EDE – Giovanni Hakkenberg droeg wel een zwemvest, maar zijn benen zaten verstrikt in touwen toen hij in het water terechtkwam. Toch overleefde hij in 1942 de Slag in de Javazee. Zijn dappere optreden na de oorlog leverde hem de Militaire Willemsorde op.
Kapitein der mariniers b.d. Giovanni Narcis Hakkenberg werd in Surabaja geboren en overleed vrijdag in Ede. Hij woonde in Rumah Kita, een verzorgingshuis in Wageningen voor Molukkers en Indische Nederlanders.
Hakkenberg was nog maar 17 toen hij zich in Nederlands-Indië samen met een broer en een aantal neven bij de marine meldde: ze wilden naar Europa om tegen de Duitsers te gaan vechten. Tijdens hun opleiding werd duidelijk dat de elf jonge mannen in hun eigen land nodig zouden zijn: de Japanners veroverden Oost-Azië en kwamen steeds dichterbij.
Giovanni was de jongste matroos aan boord van Hr. Ms. Kortenaer toen het schip op 27 februari 1942 deelnam aan de Slag in de Javazee, in een wanhopige poging de landing van de Japanners te verijdelen. De Kortenaer werd getorpedeerd en zonk binnen een paar minuten. Hakkenberg wist zich uit een kluwen touw te bevrijden en behoorde tot de 104 overlevenden die door een ander schip werden opgepikt.
Nadat Nederlands-Indië op 8 maart moest capituleren, kwam Hakkenberg in een krijgsgevangenkamp in Thailand terecht. Eerst moest hij aan de aanleg van de beruchte Birmaspoorweg deelnemen; in 1944 werd hij naar een steenkolenmijn in Japan overgeplaatst. Toen hij werd bevrijd, woog hij nauwelijks 40 kilo. Van de elf jongens die zich in 1941 bij de marine hadden gemeld, was hij de enige die de oorlog had overleefd.
Hakkenberg werd marinier en werd op Oost-Java ingezet tegen de TNI, de troepen van de Indonesische republiek die door Sukarno was uitgeroepen. Tijdens de acties die hij –vaak ’s nachts– uitvoerde, viel hij op door zijn doortastend optreden. Daarvoor ontving hij in 1951 de Militaire Willemsorde der 4e Klasse. Het was een eerbetoon omdat hij „aan het hoofd van slechts een zeer kleine groep –somtijds niet sterker dan drie tot vijf man– met een fanatieke aanvalsgeest de numeriek sterkere en goedbewapende terroristische benden wist op te sporen en verrassend aan te grijpen, hun daarbij gevoelige verliezen aan manschappen en wapenen toebrengend, zonder zelf verliezen te lijden, te weten: door zijn op een uitnemende kennis van taal, land, volk steunend beleid en onverschrokken optreden.”
Dat had Pa Tai ondervonden, die met vijf handlangers in Daragowak in de kraag werd gevat. Dat ervoeren andere TNI’ers toen Hakkenberg hen overrompelde. Ten zuiden van Menturus wist de kranige onderofficier een overmachtige tegenstander gevoelige verliezen toe te brengen. In Bodag slaagde Hakkenberg erin „verscheidene uit bestuursoogpunt belangrijke personen te overmeesteren en daarbij een archief van de chef-staf van de TNI met zeer waardevolle gegevens in handen te krijgen.” Te Nitikan wist hij „de republikeinse resident van Madiun te arresteren en deze met enige andere gevangenen, ondanks heftig verzet, veilig het eigen hoofdkwartier binnen te brengen.”
Het liefst ging Hakkenberg alleen op pad. Dan kon hij zelf onderhandelen met de kamponghoofden, inlichtingen inwinnen en bendeleiders vermanend toespreken of arresteren. Zelfverzekerd, maar nooit onbezonnen, zo werd hij later getypeerd.
Het leverde de marinier behalve de Willemsorde nog een reeks andere onderscheidingen op. Hij zette zich vervolgens in op Nieuw-Guinea, dat tot 1962 in Nederlandse handen bleef. In 1974 ging hij uit dienst.