De kerk als steunbeer voor het Kremlin
De Russisch-Orthodoxe Kerk is de steunbeer voor het Kremlin. Wie de kerk verlaat, brengt het volk in gevaar. Op geloofsgebied past geen chaos, zo beschrijft Geraldine Fagan.
Sovjetleider Gorbatsjov paste zijn politiek van vernieuwing (perestrojka) ook toe op de kerk. Bij het 1000-jarig bestaan van kerk en natie in 1988 gingen de remmen los. „Nog nooit was alles zo vrij als toen”, vertelt Geraldine Fagan, medewerker van Forum 18, een nieuwsdienst over godsdienstvrijheid en auteur van het boek ”Believing in Russia” (uitg. Routledge, Londen). Inmiddels is die vrijheid behoorlijk ingeperkt.
Welke traditie bestond er in Rusland op het gebied van godsdienstvrijheid?
„Voor de middeleeuwen en daarna valt dat moeilijk vast te stellen. Zeker vanaf Peter de Grote in 1700 geldt de Russische staat als een orthodoxe staat. Er waren wel enkele groepen die erg leken op de westerse protestanten en al heel vroeg om vrijheid vroegen. Tot aan de Russische Revolutie in 1917 is dat maar aan enkele groepen gegund, onder de strikte voorwaarde dat men niet aan werving deed. Deze vrijheden werden natuurlijk direct ingetrokken zodra de revolutie kwam.”
Is het correct om te stellen dat de communisten tegen religieuze vrijheid waren?
„Min of meer, ja. Slechts enkele groepen mochten nog wat rituelen uitvoeren, vooral natuurlijk de Russisch-Orthodoxe Kerk. Maar enig betoon van barmhartigheid of catechese aan kinderen was uitgesloten.”
Toch kregen de mennonieten (wederdopers met Nederlandse wortels) wel ruimte hun godsdienst te beoefenen.
„Alleen op voorwaarde dat ze zich strikt afzonderden. Er was geen enkele mogelijkheid voor evangelisatie. Zolang men geïsoleerd bleef, zag het Kremlin geen gevaar.”
Wat leidde ertoe dat in 1988 de beperkingen werden opgeheven?
„De Russisch-Orthodoxe Kerk vierde toen haar 1000-jarig bestaan. In 988 was bij de doop van koning Vladimir het Russische volk ontstaan en dat werd groots gevierd. Gorbatsjov wilde dit laten samengaan met meer openheid voor geloof.
Toen in 1989-’90 het communisme viel, luidde dat een hoogtepunt in voor de religieuze vrijheid in het voormalige Oostblok. Registratie –wat vroeger zo moeilijk ging– werd ineens extreem gemakkelijk. Openbare diensten in westerse stijl werden vroeger de kop in gedrukt. Nu hadden deze openlijk plaats in stadions.”
Hoe reageerde de bevoorrechte orthodoxe kerk daarop?
„Die zag dat met lede ogen aan. Daarom begon de kerk te lobbyen voor beperking van deze vrijheid. Het belangrijkste argument was dat er religieuze inmenging vanuit het buitenland was. Op lokaal niveau werden deze kerken soms hard tegengewerkt, omdat ze als vreemde sekten werden aangemerkt.”
Was de orthodoxe kerk bang om grond te verliezen?
„Zij zag concurrentie en was dat nooit gewend.
De kerk heeft er nooit moeite mee gehad dat Duitsers in Rusland een lutherse kerk hadden en Polen een rooms-katholieke kerk. Ook de islamitische bevolking in Rusland, zoals de Tartaren en de Tsjetsjenen, wordt niets in de weg gelegd.
Maar zodra deze zogeheten buitenlandse godsdiensten Russen gaan aantrekken, wordt de orthodoxe kerk zenuwachtig. En dat heeft steeds te maken met die identificatie van kerk en volk.”
Is de wettelijke vrijheid van 1988 ooit weer beperkt?
„In 1997 werd een godsdienstwet aangenomen als gevolg van een lobby om de officiële religies centraal te stellen. Dat zijn het christendom van de Russisch-Orthodoxe Kerk, de islam, het boeddhisme en het jodendom. Registratie van geloofsgroepen werd ineens weer veel moeilijker.
De tekst van die wet was heel fors, maar is toen vrijwel direct al afgezwakt. Zelfs zo dat lokale overheden die ”buitenlandse sektes” aan banden wilden leggen, de toevlucht moesten nemen tot buitenwettelijke maatregelen, zoals het blokkeren van huurcontracten.
De lobby die in 1997 tot de godsdienstwet leidde, bestaat nog steeds. Vooral de laatste jaren is er weer een sterk pleidooi om religieuze vrijheid te beperken tot de officiële groepen. Veel Russen kunnen moeilijk omgaan met veelkleurigheid. Pluralisme is chaos – zo heeft men het geleerd. En chaos verzwakt staat en volk.”
Zou de orthodoxe kerk het liefst zien dat kerk en natie volledig samenvallen?
„Helemaal. Rus zijn betekent orthodox zijn. Daarom heet mijn boek ook: ”Geloven in Rusland”.
Deze natie is niet denkbaar zonder de kerk. En het welbewust uit de kerk treden en je aansluiten bij een andere groep ziet men als verraad aan het volk.
De staat ziet het steunen van de kerk als zijn taak. Officieel is de orthodoxe kerk geen staatskerk. Dat zou ook het Kremlin niet willen. Maar in de praktijk is het nog altijd de bevoorrechte officiële kerk.”
Zelfs zo dat baptistengemeenten wel eens moeite hebben ruimte te huren om diensten te houden.
„Ik vermoed dat dit echt een plaatselijk probleem is. Als een ambtenaar vrije groepen ziet als een gevaar voor de eenheid van het volk, kan hij het verhuren van ruimte tegenwerken.
Dit gaat natuurlijk in tegen alle regels. Zo’n ambtenaar zal zeggen dat hij de traditionele religies beschermt. Vooral protestanten worden gezien als ordeverstoorders. Toch denk ik dat dit weinig voorkomt. Men onthoudt de kerk dan immers wettelijke rechten.”
Weten deze kerken wel wat hun rechten zijn?
„Jawel. Het Slavic Legal Centre bijvoorbeeld springt wel eens voor hen in de bres. Maar mensen in kleine plaatsen hebben soms hun redenen om liever niet te provoceren en zich koest te houden.”
In veel nationalistische landen geldt ook het joodse geloof als een buitenlandse sekte. In Rusland is het een van de officiële religies. Hoe kan dat?
„Zolang het judaïsme maar beperkt blijft tot etnische Joden, past dit helemaal in het plaatje. Vergeet trouwens niet dat er momenteel niet meer dan 20.000 religieuze Joden in Rusland wonen. De laatste twintig jaar zijn er tienduizenden geëmigreerd naar Israël en andere landen.”
Welk effect heeft het gebeuren rond de punkband Pussy Riot op het zelfbeeld van de kerk?
„De leden van de band zijn kinderen van de perestrojka. Zij tonen een rancune tegen de kerk die we nog niet eerder hadden gezien. Zij nemen het de kerk kwalijk dat ze regelmatig hoge heren uit de staat te gast heeft. De kerk steunt Poetin en daarmee maakt de kerk zich tot voorwerp van politieke protesten.
De staat ziet het beschermen van de kerk als een veiligheidskwestie. Wie de kerk verlaat of onteert, verzwakt het land.
Met de reactie heeft de kerk trouwens ook weer velen van zich vervreemd. Eerst vroeg de kerk een harde straf, later pleitte ze weer voor vergeving.”
U zegt in uw boek dat het Kremlin „fundamenteel onverschillig” tegenover de kerk staat. Wat bedoelt u daarmee?
„Het Kremlin heeft geen ideologische belangstelling in het geloof. De president ontmoet wel kerkleiders, maar heeft het geloof niet nodig. Hij is vooral geïnteresseerd in zijn eigen macht.
Voor het Kremlin is de kerk symbool. Symbool van stabiliteit en bestendigheid. En dan de stabiliteit van de staat, welteverstaan, niet van de kerk. In de boodschap van de kerk is het Kremlin niet geïnteresseerd. Het is trouwens toch maar 1 of 2 procent van de Russen die naar de mis gaat.”
Hoort Poetin daar zelf ook toe?
„Dat weten we nauwelijks. In de eerste jaren was hij iets opener over zijn religieuze opvattingen dan nu. Uit die tijd weten we dat hij zeker geen standaard orthodox geloof aanhangt. Hij is veel vrijer in zijn religieuze gevoelens dan de geestelijkheid.”
Dit is het tweede deel in een tweeluik over geloofsvrijheid in Rusland.