Groot is het eiland voor de Franse kust niet. Minder dan 30 kilometer lang en tussen de 70 meter en 5 kilometer breed. Toch is één middagje te kort voor Île de Ré. Zelfs de lokale gids heeft het er lastig mee.
Strikt genomen is Île de Ré geen eiland meer. Sinds 1988 ligt er een 3 kilometer lange brug tussen de 85 vierkante kilometer landoppervlakte in de Atlantische Oceaan en La Pallice, het havengebied van de stad La Rochelle.
La Pallice zal kenners van de Tweede Wereldoorlog niet onbekend in de oren klinken. Hier staan nog altijd de kolossale bunkers die de Duitsers bouwden voor hun onderzeeërs. Als enige Franse diepzeehaven aan de Atlantische Oceaan was La Pallice de ideale uitvalsbasis voor de U-boten. De eilanden Ré en het grotere Oléron fungeerden als natuurlijke barrières.
Het contrast met Pallice is aan de overzijde van de tolbrug ongekend groot. Wie het sierlijke gevaarte –boven zee 30 meter hoog– achter zich heeft gelaten, rijdt een compleet andere wereld binnen. De kleine witte huisjes met de groene luiken, het landschap, het zonlicht, het draagt allemaal bij aan het mediterrane karakter van het ”Witte Eiland”. Met 2300 zonuren per jaar kan Ré zich dan ook prima meten met de nummers één en twee, Zuidoost-Frankrijk en Corsica – waarbij de warmte op Ré draaglijker is dankzij de oceaanwind.
Hoofdstad van Ré is Saint-Martin-de-Ré. In de schilderachtige haven treffen we na het middaguur de gids, Ilona. Ze heeft er zin in. Haar enige zorg: de korte tijd om een en ander van het eiland te laten zien.
Te voet begeven we ons naar de ”temple”, de protestantse kerk in het stadje. Helemaal gemakkelijk voelt Ilona zich niet. Ze is lid van de gemeente en heeft haar gezicht al tijden niet laten zien. En nu staat de ouderling met wie ze heeft afgesproken, haar op te wachten...
De weg naar de kerk voert langs een veel grotere kerk, de Sint-Martinus. In het oog springt meteen het geruïneerde dwarsschip van het gotische bouwwerk. Het staat symbool voor het geweld dat het eiland –waar menig welgestelde Fransman tegenwoordig een buitenhuisje heeft– in de loop der tijd heeft geteisterd: invasie van de Noormannen in de middeleeuwen, de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) tussen Frankrijk en Engeland, de godsdienstoorlogen tussen rooms-katholieken en protestanten (1562-1598), oorlog met half Europa onder Lodewijk XIV (in 1696 bombarderen de Engelse en de Nederlandse vloot Saint-Martin plat) – het is slechts een greep uit de ‘hoogtepunten’.
”Onderzoekt de Schriften”, staat er boven de ingang van de temple. Het neoklassieke gebouw stamt uit het jaar 1837. Niet dat er voor die tijd geen protestanten waren op Ré –integendeel– maar nadat in 1685 de geloofsvervolging weer was toegenomen, verlieten zij massaal het eiland.
„’s Zomers zitten hier tussen de 60 en 120 mensen”, zegt ouderling Guy Mallet, die schijnbaar geen behoefte voelt Ilona even ‘apart te nemen’. Buiten het vakantieseizoen zijn dat er gemiddeld 25 tot 30, schat hij. Het staat niet in de verhouding tot de invasie die Ré in de zomermaanden kent. Het aantal aanwezigen bedraagt dan het tienvoudige van de ongeveer 17.000 vaste bewoners.
Na een kort bezoekje aan haar kantoor –„ik heb een prachtig uitzicht over de stad”– neemt Ilona haar gezelschap mee terug naar de haven, waar de plezierjachten, omgeven door krijsende meeuwen, tevreden dobberen in het water. Een tafereel dat er zes uur later heel anders zal uitzien. Het vriendelijke gekabbel heeft dan plaatsgemaakt voor het jammerlijke gekraak van boten die geen kant meer op kunnen omdat ze op het droge staan.
„Het getijdeverschil kan, afhankelijk van de tijd van het jaar, wel 6 à 7 meter bedragen”, legt de gastvrouw van hotel Les Colonnes uit. Soms reageren toeristen boos als ze hier aankomen en de haven droog zien liggen, omdat hun een beter uitzicht was voorgespiegeld. „Ooit was een badgast zo woest dat hij naar de gendarmerie stapte. De agenten konden hem geruststellen: „U moet even geduld hebben; over een paar uur ligt uw hotel weer aan zee.””
In een park vlak bij de haven maken kinderen een ritje op een ezel. Die blijken op Ré in broeken te lopen! Een oude traditie, weet Ilona. „Vroeger werden de ezels ingezet bij de zoutwinning op de moerasgronden – een ideaal leefklimaat voor muggen, vliegen en andere insecten. Hun beten zijn, zeker in een zoute omgeving, erg pijnlijk. Om de poten van de viervoeters te beschermen, werden ze in een broek gehesen.”
Zoutwinning vormde lange tijd een belangrijke bron van inkomsten op Ré, vertelt Ilona als we in de auto zitten. Met de vele zonne-uren en een droge noordenwind zijn de omstandigheden voor zoutbekkens ideaal.
Hoewel de zoutkoorts zijn hoogtepunt beleefde in de 19e eeuw, betekende de komst van de koelkast –zout was uitermate geschikt om vleesproducten goed te houden– en het industriële zout de definitieve doodssteek voor de grootschalige winning. „Zout wordt nog steeds verkocht –de fijne variant (fleur de sel) is bestemd voor de keuken, de grove variant (gros sel) verdwijnt in de badkuip– maar het is nog slechts een fractie van wat het eens was”, aldus Ilona. Toerisme vormt nu de voornaamste inkomstenbron, hoewel wijnbouw en visserij (oesterteelt) ook nog een steentje bijdragen.
Intussen is Ilona driftig op zoek naar Karola. Karola is de naam van het luchtafweergeschut dat de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog op Ré bouwden. Samen met de vele bunkers maakte Karola deel uit van de Atlantikwall langs de West-Europese kust, die een invasie van de geallieerden moest tegenhouden. Het lukt niet om bij Karola in de buurt te komen; ze bevindt zich nog altijd op verboden militair terrein. De inmiddels met graffiti besmeurde bunkers op het strand van Rivedoux-Plage zijn echter vrijelijk te bewonderen.
Weer terug in de buurt van Saint-Martin worden de verdedigingswerken zichtbaar die om de stad heen liggen. Daartoe gedwongen door de zeemachten Engeland en de Nederlanden gaf Lodewijk XIV zijn ingenieur Vauban de opdracht de stad te versterken. Het resultaat was een enorme ster bestaande uit 14 kilometer stadsmuur. De citadel die uiteindelijk nooit een aanval hoefde te doorstaan, prijkt nu op de werelderfgoedlijst van de Unesco.
De trip eindigt bij een fort dat eveneens uit Vaubans koker komt en al jaar en dag dienst doet als gevangenis. Tussen 1873 en 1938 was dit het laatste station in Frankrijk van gevangenen die waren veroordeeld tot verbanning naar Frans-Guyana en Nouvelle-Calédonie. Vastgeklonken aan kettingen werden ze twee aan twee in de haven van Saint-Martin ingescheept om als dwangarbeider aan de slag te gaan in een van de strafkolonies. Onder hen bekende namen als de ten onrechte van hoogverraad beschuldigde Joods-Franse officier Alfred Dreyfus en Henri Charrière alias ”Papillon”, die wist te ontsnappen en zijn ervaringen te boek stelde.
Eén middagje Ré levert zo heel wat bezienswaardigheden op, hoewel het te kort is om alle schatten van het eiland te ontdekken. Om over de natuur en de stranden nog maar te zwijgen! Geen wonder dat Fransen hier graag terugkomen en er een tweede huis proberen te bemachtigen.