Kerk & religie

Het nieuwe Liedboek: de vijfde officiële kerkelijke bundel

Het nieuwe Liedboek dat zaterdag in Monnickendam wordt gepresenteerd, komt niet uit de lucht vallen. Het is inmiddels de vijfde officiële bundel sinds zo’n 200 jaar geleden de ”gezangenkwestie” in de Nederlands Hervormde Kerk begon.

23 May 2013 18:41Gewijzigd op 15 November 2020 03:44
Veertig jaar geleden, op zaterdag 19 mei 1973, werd in Middelburg het ”Liedboek voor de kerken” gepresenteerd. Op het Abdijplein zongen koren, begeleid door koperblazers, uit de nieuwe bundel. Beeld J. Marinissen
Veertig jaar geleden, op zaterdag 19 mei 1973, werd in Middelburg het ”Liedboek voor de kerken” gepresenteerd. Op het Abdijplein zongen koren, begeleid door koperblazers, uit de nieuwe bundel. Beeld J. Marinissen

Het nieuwe Liedboek dat zaterdag in Monnickendam wordt gepresenteerd, komt niet uit de lucht vallen. Het is inmiddels de vijfde officiële bundel sinds zo’n 200 jaar geleden de ”gezangenkwestie” in de Nederlands Hervormde Kerk begon.

Natuurlijk is de ”gezangenkwestie” al ouder. Sinds de kerk van de Reformatie in de Nederlanden voet aan de grond kreeg, is het zingen van gezangen een item geweest. De verschillende synoden in de 16e eeuw wilden dan wel regelen dat in de kerken alleen de Psalmen Davids van Datheen werden gezongen, keer op keer blijkt dat op plaatselijk niveau nogal wat gezangen circuleren en gezongen worden.

De officiële lijn is echter dat de Gereformeerde Kerk alleen psalmen zingt, aangevuld met een paar ”ander lofsanghen”. Die lijn wordt door de Nationale Synode van 1618-1619 bekrachtigd in artikel 69 van de Dordtse Kerkorde. Buiten zeven met name genoemde gezangen zal men „alle anderen gesanghen uyt de Kercken weren, ende daerder eenighe albereets inghevoert zijn, salmen de selve, met de ghevoegelijckste middelen afstellen.” Overigens, in elk psalmboek stonden ten tijde van de synode-uitspraak meer dan zeven gezangen, meestal elf. Later zouden het er standaard dertien worden.

Meer dan twee eeuwen lang is dit de situatie. Ook al verschijnt er in de 17e en de 18e eeuw een stortvloed aan liedboeken en worden in andere denominaties vrijuit gezangen gezongen, de gereformeerden zingen in de kerk alleen psalmen. Ook als rond 1773 de berijming van Datheen eindelijk een opvolger krijgt, wordt de psalmenlijn vastgehouden: alle 150 psalmen worden opgenomen, aangevuld met slechts een twaalftal ”eenige gezangen”.

Evangelische Gezangen

Maar dan hangt er al wel iets in de lucht. In zijn rede bij de aanbieding van de nieuwe berijming aan de Staten-Generaal spreekt ds. Ahasverus van den Berg de wens uit dat de kerk nu ook snel „evangelische lofliederen” zal krijgen, om eindelijk eens „duidelijk en onbewimpeld” van Jezus Christus te mogen zingen.

Van den Berg is zelf even later voorzitter van een commissie die namens de provinciale synodes een gezangboek moet samenstellen. Dat komt er in 1806: de ”Evangelische Gezangen”. Het eerste officiële gezangboek van de gereformeerden (even later: hervormden) is een feit.

De bundel, die per 1 januari 1807 wordt ingevoerd, bestaat uit 192 gezangen. Voor het overgrote deel zijn het liederen van de hand van de 18e-eeuwse dichters Van den Berg, Rhijnvis Feith, Abraham Rutgers, Hieronymus van Alphen en Pieter Leonard van de Kasteele. Uit het buitenland is vooral de Duitse 18e eeuw vertegenwoordigd. Een groot aantal gezangen wordt op een bekende psalmmelodie gezongen.

Al rond 1850 klinkt het geluid dat er een nieuwe bundel moet komen, als vervolg op de ”Evangelische Gezangen”. Men mist namelijk liederen voor een aantal momenten van het kerkelijk jaar en voor liturgische gelegenheden. De ”Vervolgbundel” is in 1869 beschikbaar. Hij bevat 82 nieuwe liederen, waaruit een ander theologisch geluid klinkt dan het verlichtingsdenken in de bundel van 1806. De liederen zijn orthodoxer en er is meer aandacht voor het verleden. In een apart ”Aanhangsel” duiken zelfs klassieke liederen van Luther en Paul Gerhardt op.

Oecumenisch

Ook de ”Vervolgbundel” voldoet al snel niet meer. In 1892 wordt reeds de opdracht voor een nieuw liedboek gegeven. Na allerlei conceptbundels presenteert een commissie waarin de volle breedte van de Hervormde Kerk vertegenwoordigd is –onder wie ds. M. van Grieken van de Gereformeerde Bond– in 1934 een liedboek dat de synode kan accepteren. Vier jaar later rolt de zogenoemde Hervormde Bundel van de persen: een compleet liedboek met alle psalmen in de oude berijming, twaalf ”enige gezangen” en 306 liederen.

Ongeveer 150 liederen uit de bestaande bundels zijn (al dan niet gewijzigd) opgenomen. Buitenlandse liederen komen nu ook uit Engeland, Frankrijk en Scandinavië. In het algemeen valt de oecumenische breedheid op: er zijn niet alleen liederen van allerlei denominaties, maar ook liederen uit de Vroege Kerk en de middeleeuwen geselecteerd. Zo veel mogelijk moest „den vollen rijkdom der ganse Christelijke Kerk” uitkomen. Duidelijk is de invloed van de Liturgische Beweging.

Na de Tweede Wereldoorlog, in 1952, moet een gezangencommissie de Hervormde Bundel gaan herzien. Algauw wordt de opdracht anders: er moet een heel nieuw liedboek komen. De dichters die zich met de nieuwe psalmberijming bezighouden 
–onder wie Ad den Besten, Willem Barnard, Jan Willem Schulte Nordholt en Jan Wit– wordt gevraagd ook het werk aan de gezangen ter hand te nemen. Gaandeweg haken ook andere kerken aan: de doopsgezinden, de luthersen, de remonstranten en de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Uiteindelijk wordt in 1973 een breed gedragen oecumenisch ”Liedboek voor de kerken” gepresenteerd, waarin naast de nieuwe psalmberijming van 1967 een groot aantal gezangen is opgenomen: 491 liederen, waaronder 115 Bijbelliederen.

Kritiek

De ”gezangenkwestie” ontstaat al direct na 1806, vooral als er in 1808 de verplichting komt dat er in elke kerkdienst ten minste één gezang gezongen moet worden. Orthodoxe stromingen binnen de Hervormde Kerk willen geen verlichte gezangen zingen. Bekend is het vurige verzet van ds. Hendrik de Cock tegen de bundel ”Evangelische Gezangen”. Het vormt een van de aanleidingen voor de Afscheiding van 1834. Ook ds. L. G. C. Ledeboer laat zijn afkeuring blijken als hij in 1840 de gezangenbundel in Benthuizen van de kansel gooit en in de pastorietuin begraaft. En dr. Abraham Kuyper, die in 1886 de Doleantie leidt, huldigt het standpunt: Gods volk zingt geen gezangen.

De Gereformeerde Bond, die in 1906 wordt opgericht, heeft als een van zijn kenmerken dat hij vóór het zingen van de psalmen is, en zich daarom wil onthouden van het liturgisch gebruik van gezangen. Zo wordt rond 1970 in De Waarheidsvriend en het Gereformeerd Weekblad afwijzend geschreven over het Liedboek voor de kerken. De liederen zijn te vaag, te gepolijst, te elitair. Ook de 115 Bijbelliederen, waaraan de Gereformeerde Bond later een aparte studie wijdt, krijgen geen positieve beoordeling.

Prof. C. Graafland legt in het GB-tijdschrift Theologia Reformata de vinger bij de „confessionele differentiatie van de gezangen”, waardoor een „vervaging van het belijden” optreedt. „Is juist deze samenstelling van het liedboek niet het bewijs ervan, dat wanneer men het vrije lied zo’n royale plaats geeft in de liturgie der gemeente, het belijdend karakter van dit lied op de achtergrond komt te staan en niet meer van wezenlijke importantie en relevantie wordt beschouwd?”

De kritiek komt ook uit confessionele kring. Zo stelt dr. B. W. Steenbeek dat in het Liedboek voor de kerken een „objectivering en veralgemenisering” van het heil plaatsvinden. De liederen van Tom Naastepad en Willem Barnard zouden trekken van middeleeuws mystisch symbolisme vertonen. Hij noemt het Liedboek „een poëtisch verantwoorde, nette middenorthodoxe bundel” waarin „de hoogten en diepten van het menselijk bestaan voor God op een onjuiste wijze zijn afgevlakt.”

Vijfde

Zaterdag verschijnt de vijfde officiële kerkelijke liedbundel binnen het gereformeerd protestantisme in Nederland. Dit keer heeft de Gereformeerde Bond aan het begin van het proces mensen uit zijn gelederen gestimuleerd te participeren in de redactionele werkgroepen, om op persoonlijke titel een inbreng te leveren. Van de kleine gereformeerde kerken besloten de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt gaandeweg het proces in het Liedboekproject te participeren.

De tijd zal uitwijzen hoe het breed opgezette ”Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk” ontvangen zal worden binnen het geheel van kerkelijk Nederland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Nieuw Liedboek

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer