Commentaar: Kwaad soms zeer dicht bij ons
Eindelijk duidelijkheid. Dat kan de conclusie zijn nadat politie en justitie maandag aangaven een man te hebben opgepakt die verdacht wordt van de moord op Marianne Vaatstra in 1999 en wiens DNA voor 100 procent matcht met DNA dat op het lichaam van het slachtoffer werd gevonden.
Een van de ergste lasten in het leven van mensen is onzekerheid. Vraag het familieleden van vermisten. Vaak luidt de klacht: wisten we maar wat er van hem of haar geworden is. Dat hij of zij niet meer leeft, is nagenoeg zeker. Maar laten we alsjeblieft het bewijs mogen vinden, en iets over de toedracht van de zaak. Verlos ons van die slopende onzekerheid.
Zo bezien is er nu reden tot opluchting. Voor de bewoners van Zwaagwesteinde, die jarenlang met het idee rondliepen dat onder hun mededorpelingen een moordenaar rondliep. En voor de ouders van Marianne, die nu –hoewel het verlies van hun dochter zal blijven drukken– een volgende stap kunnen maken in de verwerking van deze vreselijke gebeurtenis.
Volledige zekerheid is er overigens nog niet. Het blijft van belang om te benadrukken dat voor een veroordeling van de verdachte méér bewijs nodig is. Maar zekerheid en duidelijkheid liggen nu toch binnen handbereik.
Prangende vragen zullen wellicht binnenkort beantwoord worden. Zoals de vraag waarom de verdachte vrijwillig meedeed aan het grote DNA- onderzoek. Besefte hij dat DNA-verwantschapsonderzoek er sowieso toe zou leiden dat hij als verdachte boven zou komen drijven? Of gold ook voor hem dat hij ten diepste niet kon leven met de onzekerheid of politie en justitie hem na al die jaren niet toch nog op het spoor zouden komen?
Na dertien jaar onzekerheid en vergeefs speurwerk kunnen er voorzichtig enkele lessen getrokken worden. Bijvoorbeeld dat in de opsporing van misdadigers DNA-onderzoek zijn waarde steeds bewijst, al past daarbij de kanttekening dat privacybescherming een punt van aandacht moet blijven.
Een andere les is hoe gevaarlijk geruchten en volksgerichten zijn. Velen meenden al zeker te weten dat een asielzoeker de moord had gepleegd. Anderen brachten, uit rancune over zakelijke ruzies, onschuldige verdachten aan. Gelukkig dat we in Nederland in een rechtsstaat leven.
Een derde les is dat mensen de realiteit van het kwaad niet graag onder ogen zien en het boze als het even kan vér buiten zichzelf plaatsen. Een echte Fries kón zoiets niet gedaan hebben; de dader zou vast afkomstig zijn uit een vreemde cultuur met een ondoorgrondelijke volksaard. Of zoals een Friezin het maandag zei: „Het is een vader van híér; dat wíl je niet.”
Nee, dat willen we, om allerlei redenen, niet. Het is een psychologisch mechanisme van ons mensen om de rauwe werkelijkheid ver buiten ons eigen bestaan te willen houden. Daar zoeken we zelfs onze zekerheid in. Heel erge dingen kunnen óns, oppassende burgers, eigenlijk niet, of alleen bij hoge uitzondering, overkomen.
Deze zaak laat echter weer eens onverbloemd zien dat het kwaad soms zeer dicht bij ons is. Misschien in onze hardwerkende, hulpvaardige buurman. En anders wel in ons eigen hart. Dat is geen geruststellende, maar wel een onweerlegbare zekerheid.