Klaas Schilder koppelde mystieke gloed en scherp verstand aan elkaar. De Kamper vrijgemaakte studenten Marinus de Jong en Marius van Rijswijk zien hierin het unieke en relevante van de voorman van de Vrijmaking. „Het heeft iets treurigs dat zo’n geweldige man verwikkeld raakte in een scheuring. Door de Vrijmaking is de ontwikkeling van de theoloog Schilder verstoord geraakt.”
Klaas Schilder (1890-1952) is nauwelijks nog bekend bij vrijgemaakten. In de jaren tachtig startte een prestigieuze editie van zijn Verzamelde Werken, maar die is vanwege gebrek aan belangstelling in de jaren negentig stopgezet. Zijn boek ”Wat is de hemel?”, in 2009 heruitgegeven in de serie Klassiek licht van het ND, kreeg weinig onthaal.
Schilders honderdste geboortedag in 1990 werd nog herdacht met een druk bezocht symposium aan de Vrije Universiteit; daarna zakte de belangstelling echter flink in elkaar. Er zijn acht proefschriften over Schilder verschenen, maar de interesse in hem valt vergeleken met die voor Kuyper en Bavinck, twee andere grootheden in gereformeerde kring, in het niet.
Van Rijswijk: „De generatie boven de zestig in onze kerken waardeert Schilder enorm, heeft zijn boeken ook in de kast staan, maar de leeftijdsgroep daaronder heeft weinig meer met hem.”
De Jong: „We maakten natuurlijk kennis met Schilder via onze docenten, die veel achting voor hem koesteren. Maar als je medestudenten elders in het land vertelt dat je bezig bent met een boek over Schilder, vinden ze dat iets oubolligs, haast grappigs.”
Intussen heeft de zoektocht naar hun voorman een ”Entdeckerfreude” opgeleverd die de beide studenten enthousiast maakt, zo vertellen ze in de senaatskamer van de vrijgemaakte Theologische Universiteit, pal voor een schilderij van Schilder.
Van Rijswijk: „De relevantie van Schilder is dat hij zowel een existentieel gelovige als een begaafd denker was. Die eenheid van mystieke gerichtheid en denkkracht is fascinerend.”
De Jong: „Als je Schilders meditaties leest, of zijn werk ”Christus in zijn lijden”, zit je op het puntje van je stoel, zo verrassend diep en origineel schrijft hij.”
Toch een bevindelijke Schilder, in een kerk die weinig opheeft met geloofservaring?
Van Rijswijk: „Ik denk dat het inderdaad klopt dat de vrijgemaakte kerken weinig bevinding, of als je wilt ervaring of doorleving kenden. Je ziet bij Schilder echter dat hij de inhoud doorleefde. Er is wel een verschuiving op te merken van de vroege mystieke Schilder naar de Schilder die zich helemaal op de kerk concentreert. Ik kende zelf eigenlijk vooral de Schilder rond 1944 en daarna, die overkwam als een principiële voorvechter van de goede zaak.”
Jaap Schaeffer schrijft in de bundel dat vrijgemaakten Schilder hebben vergeten omdat hij verantwoordelijk wordt geacht voor een ”ideologisch” omgaan met elkaar.
Van Rijswijk: „Schilder wees in zijn laatste schooldagrede op de gevaren van te radicaal denken. Er moest ruimte blijven voor een brede belijdenis. Helaas overleed hij plotseling, een halfjaar na de toespraak. Zijn leerlingen zetten toen zijn principiële koers voort. We weten niet of Schilder op de rem had getrapt als hij langer geleefd zou hebben.”
Zijn vrijgemaakten nu weinig bevindelijk?
De Jong: „Vrijgemaakte kerken zijn echte doe-kerken. De hang naar de evangelische stroming, waar meer ruimte is voor gevoel, is denk ik een reactie daarop. Maar ik denk niet dat de evangelicale richting de dominante stroming is binnen onze kerken. Bij mijn catechisanten heb ik niet de indruk dat er sprake is van een evangelicalisering.”
Van Rijswijk: „De ervaringskant is nooit de sterkste kant van de vrijgemaakten geweest. Onze kerk stak vooral energie in allerlei soorten van activiteiten. De oude generatie in onze kerken was ook bezig met de kant van het denken. Mijn grootvader was vrachtwagenchauffeur en worstelde zich door de ”Gereformeerde dogmatiek” van Bavinck. Men spelde vroeger de kerkelijke bladen. Dat alles is voorbij.”
De Jong: „Dat heeft ook te maken met het verdwijnen van de leescultuur. Vrijgemaakten halen nu hun inspiratie op conferenties van IFES en Opwekking. En als er wordt gelezen zijn het Angelsaksische puriteinen, boeken van Piper, Keller en Wright. Maar anderzijds zijn er ook heel wat vrijgemaakten die daar niets mee hebben.”
Men zal niet meer zeggen dat de Vrijmaking ”een werk van God” is, zoals in de jaren zestig?
Van Rijswijk: „Mensen zijn nu veel voorzichter geworden om Gods werk te claimen en concreet aan te wijzen. Schilder zette breed in met zijn visie op kerk en cultuur, maar na de breuk van 1967 is er merkwaardig genoeg alleen maar een versmalling opgetreden. De vrijgemaakte kerken zijn toen eigenlijk veel nauwer gaan denken dan in de jaren veertig, toen men zich verzette tegen de bindende formules in de Gereformeerde Kerken.”
De Jong: „Schilder ging vrijer om met zijn erfgoed dan de vrijgemaakte kerken dat in de jaren zestig deden met de Vrijmaking. De gevolgen van de Vrijmaking zijn, als ik nu terugkijk, ook sterk negatief geweest. Hoezeer Schilder het kerkrechtelijk gelijk ook aan zijn kant had toen, het gevolg is dat de Gereformeerde Kerken (synodaal) één kant opgingen toen het orthodoxe en actieve deel vertrok.”
Toch tragisch: Schilder wilde vernieuwer zijn, maar zijn kerk eindigde in verstarring.
Van Rijswijk: „Er is wel eens gezegd dat als Schilder tien jaar had gewacht met zijn protest, de stemming heel anders zou zijn en de kerken meer op zijn hand geweest zouden zijn. Schilder heeft na de Vrijmaking de blik naar buiten gericht en samenwerking gezocht met andere kerken. Hij confronteerde de erfenis van zijn kerken met de eigen tijd.”
Er is momenteel binnen vrijgemaakte kring weer een discussie gaande over de breuk van 1967 waardoor de Nederlands Gereformeerde Kerken ontstonden. Zal de breuk ooit hersteld worden?
De Jong: „Wat mij betreft mogen we snel samengaan met de Nederlands gereformeerden, al liggen er wel wat pittige vragen op tafel. Maar laten we ook de eenheid met de christelijke gereformeerden niet vergeten.”
Van Rijswijk: „De breuk is, zonder de emoties van toen, niet meer te begrijpen. Ik ben een voorstander van samensprekingen, maar laat die vooral op plaatselijk niveau gebeuren. Want daar leer je elkaar het beste kennen en weet je hoe dicht je bij elkaar staat. Maar landelijk gezien lopen alle processen veel stroever en zal een definitieve doorbraak nog wel even op zich laten wachten.”
Dr. K. (Klaas) Schilder was een enfant terrible in gereformeerde kring. Auteurs van de bundel ”Wie is die man? Klaas Schilder in de eenentwintigste eeuw” (uitg. Vuurbaak, Barneveld), die vandaag op een congres in Kampen wordt gepresenteerd, beschrijven de jonge Schilder als een rebels en origineel theoloog, iemand die het gereformeerde establishment van Kuyper tartte. Hij was boegbeeld van de reformatorische vernieuwingsbeweging die zich keerde tegen de verstarring in eigen kerk en zuil. Als een van de eersten in gereformeerde kring had hij oog voor de secularisatie en opkomende marginalisering van de kerk in de samenleving.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Schilder als hoogleraar in de Gereformeerde Kerken afgezet omdat hij zich niet wilde neerleggen bij de opgelegde synodaal gereformeerde leeruitspraken over verbond en doop. Daarmee werd hij de vader van de Vrijmaking van 1944, resulterend in de huidige Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV).
Directe aanleiding tot het boek was de 60e sterfdag van Schilder. De studenten Marinus de Jong, Pieter Kars van de Kamp, Marius van Rijswijk en Maarten Boersema zetten een denktank van Schilderkenners op, die enthousiast reageerden op het plan voor een publicatie. Het resultaat is een boek van ruim 300 bladzijden met bijdragen van George Harinck, Koert van Bekkum, Ad de Bruijne, Erik de Boer, Ewout Klei, Antoon Breen, Toine Moerbeek, Marinus de Jong, James Eglinton, James K. A. Smith, Jaap Schaeffer en Anne Jacob van Omme.
Harinck raakte verslingerd aan de jonge Schilder, schrijft hij in zijn bijdrage. „Wat schreef die man krachtig en geestig, en wat gaf hij weinig om heilige huisjes!” Schilder was zelf voor een kerk als discussiegemeenschap, maar dat werd later anders in de GKV toen de Vrijmaking een sjibbolet werd, „een werk Gods.” Van Bekkum ziet in de honger naar meer beleving, zoals die sinds de jaren tachtig in vrijgemaakte kerken opgeld deed, een herinnering aan de kern van Schilders theologie: de aanwezigheid van het heil in déze wereld.
De Kamper ethicus Ad de Bruijne signaleert een kloof tussen Schilders vroege spiritualiteit, zijn belangstelling voor een gereformeerde vorm van mystiek, en de latere vrijgemaakten, waar geloofservaring door het accent op het (objectieve) verbond gemarginaliseerd raakte. Toch draagt Schilders bevinding nog kenmerken van een rationele denktrant, die gevolgen had voor de vrijgemaakte spiritualiteit na hem. In zijn verzet tegen ”valse mystiek” nam hij onnodig afstand van tradities, waardoor volgens De Bruijne de mystiek de GKV niet overleefde en deze op den duur bevindelijkheid misten. „Wat onder andere bedoeld was als overwinning op objectivisme, liep uit op nieuwe vormen van objectivisme.” Jaap Schaeffer schrijft over ”Schilder mysticus” „dat we in hem een spirituele schat bezitten, die we ten onrechte verwaarloosd hebben.”
Zie ook: Kennis van prof. K. Schilder nodig