HUIZEN. De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) verkeren niet in een crisis en dreigen ook niet uiteen te vallen, zegt ds. D. Quant. „Het is in de CGK niet ongebruikelijk dat in een synodejaar de spanningen oplopen en dat er vooraf allerlei stukken in de media verschijnen die van verontrusting blijk geven.”
Ds. Quant, tweede voorzitter van de laatstgehouden generale synode van de CGK, reageert op de gisteren verschenen conceptbrochure ”Kerk in crisistijd. Profetisch getuigenis in de crisis-situatie in de Christelijke Gereformeerde Kerken anno 2013” van emeritus predikant ds. J. Brons uit Urk. Die stelt dat de CGK in een crisis verkeren, hun eigenheid verliezen en uiteen dreigen te vallen. Na een bijeenkomst van de bezinningskring Leeuwarden-Damwoude op 25 mei zal de definitieve tekst van de brochure worden vastgesteld.
Een profetisch getuigenis is een groot woord, vindt ds. Quant. „Men moet wel weten wat men zegt door de brochure een profetisch getuigenis te noemen. Positief: men heeft dan een Woord voor de kerken. Negatief: men sluit dan discussie en weging erover uit.”
De predikant uit Huizen begon met spanning het ”profetisch getuigenis” te lezen, maar gaandeweg verdween die spanning. „Ik taxeer het stuk niet zo hoog als de schrijver dat zelf doet. Wél als een bewogen persoonlijk geestelijk-kerkelijke oproep van een broeder die decennialang zijn weg in de kerken heeft gevonden en zijn geestelijke sporen heeft mogen trekken. Maar profetisch? Nee. Belangwekkende gedeelten uit de Schrift, lange aanhalingen uit kerkelijke documenten uit de loop van de eeuwen. Maar dat maakt een stuk nog niet profetisch.”
Er is geen crisis binnen de CGK?
„Niet meer of minder dan in andere kerken, volgens mij. Wél op de wijze zoals ds. Brons dat woord vanuit de Schrift duidt: dat ieder mens geestelijk in een crisis dient te komen voor Gods aangezicht, en zo niet dat hij of zij dan in de gróte crisis aan het einde der tijden ten ondergaat.”
Maar dat is iets anders dan dat een kerk als geheel in crisis zou zijn, aldus ds. Quant. „Natuurlijk, er zijn zaken waarop we ons bezinnen en die meer of minder spanning geven. Maar naar mijn waarneming wordt in alle rust, vaak binnenskamers, aan die zaken gewerkt. Biddend en met een open Bijbel, en zo mag er verwachting zijn van de leiding van de Geest.
Men kan allerlei voorbeelden geven van situaties in plaatselijke gemeenten die men graag anders zou zien, maar dat is in alle kerken zo. Een uitglijder in dat verband vind ik echt de taxatie dat zendingswerk ontwikkelingswerk geworden zou zijn en diaconaat humanistisch medemenselijkheid. Dat is gewoonweg niet waar, en tendentieus. Ook de opmerking dat leertucht niet goed uitgeoefend zou worden, hangt in de lucht.”
Verontruste christelijke gereformeerden noemen de generale synode dit najaar „cruciaal”. Deelt u hun opvatting?
„Nee, in het geheel niet. Het is in de CGK niet ongebruikelijk dat in een synodejaar de spanningen oplopen en dat er vooraf allerlei stukken in de media verschijnen die van verontrusting blijk geven. Na sluiting van de synode blijkt niet zelden dat de kerken toch meer geestelijke samenbinding hebben dan vooraf werd gedacht.”
Begrijpt u de zorg dat door de steeds verdergaande samenwerking met andere kerken op plaatselijk vlak het eigene van de CGK dreigt te verdwijnen?
„Het is van mij bekend dat ook ik wel mijn zorgen heb over het geestelijke blikveld van de kerken in hun geheel. Maar anders dan ds. Brons, getuige zijn stuk, zoek ik de verbinding met andere kerken. Dat is toch nog altijd een geestelijke opdracht, gestoeld op het gebed van Christus. Het beleven van het „samen met alle heiligen” en de „veelkleurige wijsheid Gods” brengt ons vanuit de Reformatie, Nadere Reformatie en Afscheiding –het zijn de aanduidingen van ds. Brons– ook in geestelijk contact met de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. En die contacten zijn echt niet als louter negatief te duiden zijn. Zouden wij de geestelijke accolade niet slaan?”
Ds. Quant wijst op de woorden van ds. Brons over Paulus als de apostel van het geloof en Johannes als de apostel van de liefde. „Wel, dan zouden we toch, wanneer we die twee in oog en hart houden, geestelijk verder moeten kunnen komen? Geloof en liefde breekt de crisis. Zeker weten.”
De oproep van ds. Brons om niet polariserend maar harmoniserend te spreken, te handelen en te besluiten, zijn ds. Quant „uit het hart” gegrepen. „Maar zou dat dan ook niet moeten gelden in de verhouding naar andere kerken toe? En zou ds. Brons zich niet moeten afvragen in hoeverre zijn geschrift daaraan beantwoordt?”
De predikant adviseert „niet al te veel” te schrijven. „Zolang handen gevouwen zijn kunnen ze ook niet schrijven of typen. Dus ik zal op 25 mei bidden voor de bezinningskring. En ik bid ook dat er daar en dan in Damwoude een bidstond zal zijn; misschien is de vaststelling van een brochure dan wel helemaal niet nodig.”