Honderd jaar Griekse eenzaamheid op Lesbos
Het is na Kreta het grootste Griekse eiland. Met zijn vulkaanlandschappen en reusachtige baaien oogt Lesbos indrukwekkend. Aan drie zijden wordt het omarmd door Turkije. Toen de Grieken het een eeuw geleden overnamen van de Turken, raakten alle banden met het vasteland doorgesneden en werd het stil op Lesbos.
Wie een van de twee middeleeuwse burchten aan de oostkust van het eiland beklimt, wacht een schitterend panorama. Het vasteland van Turkije ligt op een steenworp afstand en lijkt hooguit één baai verder. Door de eeuwen heen was het leven op Lesbos in alles verbonden met de kusten van Klein-Azië.
Behalve de laatste honderd jaar. Sinds Lesbos in 1912 door de Griekse marine werd veroverd, raakte het eiland afgesneden van zijn natuurlijke Turkse achterland. En werd het een uithoek van de Griekse wereld, het verre oosten van de Egeïsche Zee.
”Altin adasi”, het gouden eiland, noemden de Ottomanen Lesbos, vanwege zijn natuurlijke rijkdommen en bloeiende handel. Maar de rijkdom verbleekte snel na de aansluiting bij Griekenland. Het eiland viel terug op zijn landbouw en visserij. Vooral de visserij werd beoefend door Griekse vluchtelingen uit Turkije die hier een nieuw bestaan zochten.
Zij kwamen de 20.000 moslims aflossen die al even onvrijwillig de omgekeerde oversteek maakten. Zelf waren de eilandbewoners de kunst van het vissen verleerd, omdat de handel zo veel meer welvaart bracht.
Dankzij de strategische ligging op een kruispunt in de Ottomaanse wereld, tussen Istanbul in het noorden en de toenmalig grootste Griekse stad, Smyrna, het huidige Izmir, in het zuiden, bloeiden de handel en zeevaart.
Statige herenhuizen in de hoofdstad Mitilini en in Molivos en Petra zijn de stille getuigen. De jaren rond 1900 vormden een bloeitijd voor veel Griekse inwoners van het Ottomaanse Rijk.
Tegenwoordig is de relatie met Turkije alleen nog voelbaar in de militaire bases en overal aanwezige militairen. Dat zij vooral niet mogen worden gefotografeerd, zegt iets over het vertrouwen in de grote buur en NAVO-bondgenoot.
Nationale bevrijding
Met de aansluiting van Lesbos bij Griekenland is iets eigenaardigs aan de hand. In alle gidsen en brochures wordt ze bejubeld als het hoogtepunt uit de eilandgeschiedenis. En ongetwijfeld hebben velen haar als een nationale bevrijding omarmd, en nog meer Grieken hebben die gebeurtenis sindsdien zo leren zien.
Maar wie op Lesbos rondkijkt, ziet vooral de erfenis van de vele eeuwen dat Lesbos bij het Ottomaanse Rijk hoorde. Eigenlijk alles van betekenis stamt uit de Ottomaanse tijd, de kerken en de kloosters evengoed als de burchten en de herenhuizen.
Dat heeft te maken met de aardbevingen die in deze streken om de paar eeuwen de geschiedenis wegvagen. Ook op Lesbos zijn maar weinig gebouwen blijven staan van voor 1800. Maar het heeft ook te maken met de welvaart en bloei onder Ottomaans bewind die er, ondanks alle ontkenningen, ook was.
Beeldentuin
Een lange straat in Mitilini verbindt de moderne zuidhaven met de oude noordhaven tegenover de Turkse kust. Wie erdoor wandelt, belandt in een meer oriëntaalse wereld. Met zijn ouderwetse slagers en nog ouderwetsere smederijen lijkt de oude havenwijk rechtstreeks afkomstig uit Ottomaanse tijden.
De sporen zijn overal zichtbaar. Van de vier moskeeën die een eeuw geleden nog dienstdeden is er een, aan de haven, omgebouwd tot Sint-Nicolaaskerk. Een andere doet dienst als winkel in landbouwartikelen en de twee overige staan te verkrotten in de binnenstad.
De grootste, de ”Nieuwe Moskee” van 1828, vormde een eeuw geleden nog het kloppende hart van de stad. Nu is het gebouw zijn dak kwijt en doet de tuin dienst als beeldentuin voor moderne kunst.
In veel dorpen op Lesbos staat op zijn minst nog de stomp van een minaret. De gebouwen zelf hebben vaak een nieuwe bestemming gekregen. Soms blijkt de plaatselijke kerk een voormalige moskee.
Byzantium
Dé trekpleister van het eiland is Molivos. Gebouwd als een stenen stad tegen een steile helling en bekroond met een imposante burcht biedt Molivos een aanzicht alsof je zó een blik in de middeleeuwen kunt werpen. Foto’s van Molivos sieren alle gidsen en heel wat toeristen zullen vanwege dit panorama naar Lesbos worden getrokken.
De burchten van Molivos en Mitilini beheersen de oostkust. Beide bieden uitzicht over het nabije Turkse vasteland. Samen vormen ze de middeleeuwse trots van het eiland en herinneren ze aan een tijd van voor de Ottomanen.
Want ooit lag Lesbos midden in Byzantium, de Griekse voortzetting van het oude Romeinse Rijk. De latere Byzantijnse keizers, in de middeleeuwen, hadden met veel tegenstanders te maken en beschikten niet meer over de legers van weleer. Lesbos besteedden ze uit aan de Genuezen, die als een soort leenheren het eiland bestuurden en er een handelskolonie van maakten.
Genua
Genua en Venetië vormden in die eeuwen dé zeemachten in de Middellandse Zee, en onder Genuees bewind was Lesbos een knooppunt in de grote handelsroutes.
De voornaamste bestuurders van het eiland vormde de familie Gattelusi, die nauwe betrekkingen onderhield met het hof in Constantinopel. Een van hen was zelfs met de keizer verzwagerd en de meeste Gattelusi’s hadden meer binding met het nabije Constantinopel dan met het verre Genua.
Het was hun eiland dat in 1462, negen jaar na de val van Constantinopel, werd ingenomen door sultan Mehmet II persoonlijk. De jonge sultan, sinds zijn inname van de stad van Constantijn gevierd als ”de Veroveraar”, maakte zo een eind aan de laatste resten Byzantijnse bewind. Voortaan hadden ook Venetië en Genua het met de Ottomanen van doen.
Joden
Precies 450 jaar, van 1462 tot 1912, werd het eiland bestuurd door de Ottomanen. Maar echt Turks maakten ze Lesbos nooit. In de zestiende eeuw, een tijd dat Joden bloeiende gemeenschappen vormden in het Ottomaanse Rijk, was er zelfs een Joodse gouverneur die het eiland namens de Ottomanen bestuurde. En natuurlijk waren er synagogen op Lesbos. Maar zoals bijna overal in Griekenland is de Joodse geschiedenis tegenwoordig uitgewist.
De laatste Ottomaanse gouverneur, die in 1912 de macht overdroeg, was ook een bijzonder geval. Hij was een erkende ‘hellenofiel’, gek op alles wat Grieks was en verzot op de Griekse oudheid. In zijn tijd waren trouwens de democratisch gekozen afgevaardigden van Lesbos ook allemaal Grieken, dus zo Turks was het eiland zeker niet. Maar een Turkse gouverneur die dweepte met alles wat Grieks was, was ook elders een bezienswaardigheid.
Na zijn vertrek werden de moslims van het eiland, voortaan Turken genoemd, uitgewezen. In de jaren 1912 tot 1923 raakten hele streken ontvolkt. Wie er oog voor heeft, kan nu nog de verlaten ‘Turkendorpen’ vinden, ruïnes die herinneren aan de grote etnische zuiveringen van rond de Eerste Wereldoorlog.
Pelgrim
Op de meest westelijke kaap van het eiland ligt Sigri. De lange weg erheen voert door vulkaanlandschappen en zelfs een woud van versteende bomen, een omgeving die bijna onaards aandoet. Met een burcht, een handvol huizen en een moskee die tot kerk is omgevormd, is Sigri zelf niet veel meer dan een vlek op de kaart.
Een eeuw geleden werd het nog volledig door moslims bewoond. Het dorp had een strategische functie voor de Ottomaanse vloot, die hier voor anker ging. Maar tijdens de grote bevolkingsruil moesten alle bewoners vertrekken. Ze werden opgevolgd door christelijke vluchtelingen uit Turkije. Die pakten de visserij weer op, tot de dag van vandaag de voornaamste bezigheid in Sigri.
Zoals overal op Lesbos dateren ook de fonteintjes op straat uit Ottomaanse tijden. De fraaiste draagt een boodschap namens de gulle schenker, in Arabische letters: „Zonder water geen leven! Pelgrim Jakob Aga heeft berouw over zijn zonden en wenst u een aangename verpozing.”
Capitulatie
Het grootste en mooiste kloostercomplex van het eiland, dat van Limonos, stamt uit 1526. Het werd gebouwd met persoonlijke toestemming van Suleiman de Prachtlievende, de sultan die ook de muren van Jeruzalem bouwde. Gelegen in het hart van het eiland, met een prachtig uitzicht over de baai van Kalloni, die het eiland in tweeën deelt, is het klooster een onvermijdelijke trekpleister voor toeristen.
Limonos fungeert een beetje als het informele museum van Lesbos. Herinneringen aan vroeger tijden vullen de gangen en vertrekken. Een trotse trofee is de rode Ottomaanse vlag die het Turkse leger hier op 8 december 1912 overhandigde aan Griekse troepen, ten teken van de capitulatie.
Een marmeren plaquette naast de verweerde vlag herdenkt de beslissende slag, niet ver van het klooster. Het was het slotstuk van een jaar waarin ongeregelde Griekse troepen, volgens alle methoden en vaak terreur die we kennen uit Bosnië en Kosovo, een oorlog voerden die hier eindigde.
Ongerept
In Europa was het eiland bekend onder de naam van de hoofdstad, Mitilini. Met het nieuwe Griekse bestuur waaide vanaf 1912 een nationalistische wind. Het grote Griekenland van de oudheid was nu de norm en het eiland kreeg de naam terug die het ooit had gedragen: Lesbos.
Omdat de handel stilviel, keerde het eiland terug tot zijn oervormen van bestaan. Olijfgaarden en kudden geiten bepalen sindsdien het beeld. De armoede is nog altijd zichtbaar in de aanhang van de communisten. Het ”rode eiland” noemden de Grieken Lesbos lange tijd. De rode letters KKE –die staan voor de Griekse communistische partij– vormen de meest opvallende graffiti op de muren langs de wegen.
Niet voor niets is het grote Lesbos populair bij mensen die van natuur en rust houden. Niet alleen de lege vulkaanlandschappen bepalen het uitzicht. Ook de geiten en olijven zijn op Lesbos nog altijd belangrijker dan toeristen, die haast onzichtbaar opgaan in het landelijke leven.
Nergens heersen de lawaaierigheid en decadentie die het toerisme op sommige andere Griekse eilanden heeft gebracht. Lesbos is ongerept, wijds en mooi.
Schrijver op Lesbos
„Wanneer de zon scheen op de tegenoverliggende kust kon je de Griekse dorpen van Anatolië zien liggen, leeg, verlaten en gebleekt in de zon. Je kon zelfs kamelenkaravanen onderscheiden die langzaam over een heuvelkam bewogen.”
Schrijver Stratis Myrivilis (1892-1969) woonde en werkte een groot deel van zijn leven in zijn geboortehuis in een bergdorp aan de noordkust van Lesbos. Vanuit dit adelaarsnest, Skimanea, had hij een wijds uitzicht over de zee en het vasteland van Turkije. Het landschap speelt een belangrijke rol in zijn werk.
Als officier was Myrivilis ooggetuige van de Klein-Aziatische Catastrofe, de ineenstorting van het Griekse leger bij Ankara in 1922 en de chaotische terugtocht, met honderdduizenden vluchtelingen in zijn kielzog en dood en verderf alom.
Die ingrijpende ervaringen heeft hij beschreven in zijn roman ”De lerares met het gouden haar” (1933), waarin hij afstand neemt van de oorlogsretoriek van de nationalisten én van hun communistische tegenstanders.
Een andere roman, ”De Meermin Madonna” (1949), speelt onder vluchtelingen in een vissersdorp aan de noordkust, waarmee hij zijn eigen woonplaats portretteert. Gevluchte Grieken van ‘de overkant’ proberen te overleven met visserij – een kunst die de plaatselijke bevolking verleerd was, omdat de handel zo veel meer welvaart had gebracht.
Bevolkingsruil
In de oude haven van Mitilini staat een beeldengroep. Hij verbeeldt een moeder met drie kinderen, zojuist aangekomen van overzee. Na de Grieks-Turkse Oorlog (1919-1922) werden de mannen van Lesbos ingezet als dwangarbeider. Het waren toestanden zoals we die kennen van Bosnië; slechts enkelen keerden levend terug naar hun gezinnen.
Onder hen de schrijver Elias Venezis, afkomstig uit Ayvalık, een havenstadje aan de Turkse kust pal tegenover Lesbos. Tegenwoordig gaan er toeristische dagtrips heen, destijds was Ayvalık nog helemaal Grieks en heette het Kydonies.
In zijn boeken doet Venezis verslag van de ontberingen van zijn ”arbeidsbrigade” van 3000 mannen. Slechts 23 van hen overleefden. Zelf kwam hij naar Lesbos en samen met de schrijver Myrivilis vroeg hij aandacht voor het lot van de vluchtelingen.
Ayvalık kan symbool staan voor de tragedie aan beide kanten. Na de Griekse nederlaag gooide de nieuwe leider, Venizelos, het op een akkoordje met de zegevierende Turkse generaal Atatürk. In 1923 besloten ze tot een bevolkingsruil: moslims werden uitgewezen naar Turkije en orthodoxen naar Griekenland.
Een deel van de Grieken van Ayvalık stak over naar Lesbos, anderen bleven achter en kwamen om. Hun plaats werd ingenomen door van de Griekse eilanden verdreven moslims. Tot de dag van vandaag koesteren dezen vaak hun moedertaal, Grieks, in Turkije.