Licht op het liturgisch werk van Calvijn
Een monografie over het liturgische werk van Johannes Calvijn, en dan ook nog in het Nederlands, is wat mij betreft altijd welkom. Al was het maar omdat het kan dienen als een leerzame spiegel voor de huidige liturgiepraktijken van kerkverbanden die zich navolgers van Calvijn beschouwen.
Voldoende reden om aandacht te geven aan het boek ”Calvijn en zijn liturgie” van drs. Peter Hoogstrate, emeritus predikant en oud-docent liturgiek aan de Academie van de Protestantse Kerk in Nederland.
Het boek presenteert een onderzoek naar oorsprong en achtergronden van, en conflicten over Calvijns liturgisch werk in Straatsburg, 1538-1541. Het is opgedeeld in vier hoofddelen. Het eerste deel, ”De geschiedenis” (blz. 16-63), schetst de politieke en religieuze context van de Reformatie en de rol van Straatsburg als toevluchtsoord voor vluchtelingen en centrum van religieuze hervorming. Ook de invloed van Martin Bucer op Calvijn komt hier aan bod.
In het tweede deel, ”De kerk zingt” (blz. 64-110), staat de rol van vocale en instrumentale muziek in de eredienst centraal. Het behandelt Calvijns samenwerking met Clément Marot en zijn werk aan het psalmboek, evenals de historische ontwikkeling van kerkmuziek.
Het derde deel, ”De kerk viert” (blz. 111-190), richt zich op het liturgische dienstboek ”La Manyere de faire prières aux églises Françoyses”, en de verschillende onderdelen van de zondagse eredienst, zoals schuldbelijdenis, Schriftlezing, prediking en het avondmaal.
Het vierde deel, ”Symbolen en rituelen, de sacramenten” (blz. 191-226), bespreekt Calvijns opvattingen over de doop en het avondmaal, zijn liturgische praktijk en de rituelen rondom deze sacramenten. Het boek eindigt met een reflectie op Calvijns liturgische erfenis.
Context
Deze inhoudsbeschrijving laat zien dat het boek veel informatie bevat en dat die bovendien overzichtelijk aangeboden wordt. Waardevol vind ik de context die in deel 1 geschetst wordt: het liturgische leven speelt zich immers niet in het luchtledige af. Een markant voorbeeld daarvan is waar Hoogstrate schrijft dat de traumatische ervaring met de wederdopers in Straatsburg een van de redenen was waarom Bucer en Calvijn hechtten aan de kinderdoop (blz. 43, 230).
Typerend voor de grondigheid is de wijze waarop Hoogstrate in hoofdstuk 7 elke zinsnede uit de lange titel van het dienstboek ”La Manyere” zorgvuldig bespreekt. Verhelderend is het gedeelte over Calvijns beroep op de oude kerk (blz. 126-134), hoewel ik daarbij wel het standaardwerk ”The Patristic Roots of Reformed Worship” van Hughes Oliphant Old mis. Lezenswaardig zijn ook de zeven ”Intermezzi” waarin Hoogstrate een specifiek detail bespreekt.
Een pluspunt is dat de auteur zich duidelijk voorgenomen heeft om niet alleen voor academici te schrijven maar voor een breder publiek. Over het algemeen is dat gelukt.
Vraagtekens
Naast waarderende uitroeptekens noteerde ik nogal wat kritische vraagtekens. Een paar voorbeelden. Het viel me op dat de auteur belangrijke publicaties over de liturgische cultuur in Straatsburg ten tijde van Calvijn niet gebruikt heeft. Bijvoorbeeld: ”Die calvinische und altstrassburgische Gottesdienstordnung” __ (1894) van Alfred Erichson, ”Die Straßburger liturgischen Ordnungen” (1900) van Friedrich Hubert en Robert Weeda’s ”L’Église des français de Strasbourg, 1538-1563” (2004).
Erichson heeft de sterke overeenkomst aangetoond tussen de Duitse orde van dienst in het ”Psalter mit aller Kirchenübung” (editie 1537 of 1539) en Calvijns orde in ”La Manyere”.
Onder anderen dr. Jan R. Luth heeft dit in 2003 opnieuw beschreven in zijn inleiding op de facsimile van Calvijns eerste psalmboek. Hoogstrate wijst wel op een relatie met de Duits-Straatsburgse liturgie (blz. 114, 120), maar beschrijft de opvallende analogie van de orden niet. Diverse „typisch Calvijnse liturgica”, die hij herleidt tot de Straatsburgse vluchtelingengemeente (blz. 228-229), zijn eerder afkomstig uit de Duitse gemeente van Straatsburg. Mogelijk doelde Calvijn in zijn afscheidsrede van 28 april 1564 met „la forme de Strasbourg” (de vorm van Straatsburg) die hij naar Genève meebracht, op de van oorsprong Duitse orde van dienst, dan wel het Duitse-Franse dienstboek uit Straatsburg.
Op pagina 88-90 bekritiseert Hoogstrate mijn interpretatie van Calvijns opvatting dat zingen niet alleen met het hart moet gebeuren, maar ook met ”verstand”, zoals Datheen en Marnix het Franse woord ”intelligence” vertalen. Hoogstrate stelt dat Calvijn hiermee bedoelde dat mensen, anders dan andere schepselen, in staat zijn te begrijpen wat ze zingen. Merkwaardig, want dat is precies wat ik betoogde en theologisch duidde.
Kracht en waardigheid
Een ander voorbeeld van kritiek betreft het gedeelte over Calvijns woordenpaar ”pois et majesté” (”kracht en waardigheid”) ten aanzien van de melodieën. Hoogstrate verbindt deze woorden incorrect aan de manier waarop de psalmen gezongen moeten worden (noot 365, blz. 87-88, 91). De formulering ”pois et majesté” zou zelfs gezorgd hebben voor een eeuwenoude discussie over de uitvoeringspraktijk van de kerkzang. Dit lijkt mij niet te onderbouwen met bronnen uit de 16e tot en met de 19e eeuw.
Hoogstrate somt een aantal recente vertalingen van deze woorden op die inhoudelijk in elkaars verlengde liggen. Het was zinvoller geweest om het verhelderende artikel van organist en doctor Franse taal- en letterkunde Ewald Kooiman uit het tijdschrift Kerk en Muziek (januari 1981) aan te halen. Hierin toont Kooiman aan dat het complementaire woordenpaar niets te maken heeft met hoe de psalmen gezongen moeten worden, De woorden kunnen (ver)taalkundig alleen betekenen dat het karakter (dus niet de uitvoering) van kerkmuziek anders moet zijn dan dat van andere muziek.
Hoogstrate besluit het hoofdstuk samenvattend met: „Zingen doen Gereformeerden met ‘kracht en waardigheid’.” Dat is dus wat Calvijn niet propageerde met ”pois et majesté”.
Meer in het algemeen had het boek aan waarde gewonnen als Hoogstrate een expert op het gebied van (kerk)muziek had laten meelezen.
Tweede deel
Als recensent moet je niet moeilijk doen over een paar taal- en opmaakfouten. Hier zijn het er echter zó veel, dat het boek rommelig wordt en de leesbaarheid eronder lijdt.
In het boek en op de achterflap wordt gesproken over „de twee delen van dit boek”. Dat tweede deel zou de eerste Nederlandse vertaling van Calvijns Straatsburgse dienstboek bevatten. Navraag leerde dat dit deel niet bestaat. Heel spijtig, want het had de waarde van de uitgave zeer verhoogd. Het is de auteur gegund dat de uitgever dat deel alsnog uitbrengt.
Samengevat biedt het boek veel informatie aan een breed publiek, maar academisch gezien laat het helaas veel te wensen over.
Calvijn en zijn liturgie, Straatsburg 1538-Genève 1542. Een onderzoek naar oorsprong en achtergronden van, en conflicten over Calvijns liturgisch werk. Peter Hoogstrate; uitg. Boekscout; 243 blz.; € 22,50