Muziek

Hans Jansen: luthers kerkmusicus in Haagse Kloosterkerk

Een hervormde jongen uit Schiedam die geboeid raakt door kerkmuziek, terechtkomt in evangelisch-lutherse kring en op dit moment daar als kerk­musicus een van de leidende figuren is. Hans Jansen (62) viert volgende week in den Haag zijn 40-jarig jubileum.

10 November 2012 19:09Gewijzigd op 15 November 2020 00:12
Hans Jansen is sinds 1982 cantor van de Haagse Kloosterkerk. Foto Sjaak Verboom
Hans Jansen is sinds 1982 cantor van de Haagse Kloosterkerk. Foto Sjaak Verboom

In de Kloosterkerk aan het Lange Voorhout in de hofstad is Hans Jansen kind aan huis. Hij laat het drieklaviers Marcussenorgel uit 1966 zien, waarop de huidige Utrechtse domorganist, Jan Hage, jaren speelde en waaraan nu Geerten van de Wetering is verbonden. „Vroeger speelde ik ook geregeld een dienst”, zegt Jansen met enige spijt in zijn stem. „Toen Jan Hage hier in 1995 kwam, was dat niet meer nodig omdat hij alle diensten zelf speelde. Het was ook niet zo handig. Ik moest steeds heen en weer lopen tussen koor en orgel.” Met het Kloosterkerkkoor levert Jansen iedere maand een bijdrage aan de zondagse liturgie. Ook koningin Beatrix zit regel­matig onder zijn gehoor. „Ze komt hier vier à vijf keer per jaar. Dat is heel gewoon geworden. We kijken er niet meer van op.”

Dat Jansen –geboren in Schiedam, opgegroeid in Den Haag– het orgelspel aan anderen overlaat en zelf verantwoordelijk is voor de vocale kerkmuziek, is gevolg van een keus die hij jaren geleden bewust maakte. „Ik ben groot geworden met het orgel. Aan het conservatorium ging ik ook aanvankelijk orgel en compositie studeren. Eind 1972 kreeg ik mijn eerste vaste aanstelling als organist, in de Haagse hervormde Bethelkapel. Maar juist in dat najaar deed ik mijn eerste ervaringen als dirigent op: een koortje van de jeugdsoos van de kerk zocht een dirigent, en dacht dat een conservatoriumstudent dat wel kon. Voor mij werd duidelijk dat ik de vocale muziek ook heel leuk vond. In de Bethelkapel ben ik in 1973 daarom al snel gestart met een cantorij en een kleinkoor. Aan het conservatorium ging ik ook kerkmuziek en koordirectie studeren.”

Het jaar 1973 was ook het moment waarop het Liedboek voor de kerken werd ingevoerd. „Een bijzondere tijd”, zegt Jansen. „Het hing in de lucht. Iemand als Adriaan C. Schuurman kwam gemeente­zangavonden verzorgen om de nieuwe liederen aan te leren. Zó bevlogen als hij dat doen kon. Dat maakte van alles in mij wakker. Op het conservatorium was het zijn zoon Barend Schuurman die ons op een gedreven manier inwijdde in de kerkmuziek.”

Intussen had Jansen ook kennis­gemaakt met Willem Mudde, de man die in evangelisch-lutherse kring de kerkmuziek een enorme impuls gaf. „Ik heb hem tussen 1972 en zijn overlijden in 1984 meegemaakt. Zeer stimulerend. Hij was een man bij wie muziek nooit saai was. Altijd bruiste het. Hij was zeer begeesterd en geraakt door de muziek. Altijd wilde hij zijn passie delen met anderen, vertellend, maar ook in zijn artikelen. Kerkmuziek was voor hem levensnoodzakelijke voeding. Dat herken ik.” Na Muddes overlijden was Jansen een van degenen die zijn rollen overnamen. Zo geeft Jansen al jaren leiding aan de Lutherse Werkweek voor Kerkmuziek en is hij de drijvende kracht achter het blad Musica Sacra, dat Mudde ooit startte.

Rond 1980 richtte Jansen de focus helemaal op de liturgische muziek. „Ik had inmiddels twee grote oratoriumkoren, maar die zegde ik af. Ik wilde al m’n aandacht richten op de muziek voor de eredienst. Ik ging ook aan de slag om zelf liedzettingen en motetten voor de liturgie te schrijven.” In 1982 kwam de aanstelling als cantor van de Kloosterkerk. Een droomplek? „Ik heb het nooit gezocht. Maar het is natuurlijk een prachtige kerk en een fantastische plek. Ik krijg hier alle ruimte om mijn kerkmuziekidealen te ontplooien. In Den Haag zou ik voor een kerkmusicus geen betere plek weten.”

Schütz

In zijn werk als cantor en scribent heeft Jansen twee speerpunten: de muziek van de 17e-eeuwer Heinrich Schütz en de periode van de kermuziekvernieuwing in Duitsland aan het begin van de 20e eeuw. „De muziek van Schütz vormt voor mij een ideaal. Ze sluit naadloos aan bij de liturgie. Deze componist wilde volkomen dienstbaar zijn aan de tekst. Díé moet tot leven komen in de muziek. Daarbij gaat hij nooit te ver; nooit choquerend of modieus. Hij weet zijn grenzen. In zijn pure en eenvoudige muziek was Schütz een echte dienaar van het woord.” Een mooiste compositie van Schütz noemen, kan Jansen niet. „Als je tien kinderen hebt, wil je toch ook niet zeggen dat je van een van hen het meeste houdt?”

De aandacht voor de kerkmuziekbeweging in Duitsland heeft Jansen van Mudde geërfd. Die bracht in de oorlogsjaren een paar maanden in Duitsland door en promootte vervolgens in Nederlandse lutherse kring de kerkmuziekideeën van mensen als Pepping, Distler, David en Micheelsen. Jansen: „Deze componisten keerden in hun dagen terug naar de grondslagen en de kernwaarde van de kerkmuziek. Men herontdekte hoe door Luther en in de lutherse traditie tot en met Bach over liturgische muziek werd gesproken. Dat de tékst centraal moet staan en de muziek dááraan dienstbaar moet zijn. Die gedachten raakten na Bach ondergesneeuwd. Ik vind dat deze grondgedachten over kerkmuziek nog steeds kunnen inspireren.”

Regelmatig voert Jansen muziek van Schütz, Pepping of Distler uit in de eredienst. Die muziek spreekt nog steeds aan, ervaart hij. In zijn eigen composities gaat hij echter wel een stap verder. „Ik vind dat je anno 2012 niet in de stijl van Schütz kunt componeren. Er moet ontwikkeling zijn. Iedere nieuwe compositie is als het goed een versterking van wat je eerder hebt gecomponeerd. Ik maak bijvoorbeeld wel eens gebruik van clusters of spreekkoren, wat je bij Schütz niet zult aantreffen.”

Hervormde wortels

Nadat hij al jaren in lutherse kring verkeerde en zelfs sinds 1987 cantor-organist van de lutherse gemeente van Schiedam was, sloot Jansen zich pas in 1992 ook qua kerkelijk lidmaatschap aan bij de luthersen. „Dat was niet makkelijk. Je snijdt toch je hervormde wortels door.” Wat hem aanspreekt in zijn huidige kerk­genootschap is de plaats die de muziek in de eredienst inneemt. „De kwaliteit is daar de norm. Helaas zingen ze de psalmen niet zo graag; die vinden ze een beetje saai.”

Intussen is de Lutherse Kerk onderdeel geworden van de Protestantse Kerk in Nederland. Er zijn nog zo’n vijftig gemeenten, die vaak klein zijn of slinken. „Het kerkverband is erg kwetsbaar”, zegt Jansen. „Maar Willem Mudde zei al in 1956: „Ook als de Lutherse Kerk niet meer bestaat, zal de lutherse kerkmuziek blijven.””


Jubileum

Hans Jansen viert dit najaar een drievoudig jubileum. Hij is 25 jaar cantor-organist van de evangelisch-lutherse kerk in Schiedam, hij is 30 jaar als cantor verbonden aan de Kloosterkerk in Den Haag, terwijl zijn loopbaan als kerkmusicus 40 jaar geleden begon. Op 21 oktober heeft hij zijn jubileum in Schiedam herdacht. In de Kloosterkerk is er op 17 november een jubileumconcert, waar solisten en vocale en instrumentale ensembles onder leiding van Jansen werken van Schütz en Bach uitvoeren, terwijl ook Jansens nieuwste compositie –een cantate over de Ringparabel uit ”Nathan der Weise” van Lessing– haar première beleeft.

Die avond wordt ook het boek ”De kerkmuziek in Duitsland in het begin van de 20ste eeuw” (uitg. Skandalon) gepresenteerd, waarin artikelen van Jansen over de kerkmuziekrenaissance in Duitsland en zijn invloed op de Nederlandse kerkmuziek zijn verzameld.

Het concert begint om 20.00 uur. Toegang: 15 euro (voorverkoop: 12,50 euro).

Meer informatie: www.hans-jansen.com

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer