Drie verhalenschrijvers over de kerstboodschap
Wat maakt een kinderverhaal tot een kerstverhaal? Kou? Naastenliefde? Inkeer? De Evangelieboodschap? Drie auteurs die een bijdrage leverden voor de verhalenbundel voor kinderen ”Allemaal sterretjes” geven hun mening. Maar eerst een recensie van het boek
Kerstverhalenbundel: vertrouwd en verrassend
Een veelheid van auteurs betekent variatie in verhalen. Zo ook in de kerstbundel ”Allemaal sterretjes”, een bundel met 22 verhalen in ruim 200 bladzijden voor kinderen van 4 tot 12 jaar.
De schrijverslijst laat mooie contrasten zien: de 16-jarige, onbekende Sarah van der Vlist staat gezusterlijk naast Helga Warmels, die dit jaar de christelijke kinderboekenprijs Het Hoogste Woord won. Peter van Dijk, uitgever bij De Vuurbaak, leverde een verhaal – Liesbeth Morren, die haar boeken bij die uitgeverij publiceert, eveneens.
Vanzelf is er dus veel onderscheid in alle verhalen. In thema’s. In aanpak. Zo grijpt Judith Janssen haar kerstverhaal aan om nog even door te gaan op haar pas verschenen boek ”Storm”, over de watersnoodramp. Hans Mijnders maakt als auteur juist een uitstapje door een avonturenverhaal te schrijven dat zijn collega Bert Wiersema niet zou misstaan.
Ondanks alle verschil zet het woord ”Kerst” bij veel schrijvers toch een vergelijkbaar proces in werking. De klassieke, tranentrekkende kerstvertelling waarbij alles op zijn pootjes terechtkomt is dan misschien passé (hoewel André F. Troost het erop durft te wagen onder de ondertitel ”een oerouderwets kerstverhaal”), het gros van de verhalen is door en door traditioneel. Alleen het jasje is moderner.
Het benodigde tikje ellende –is die er om de blijde boodschap helderder te laten schitteren?– wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door een gebroken gezin (Annemarie ten Brinke, Helga Warmels, Maria Honkoop) of minstens door weinig aandacht van de kant van ouders (Van Wezel). Door werkloosheid en daardoor (betrekkelijke) armoede (Jeannette Donkersteeg, Lijda Hammenga) of door inburgeringsproblemen (Sofie van Gelder, Iris Boter). Ook populair: ontevredenheid over de rol in de kerstmusical die het kind is toebedeeld (Mirjam van der Vegt, Stephen Teeuwen). De hoofdpersonen leren in veel gevallen een morele les, cijferen zichzelf weg en ervaren daardoor iets van vrede.
Dat vasthouden aan vertrouwde patronen hoeft helemaal geen slecht verhaal op te leveren – en er is, eerlijk is eerlijk, behoefte aan het genre. Maar wie zich ervan losmaakt lukt het pas om echt onderscheidend te zijn. Zoals Els Florijn met haar historische verhaal over Christoffel, die in de 16e eeuw omkomt als de galerij van de Westerkerk instort. Ook Van Wezel –ongetwijfeld geïnspireerd door Lewis’ Narniaverhalen– doet een verrassende poging door een vleugje religieuze fantasy aan zijn verhaal toe te voegen.
Peter van Dijk treedt buiten geijkte paden met een lichtvoetig verhaal over een jonge violist die de tsaar en zijn stokstaartje moet opvrolijken – maar laat meteen ook de hele kerstgedachte buiten beschouwing, en daarin is hij overigens niet de enige. Dan laat Liesbeth Morren de heilsboodschap helderder klinken – terwijl haar verhaal verre van clichématig is. Rosa vindt troost in het Anker dat Jezus wil zijn, juist nu haar levenszee zo woest is omdat haar moeder aan kanker stierf.
Allemaal sterretjes, Els Florijn e.a.; uitg. Mozaïek junior, Zoetermeer, 2012; ISBN 978 90 239 9415 2; 218 blz.; € 17,90.
„Een dolkomisch verhaal”
Peter van Dijk (39) uit Westbroek, uitgever bij uitgeverij Vuurbaak.
Wat is volgens u de essentie van een kerstverhaal?
„In een kerstverhaal hoort Kerst met Pasen verbonden te worden, want pas dan is Christus’ taak op aarde voltooid. Het beste kerstverhaal is dan ook het klassieke verhaal ”De vierde wijze”. Dat verhaal begint met Kerst en eindigt met Pasen. Volgens dit concept zou ik een kerstverhaal willen schrijven, als ik dat kon. Nu heb ik de Evangelieboodschap helemaal weggelaten, want ik wilde niet het zoveelste kerstverhaal schrijven volgens de bekende kerstretoriek van mooie lichtjes, pais en vrede.”
Waarom schreef u dan wel een verhaal voor deze bundel?
„Christenen hebben geen humor en lijken wel zwaarmoediger te zijn dan niet-christenen. Ik wilde een verhaal schrijven dat ik nooit eerder gelezen heb. Een dolkomisch verhaal, omdat in de christenwereld te weinig wordt gelachen.
Ook is de vorm opvallend. De vader krijgt van zijn kinderen iedere avond drie elementen die hij moet verwerken in een verhaal voor het slapengaan. In dit geval zijn dat een violist, een stokstaartje en de plaats Novosibirsk. De lezer wordt meegenomen in het wordingsproces van het verhaal van de vader. Het enige waarom dit verhaal in deze bundel staat, is dat het sneeuwt en de violist met Kerst in Novosibirsk is.”
„Buiten koud, binnen warm”
Maria Dingemanse-Honkoop (43) uit Goes.
Omzien naar de ander staat centraal in uw verhaal. Is dat voor u de boodschap van Kerst?
„Ik besloot de Evangelieboodschap in mijn kerstverhaal weg te laten, omdat kinderen het Kerstevangelie ook op school en in de kerk horen. Wel wilde ik een kerstsfeer creëren: het is koud weer en binnen is het warm. Ik vind het klassieke thema van een kerstverhaal belangrijk: een arm, eenzaam persoon wordt opgenomen in de warmte van de kerstviering. In ”Krullenrood” vangt een gezin een klein meisje op dat op zoek is naar haar weggelopen vader. Hij blijkt een bekende van het gezin te zijn. Zo breng ik alsnog de boodschap over dat iedereen wordt uitgenodigd om te geloven. Christenen kunnen er de boodschap uithalen dat ze ervoor moeten openstaan om alles wat eenzaam, verdwaald en arm is binnen te halen.”
Past dit verhaal bij de werkelijkheid?
„Ja. Zeker in de beleving van kinderen. Een kind is heel goed in staat om het verhaal toe te passen op zijn eigen leven. In dit geval zal het eerder dan een volwassene geneigd zijn om eenzame, arme en verdwaalde mensen te gaan helpen. Net zoals het gezin in het verhaal. Een kind heeft een groot vertrouwen in het leven en mist de ironie en het scepticisme van een volwassene die denkt: Leuk, mooi verhaal, maar niet reëel.”
„Kerstverhaal is geen meditatie”
Liesbeth Morren-Blok (42) uit Oldebroek.
Wat maakt een verhaal tot een kerstverhaal?
„Sfeer. Dat is noodzakelijk voor een kerstverhaal. Een kerstverhaal geeft een gevoel van gezelligheid en neemt de lezer mee naar een andere wereld.
Daarnaast is een kerstverhaal geen meditatie, maar moet het wel de Evangelieboodschap brengen. In ”Kerst op zee” verbind ik die boodschap aan een conflict. Hoofdpersoon Rosa viert kerstfeest, terwijl haar moeder kort daarvoor stierf aan kanker. Voor haar sinterklaasgedicht vond Rosa geen woord dat rijmt op ”kanker”, maar met de kerstviering hoort ze van het ”anker” dat Jezus wil zijn. De lezer mag zelf de toepassing maken. Daarom twijfelde ik lang over de laatste zin: „En ik weet nu ook eindelijk een woord dat rijmt op kanker.” Ik had het zoeken naar een rijmwoord nodig voor het overbrengen van de boodschap. En sinterklaas voor het zoeken naar dat rijmwoord.”
Kunnen kinderen die toepassing wel maken?
„Een jong kind niet. Een ouder kind kan zelf wel tot de conclusie komen dat ”anker” rijmt op ”kanker”. Maar om te ontdekken dat het anker troost biedt aan het meisje, heeft een kind waarschijnlijk hulp nodig van een volwassene. Daarom is het goed als het verhaal voorgelezen wordt door de leerkracht.”