Geschiedenis
Bijna oorlog met Indonesië om Nederlands-Nieuw-Guinea

Nederland bevond zich vijftig jaar geleden op de rand van een koloniale oorlog. Het conflict over het bezit van Nieuw-Guinea ging naar een hoogtepunt: Indonesiërs en Russen stonden op het punt het eiland aan te vallen. Op de valreep kwam er een verdrag tot stand: Nederland raakte zijn laatste stuk ‘Indië’ kwijt. De Papoea’s bleven achter.

L. Vogelaar

11 August 2012 09:06Gewijzigd op 14 November 2020 22:37
De Indonesische minister Soebandrio in 1962 tijdens de ondertekening van het akkoord waarin Nederland Nieuw-Guinea noodgedwongen afstond. Rechts Ellsworth Bunker, de diplomaat die de onderhandelingen leidde. foto ANP
De Indonesische minister Soebandrio in 1962 tijdens de ondertekening van het akkoord waarin Nederland Nieuw-Guinea noodgedwongen afstond. Rechts Ellsworth Bunker, de diplomaat die de onderhandelingen leidde. foto ANP

Na de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië tussen 1945 en 1949 blijft één gedeelte van Nederlands-Indië in Nederlandse handen: de westelijke helft van Nieuw-Guinea behoort nog tot 1962 tot het Koninkrijk der Nederlanden. De oostelijke helft is Australisch.

Binnen een jaar nadat Indonesië op eigen benen is komen te staan, moet het met Nederland overeenstemming bereiken over de toekomst van Nieuw-Guinea, zo wordt er afgesproken. Binnen dat jaar is Nederlands-Nieuw-Guinea deel van Indonesië, zegt de Indonesische president Sukarno zelfverzekerd.

Zo eenvoudig is het echter niet. Nederland is diep teleurgesteld door de handelwijze van de Indonesische regering kort nadat de onafhankelijkheid van dat land wordt erkend: Sukarno verbreekt de afspraken al snel, onderdrukt bevolkingsgroepen, berooft de deelstaten van hun zelfstandigheid en zegt later ook de Nederlands-Indonesische Unie op.

Dat zet een stempel op het beleid van de Nederlandse regering. Die stelt zich ook op het standpunt dat de Melanesische Papoea’s op het moeilijk toegankelijke Nieuw-Guinea anders zijn dan de Aziatische volkeren van Indonesië. Neder­land zet zich in om de bevolking van Nieuw-Guinea te helpen in haar ontwikkeling. Daarmee wil Nederland ook bewijzen dat het als koloniale mogendheid niet heeft gefaald.

De rooms-katholieke missie dringt erop aan het gebied te behouden om de belangen van de zending niet te schaden. Verder is Nieuw-Guinea het thuisland geworden voor een deel van de bijna 300.000 Nederlands-Indische mensen (indo’s) die na de soevereiniteitsoverdracht tussen wal en schip dreigden te vallen. Zij zouden alsnog onder Indonesisch bestuur komen als Nieuw-Guinea wordt overgedragen.

Gekwetste trots speelt ook een rol: Nederland koestert dit „laatste bastion in de Oost” om als vroegere grootmacht in de wereld mee te blijven tellen. Daarnaast wil de regering Nieuw-Guinea gebruiken als invloedssfeer in de regio.

Bedrijven ingepikt

Het uitgangspunt om binnen een jaar na de soevereiniteitsoverdracht overeenstemming over Nederlands Nieuw-Guinea te bereiken, wordt dan ook niet gerealiseerd. Sukarno eist het gebied echter op. Door in zijn lange toespraken voortdurend aandacht te vragen voor Nieuw-Guinea, hitst hij zijn volk op en probeert hij de aandacht af te leiden van de economische achteruitgang, de moslimo­pstanden en andere grote problemen waarmee hij in zijn land kampt.

Indonesië legt de kwestie in 1954 voor aan de Verenigde Naties. Die geven Nederland echter gelijk.

Door het geschil verslechtert de relatie tussen beide landen. Het wordt de Nederlandse burgers die nog in Indonesië wonen steeds moeilijker gemaakt, vooral als gevolg van de anti-Nederlandse propaganda van de Indonesische regering. Sommige Nederlanders worden gearresteerd op beschuldiging van spionage of andere anti-Indonesische activiteiten.

Op 3 december 1957 legt de Indonesische regering het radio- en telefoonverkeer tussen beide landen stil. Nederlands drukwerk wordt verboden en KLM-vliegtuigen zijn niet meer welkom. De volgende dag worden alle Nederlandse bedrijven onder Indonesisch staatstoezicht geplaatst (in het volgende jaar worden ze genationaliseerd, ofwel ingepikt). Op ”zwarte sinterklaas”, daags na dit besluit, komt het bevel dat de Nederlanders uit Indonesië moeten vertrekken. In 1960 worden de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen verbroken.

Zelfbestuur

In 1958 en 1959 treedt Indonesië –met Oost-Europese wapens– hard op tegen afscheidings­bewegingen op Sumatra en Sulawesi (het vroegere Celebes). Indonesië versterkt en moderniseert zijn leger en Sukarno zinspeelt op een mogelijke militaire inval in Nieuw-Guinea.

Nederland besluit op 14 april 1960 militaire eenheden te sturen. In mei vertrekt vliegdekschip Karel Doorman samen met andere schepen afgeladen vol oorlogsmaterieel, officieel voor vlagvertoon rond de wereld, maar in werkelijkheid gaat de reis naar Nederlands-Nieuw-Guinea. In dezelfde maand wordt het 6e Infanterie­bataljon Oranje Gelderland opgericht. In augustus 1961 is 56 procent van het Nederlandse volk tegen het afstaan van Nieuw-Guinea; slechts 22 procent is –onder voorwaarden– voorstander.

In de achterliggende jaren zijn er ziekenhuizen en scholen gebouwd en probeerden Nederlandse ambtenaren de Papoea’s voor te bereiden op zelfbestuur. Daarvoor presenteert het kabinet-De Quay in april 1960 een tienjarenplan. Op 1 december 1961 geeft Nederland de Papoea’s een vlag, een volkslied en een nationaal symbool. Er wordt een vertegenwoordigend centraal orgaan, de Nieuw-Guinea Raad, ingesteld, evenals een aantal streekraden.

Infiltranten

Ondertussen intensiveert Indonesië zijn campagne om Nieuw-Guinea in te lijven. De Nederlandse militairen zijn druk met het vangen van Indonesische infiltranten die per boot of als parachutist het eiland binnendringen. Die infiltraties hebben al plaats vanaf 1950, maar nemen nu in aantal toe.

De kleine schermutselingen lijken in 1962 uit te lopen op een regelrechte oorlog. De Nederlandse Marine Inlichtingendienst (Marid) onderschept berichten over Indonesische acties. Op 15 januari heeft een zeeslagje plaats voor de zuidkust van Nieuw-Guinea. Twee Nederlandse oorlogsschepen openen het vuur op drie Indonesische motor­torpedoboten, die recht op de kust afkoersen. De Matjan Tutul wordt de grond in geboord en een tweede torpedoboot vliegt in brand. Er vallen 39 doden.

Nederland stuurt in 1962 nog eens bijna 10.000 militairen naar Nederlands-Nieuw-Guinea. Eenheden van de marine en de luchtmacht worden in hoog tempo gevolgd door onderdelen van de landmacht: batterijen luchtdoelartillerie, het 17e Bataljon Infanterie Chassé en het 41e Bataljon Stoottroepen, overgevlogen met een DC-8 en overgevaren met de Zuiderkruis, de Grote Beer en de Waterman. Door de haast zijn de troepen slecht op hun taak voorbereid.

Russische hulp

Minister Luns van Buitenlandse Zaken is er steeds van overtuigd geweest dat Nederland op de steun van Amerika kan rekenen. De Verenigde Staten en de Verenigde Naties oefenen echter toenemende druk op Nederland uit om toe te geven. Achter de schermen speelt ook prins Bernhard daarin een rol.

Amerika is bang dat Indonesië door een confrontatie met het vrije Westen steeds meer in de armen van de Sovjet-Unie gedreven zal worden. Moskou wil zes onderzeeboten, een dertigtal Toepolevbommenwerpers en 2000 tot 3000 man personeel naar Indonesië sturen. Dat gaat in het diepste geheim: de Russen steken zich na hun aankomst in Indonesische uniformen en krijgen identiteitspapieren waaruit moet blijken dat ze vrijwilligers in Indonesische dienst zijn.

De Sovjet-Unie probeert de Amerikanen af te bluffen. „De regering van de Verenigde Staten moet weten dat de USSR niet zal blijven toezien, en dat betekent een wereldoorlog”, dreigt de Russische krant Pravda. „De vraag is of de VS het risico willen lopen van de totale vernietiging omdat ze de Nederlanders verdedigen.”

Kennedy

Nederland vraagt zich ondertussen af hoe het van het Nieuw-Guineaprobleem verlost kan worden zonder dat Sukarno de overwinning claimt en zonder dat het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea’s in het gedrang komt.

De Amerikaanse president Kennedy maakt duidelijk dat hij geen oorlog in het gebied wil. Hij stuurt zijn broer Robert naar Jakarta en Den Haag om het geschil te beslechten.

Op een landgoed in de om­geving van 
Washington gaan er op 20 maart 1962 geheime besprekingen tussen Nederland en Indonesië van start onder leiding van de Amerikaanse diplomaat Ellsworth Bunker. De beraadslagingen slepen zich maanden voort.

Op 26 juli lijken ze mislukt: de Indonesiërs pakken hun koffers om naar Jakarta terug te gaan. Dan ontbiedt president Kennedy de Indonesische onderhandelaar, minister van Buitenlandse Zaken Subandrio, op het Witte Huis en maakt hem duidelijk dat Amerika een Indonesische aanval op Nieuw-Guinea niet zal tolereren. Die onverwachte boodschap dwingt de Indonesiërs terug naar de onderhandelingstafel.

Invasie verwacht

Op 30 juli lijkt er overeenstemming te zijn over de wijze waarop Nederland afstand zal doen van zijn laatste kolonie in Azië: per 1 oktober nemen de Verenigde Naties het gebied over, waarna op 1 mei 1963 de Indonesische vlag wordt gehesen. Door de internationale druk kan Nederland de belofte aan de Papoea’s dat ze in vrijheid over hun toekomst mogen beslissen, niet waarmaken.

Op 7 augustus blijkt echter dat minister Su­bandrio bij de pasbenoemde VN-secretaris-generaal U Thant gedaan heeft gekregen dat Indonesië al op 1 januari 1963 zijn vlag –naast die van de VN– mag hijsen op Nieuw-Guinea. Daar weet Nederland niets van en het druist ook tegen de afspraken in. Het maakt een vreedzame regeling opeens weer onwaarschijnlijk.

Op Nieuw-Guinea geeft Nederland het codewoord Annemoon Stuiver af: de Indonesische invasie kan binnen enkele dagen worden verwacht. Russische leger- en marineofficieren verklaren later dat een Sovjettroepenmacht op het punt heeft gestaan om aan de zijde van het Indonesische leger deel te nemen aan de invasie van Nieuw-Guinea.

Aanval afgebroken

Ambassadeur dr. J. H. van Roijen, die de Nederlandse onderhandelingsdelegatie leidt, zal op 
15 augustus zijn handtekening onder het bereikte akkoord, vastgelegd in het Verdrag van New York, zetten tijdens een ceremonie in het gebouw van de Verenigde Naties. Daarvoor moet Den Haag groen licht geven. Minister Luns wacht er zo lang mogelijk mee, om duidelijk te maken met hoeveel tegenzin Nederland toestemt.

Uiteindelijk wordt het verdrag toch ge­tekend. Indonesië heeft al een invasievloot de zee op gestuurd. „We waren Manokwari tot op 
10 mijl genaderd, toen we bericht kregen dat we de aanval moesten afbreken”, zegt een Russische onderzeebootofficier later. „Nederland zwichtte: twee uur later en het zou oorlog zijn geweest.”

Op 17 augustus is het de Indonesische Onaf­hankelijkheidsdag en kan Sukarno een triomf­rede uitspreken. Indonesische vliegtuigen strooien op 29 augustus pamfletten uit boven het oerwoud van Nieuw-Guinea. Daarop komen Indonesische militairen tevoorschijn die daar zijn geland en nog niet weten dat het conflict voorbij is.

Nederlandse ambtenaren, burgers en militairen vertrekken van het eiland. De koloniale rol van Nederland in het Verre Oosten is uitgespeeld.

Van de ruim 30.000 militairen die Nederland op en rond Nieuw-Guinea inzette, komen er 103 om het leven, van wie 9 in de laatste fase.

Onderdrukking

Op 1 mei 1963 neemt Indonesië het gebied officieel van de VN over. Tegen de afspraak in trekken de Indonesiërs het gebied al in het najaar van 1962 binnen.

Naar de wensen en verlangens van de ruim 700.000 Papoea’s wordt niet gevraagd. Voor hen breekt een lijdensperiode aan.

In het Verdrag van New York heeft Nederland een volksraadpleging voor de Papoea’s bedongen. In 1969 wordt dan ook onder toezicht van de Verenigde Naties een referendum gehouden over definitieve aansluiting bij Indonesië. Deze ”Act of Free Choice” wordt achteraf sarcastisch de ”Act of No Choice” genoemd: in plaats van de hele bevolking mogen slechts 1025 stamoudsten eraan deelnemen. Verleid met valse beloften en cadeaus, slecht voorgelicht en onder grote druk kiezen zij unaniem voor aansluiting bij Indonesië. Het leidt tot een onafhankelijkheidsstrijd die door Jakarta met harde hand wordt onderdrukt: in dertig jaar tijd vallen er naar schatting 200.000 slachtoffers op het eiland.

Dit is het eerste deel van een serie over de overdracht van Nieuw-Guinea, vijftig jaar geleden.


www.oorlogsbronnen.nl/een-omstreden-kolonie-documenten

Klik hier voor artikelen over Nieuw-Guinea in Digibron.


Grens dwars door eiland

Na Groenland is Nieuw-Guinea het grootste eiland ter wereld: 800.000 vierkante kilometer. Het bergachtige binnenland is grotendeels bedekt met dicht tropisch regenwoud.

In 1884 verdelen de Britten en de Nederlanders Nieuw-Guinea, door op de kaart op de 141e graad oosterlengte een lijn loodrecht naar beneden te trekken. Het oostelijke deel is Brits en het westelijke Nederlands. Later nemen de Duitsers het noordelijk deel van oostelijk Nieuw-Guinea in bezit en noemen het Kaiser Wilhelmsland. Vervolgens krijgen de Australiërs het totale oostelijk deel in handen.

Als de Japanners Nederlands-Indië veroveren, krijgen ze het zuidelijk deel van Nieuw-Guinea niet in handen en is het centrale deel onbereikbaar. Gevechten tussen Australiërs –geholpen door Papoea’s– en Japanners eisen veel levens. Ook een groep Nederlanders vecht hier tegen de Japanners.

Op 22 april 1944 landen de Amerikaanse troepen in Hollandia, de hoofdplaats van Nederlands-Nieuw-Guinea, en verdrijven de Japanners. Onder de Amerikanen vallen 152 doden en 1057 gewonden. Van de 11.000 Japanse militairen komen er zo’n 9500 om.

In 1945 vestigt het Nederlandse bestuur zich weer in Hollandia. Bij de Indonesische onafhankelijkheid in 1949 behoudt Nederland het westen van Nieuw-Guinea en de kleinere eilanden in de omringende zee.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer