Mennonitische gemeente Frankenthal groeide onder leiding van Gerhard Wölk
Voor behoudende Russisch-Duitse mennonieten is de gemeente van Frankenthal een begrip. Onder de geestelijke leiding van Gerhard Wölk leerde de onafhankelijke Mennoniten-Brüdergemeinde haar klassiek doopsgezinde karakter te combineren met een open houding naar buiten. „Een voordeel van onbetaalde predikers is dat ook de gemeenteleden zich verantwoordelijk voelen voor de verbreiding van het Evangelie.”
Van enige trots is bij Gerhard Wölk (71) niets te merken. Wel is hij dankbaar voor alles wat God hem schonk: in de gemeente en in zijn gezin. Op de verjaardag van Hilda, die onlangs zeventig werd, droegen de kleinkinderen gezamenlijk Psalm 119 voor. Uit het hoofd. „Dat was het mooiste geschenk van de dag”, bekent de fragiele echtgenote van Wölk met tranen in de ogen.
In 1978 emigreerde het echtpaar naar Duitsland, vanuit Oekraïne. In dit deel van de Sovjet-Unie kwam Wölk ook ter wereld. „Ik was enkele weken oud toen mijn vader vanwege zijn Duitse afkomst gevangen werd genomen. De rest van ons gezin is naar Kazachstan getrokken. Daarna heeft het lot ons steeds verder naar het oosten gedreven.”
Aan het eind van 1947 kwam vader Wölk vrij en werd het gezin „voor eeuwige tijd” naar Siberië verbannen. Aan die eeuwige verbanning kwam in 1956 een einde. „Zo kort kon de eeuwigheid onder de communisten duren”, glimlacht Wölk. „We zijn naar Kazachstan getrokken, omdat de enige overgebleven broer van mijn vader zich daar had gevestigd. De andere vier broers zijn vermoord. Net als de vader van mijn vrouw en talloze andere Rusland-Duitsers.”
Vader Wölk kreeg een leidende positie in de kleine mennonietengemeente die ontstond. „Vanwege zijn werk als prediker moesten we het dorp weer verlaten. Uiteindelijk kwamen we in Karaganda terecht, een mijnbouwstad in de steppen van Kazachstan. Daar is een grote mennonietengemeente ontstaan. Onze gemeente in Frankenthal bestaat voor een deel uit mensen van Karaganda.”
Welk karakter had de gemeente van Frankenthal destijds?
„Het was een gemeente met zo’n dertig leden die enkele jaren eerder was ontstaan als huisgemeente. We wisten van het bestaan ervan, zodat we niet op zoek hoefden naar een geestelijk onderdak. Aan de opvang door de Duitse bevolking heb ik enkel goede herinneringen. Wij behoorden tot de eerste Russisch-Duitse immigranten. Dat waren voornamelijk mensen die vanwege hun geloofsovertuiging de Sovjet-Unie verlieten. Veel christenen in Duitsland leefden mee met de verdrukte christenen in Rusland.”
Toch sloot u zich niet aan bij een bestaande gemeente.
„In een naburige plaats is een oude mennonietengemeente van Zwitserse herkomst, maar in de loop der eeuwen zijn we uit elkaar gegroeid. Vooral in het verstaan van de vroomheid. De Duitse doopsgezinden zijn sterk liberaal, net als in Holland. Ze zouden ons graag opgenomen hebben, maar dan hadden we ons moeten aanpassen. Vandaar dat we op onszelf zijn gebleven. In 1981 ben ik door de gemeente tot oudste verkozen, dat ben ik geweest tot 2006.”
Waardoor is de gemeente van Frankenthal zo gegroeid?
„Tot 1990 door de overkomst van Russisch-Duitse mennonieten, daarna door mensen die als vrucht van ons evangelisatiewerk tot bekering kwamen en door kinderen van onze families die zich lieten dopen. Zeer wezenlijk is voor ons dat onze kinderen ook op school Bijbels godsdienstonderwijs krijgen. In Frankenthal mogen we dat al sinds 1979 zelf verzorgen. De Heere heeft ons gebed hiervoor wonderlijk verhoord. Inmiddels hebben alle Mennoniten-Brüdergemeinden in Rijnland-Palts en Hessen die mogelijkheid. Het opgestelde leerplan is door het ministerie erkend en de godsdienstleraren worden voor hun arbeid op school betaald. Ze storten dat geld weer in de kas van de gemeente.”
Hoe ontwikkelt de nieuwe generatie zich?
„De oude generatie had in Rusland nauwelijks mogelijkheden om te studeren, de jonge generatie groeit in een totaal andere situatie op. De meeste jongeren in onze gemeente gaan studeren. Dat ontraad ik hen niet. Kennis heeft nog nooit iemand geschaad, zolang je die maar onderwerpt aan het gezag van Gods Woord. De welvaart zie ik als een veel grotere bedreiging. Druk van buitenaf verbindt de gelovigen aan Jezus Christus en aan elkaar. Materiële voorspoed maakt die band juist losser.”
Onder het communisme was de geestelijke situatie beter?
„Er waren toen weinig meelopers. Als je je geloof beleed, moest je rekening houden met de consequenties. Dat speelt hier niet, waardoor de ernst van het geloof onder druk komt te staan. Dat geeft een dubbel gevoel bij de vrijheid die we nu mogen hebben. In zo’n ander maatschappelijk systeem moet je opnieuw je positie bepalen en grenzen trekken. Vrij zijn van zonde is voor een christen de echte vrijheid. In de westerse wereld is vrijheid een synoniem voor wetteloosheid.”
Was het moeilijk om in de overgangsperiode leiding te geven aan de gemeente?
„Het is onder mennonieten niet gebruikelijk om te klagen over een taak die God op je schouders heeft gelegd. Belangrijk is dat je in zo’n situatie helder hebt wat goed is voor de gemeente en daar consequent aan vasthoudt. Ook als gemeenteleden een andere kant op willen.”
U combineerde uw arbeid voor de gemeente met betaald werk.
„Ja, die nevenactiviteit van veertig uur per week was nodig om mijn gezin te onderhouden. Dan blijven er nog 128 uur voor de gemeente over. Gemeenteleider ben je 7 dagen per week 24 uur per dag. Ook tijdens mijn werk als controleur van landmeetinstrumenten waren mijn gedachten vaak bij de gemeente. Een voordeel van een kerk met onbetaalde predikers is dat ook de gemeenteleden zich verantwoordelijk voelen voor de verbreiding van het Evangelie. Elke ware mennoniet is een getuige van Jezus, in leer en leven.”
Wat is voor u essentieel voor de mennonitische prediking?
„Dat wat voor Menno Simons wezenlijk was. In de eerste plaats het vasthouden aan het gezag en de eenvoud van de Heilige Schrift. Vanuit deze kern komen de andere zaken voort: de geweldloosheid, de visie op de gemeente en de waarachtigheid. Ons ja moet ja zijn, ons nee nee. Daarom zweren wij nog steeds niet.”
Andere Mennoniten-Brüdergemeinden verenigden zich in verschillende verbanden. Waarom deed Frankenthal dat niet?
„Een verband is vreemd aan het oorspronkelijke mennonitische denken. Daarin heeft de autonomie van de plaatselijke gemeente een belangrijke plaats. Dat besef is bij velen verloren gegaan, maar ik hecht er nog steeds aan. Als je je aansluit bij een verband, ontkom je niet aan compromissen.
Dat betekent niet dat we eenzelvig zijn. Onze gemeente onderhoudt goede contacten met tal van andere gemeenten en predikers. Ik voel me verbonden met alle oprecht gelovigen, ongeacht tot welke kerk ze behoren. Dat noem ik ”positieve oecumene”: één in het Bijbelse geloof. Waar ik word uitgenodigd, daar ga ik naartoe. Afgelopen zondag preekte ik in een baptistengemeente bij Heilbronn. Daar heb je geen gemeenschappelijk verband voor nodig.”
U hebt buiten eigen kring vooral contact met baptistengemeenten?
„In hoofdzaak wel, omdat we met hen overeenstemmen op het punt van de doop, maar verschil in visie op de doop is voor mij geen breekpunt. Ik voel me ook verbonden met gelovige lutheranen en calvinisten.”
Die delen niet uw visie op de vrije wil en de verliesbaarheid van het heil, twee kernpunten in de leer van de mennonieten en Russisch-Duitse baptisten.
„Dat weet ik. Calvinisten verwijten ons dat onze leer de zekerheid van het heil in de weg staat. Wij zijn beducht voor een valse zekerheid: de gedachte dat het wel goed zit, terwijl de vruchten van het leven dat weerspreken. Dat zie je maar al te vaak. Paulus roept de gelovigen in zijn brieven ertoe op om te volharden. Hij wijst ook op het gevaar van schipbreuk van het geloof.”
Hoe kijkt u aan tegen de verkiezing?
„De kern daarvan is voor mij verwoord in Efeze 1:3 en 4: „Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus. Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde.”
We mogen de verkiezing nooit losmaken van het verenigd zijn met Christus en het verlangen om heilig en onberispelijk te leven. Niets kan ons scheiden van de liefde van Christus, dat staat vast, maar ik kan wel Hém verlaten. Daarom zegt Christus: „Blijf in mij.” Dat is niet vanzelfsprekend. Het leven van het geloof vraagt een keuze: eens en steeds weer. Daarover spreekt de Schrift op vele plaatsen.”
Voor calvinisten is de nadruk op de vrije wil door mensen die ze als geestverwant ervaren nogal verwarrend.
„Ik hoorde dat een calvinistische broeder uit Nederland die bij me op bezoek was, er zelfs niet van kon slapen. Eens zal Jezus ons duidelijk maken wie het bij het rechte eind heeft. Laat het nu voor ons genoeg zijn dat wij allebei geloven dat alleen het geloof in Jezus Christus ons redt. Daar gaat het uiteindelijk om.”
Hoe ziet u de toekomst voor de Mennoniten-Brüdergemeinden?
„Ik ben een christelijke optimist. Al zijn de gevaren nog zo groot, de toekomst zie ik nooit donker in. De zege is aan onze kant, zolang we ons maar vasthouden aan de opgestane Christus.”
Gerhard Wölk
Gerhard Wölk (1941), zoon van een mennonitische prediker, groeide op in de Sovjet-Unie. Zijn jeugd werd gestempeld door Stalins terreur tegen de Rusland-Duitsers. In 1978 kwam hij naar het Duitse Frankenthal, waar hij zich aansloot bij een kleine Russisch-Duitse mennonietengemeente. Drie jaar later werd hij tot oudste verkozen. Onder Wölk groeide de Mennoniten-Brüdergemeinde uit tot een gemeente met ongeveer 700 leden en 700 ongedoopten. In 2006 droeg hij de leiding over aan Gerhard Matthies. Hij is nog wel oudste van de dochtergemeente in Weilerbach. Wölk publiceerde verschillende boeken over de Russisch-Duitse mennonieten, waaronder ”Geschichte der Mennoniten-Brüdergemeinden in Deutschland” (2010). Met zijn vrouw Hilda woont hij in Mörsch, een dorpje tegen Frankenthal aan.
Dit is de laatste aflevering van een drieluik over uit Rusland afkomstige mennonieten in Duitsland. De eerste twee afleveringen verschenen op 18 en 22 mei.