse sferen, maar de boventoonrijke, brede en soms intense klank doet de grootste duit in het zakje. De secondenlange akoestiek van de ruimte voegt er aangename dimensie aan toe.
Berben laat Franse muziek deze avond overigens links liggen. Na Cabanilles volgt werk van een andere zuiderling, de Italiaan Girolamo Frescobaldi (1583-1643). Frescobaldi werkte onder andere als organist in de Sint Pieter in Rome. De oudemuziekspecialist speelt van hem een toccata en een capriccio. De toccata is een prettig rustmoment in het programma. En wat zingen de achtvoeten met tremulant heerlijk door de kerk. De Italiaanse aanduiding capriccio staat voor een “nukkig,eigenzinnig en grillig”. Een 21e-eeuwse componist zou met deze termen in zijn achterhoofd waarschijnlijk meer uit de band springen, maar levendig is Frescobaldi zeker. Dat geldt ook van de aanpak van Berben. Gezien de concentratie bij de luisteraars weet hij de aandacht goed gevangen te houden. De enkeling bewaart zijn kuchje keurig voor een pauze tussen de stukken.
Met Bach belanden we op vertrouwd terrein. Diens Präludium und Fuga in h-Moll BWV 544 geldt als een van zijn bekendere werken. Bach schreef het stuk zeer waarschijnlijk tijdens zijn eerste jaren in Leipzig. Berben speelt eerst alleen het preludium, een stuk met een dramatisch karakter. Niet in de laatste plaats vanwege de weinig gekozen toonsoort, h-Moll, die Bachs tijdgenoot Mattheson als ”melancholisch” typeert. Er wordt wel gedacht dat Bach BWV 544 in 1727 in Leipzig heeft gespeeld tijdens de rouwdienst van koningin Christiane. De pedaaltrompet in de Sint Gerlachus blijkt in dit werk prima partij aan het plenum te kunnen bieden.
Voordat de slotnoten van de fuga BWV 544 klinken, voert Berben zes delen van Bachs ”Dritten Teil der Clavier-Übung” uit. Als eerste ”Dies sind die heil’gen zehn Gebot” BWV 678. In deze uitgebreide vijfstemmige koraalbewerking wijst de canon tussen alt en tenor op het gehoorzamen van Gods geboden. Berben laat de melodie prachtig oplichten naast de met een tongwerk gespeelde begeleiding.
Duetto III is goed voor een hernieuwde kennismaking met een fraai fluitenensemble. Het tweestemmige stuk vormt de opmaat naar ”Jesus Christus, unser Heiland” BWV 688, waarbij de melodie in het pedaal te horen is. De cantus firmus komt door de te zachte pedaalstem onvoldoende uit de verf. De grote sprongen en virtuoze figuren in de bewerking van dit Lutherlied blijken Berben op het lijf geschreven. In zijn temperamentvolle én trefzekere spel doet hij denken aan Ton Koopman. Soms lijkt hij nog voortvarender dan zijn leermeester. Het is van de gezichten van de concertgangers niet af te lezen hoe ze over deze rappe Bach denken.
Na Duetto IV –mooie Cromhorne– klinkt ”Christ, unser Herr, zum Jordan kam” BWV 684. Ook in deze bewerking ligt de cantus firmus in het pedaal. De zestiende-beweging in de linkerhand verbeeldt volgens velen het stromende Jordaanwater. Bach-biograaf Spitta meent dat Bach met zijn aanpak heenwijst naar het bloed van Christus dat van de zonden reinigt.
Na het Duetto I besluit Berben zijn optreden met Bachs Fuga BWV 544. Het lijkt onwaarschijnlijk dat concertgangers zich bij Berbens gedreven aanpak hebben verveeld. Mocht dit toch zo zijn, dan viel er nog genoeg te zien, want de barokke Sint Gerlachus bezit een overdaad aan religieuze schilderingen uit diverse eeuwen. Niet alleen de wand achter en het plafond boven het orgel, maar ook de zijwanden en het plafond van de kerk zijn voorzien van kleurrijke fresco’s.
De bezoekers applaudisseren totdat de organist van het orgel naar het priesterkoor voorin de kerk is gelopen en met enkele buigingen hun dank in ontvangst heeft genomen.