Alleen de maandag verschenen studie van vijf Rotterdamse artsen geeft daarvoor onvoldoende aanleiding.

Dat heeft minister Schippers dinsdag gezegd in de Tweede Kamer in reactie op mondelinge vragen van ChristenUnie-Tweede Kamerlid Wiegman.

De Rotterdamse studie laat zien dat baby’s die worden geboren met spina bifida veel minder pijn lijden dan veelal wordt gedacht. De onderzoekers werpen verder de vraag op waarop het besluit van Nederlandse artsen om bij spina bifida over te gaan tot levensbeëindiging, iets wat tussen 1997 en 2003 22 keer is gebeurd, is gestoeld.

„Artsen denken hier verschillend over. Deze discussie loopt al heel lang”, merkte Schippers dinsdagmiddag op. Ze wees er verder op dat het Groningse protocol, dat artsen waarborgen moet bieden voor een zorgvuldige levensbeëindiging, door de beroepsvereniging van kinderartsen is geaccordeerd. „Het uitbreiden van dit protocol met bijvoorbeeld een verplicht pijnonderzoek is pas nodig als de beroepsvereniging daarop aandringt. Voorlopig wil ik de discussie bij de artsen laten”, aldus Schippers dinsdagmiddag.

Schippers benadrukte verder dat artsen sinds 2006 geen melding meer hebben gemaakt van levensbeëindiging bij pasgeborenen met een ernstige handicap. De minister zei verder geen signalen te hebben dat artsen (aanstaande) ouders onvolledig dan wel onjuist voorlichten over de gevolgen van spina bifida voor het leven van een kind. Wel verklaarde ze zich op aandringen van CU-voorman Slob bereid om te informeren welke ervaringen over de voorlichting van artsen bij de patiëntenvereniging BOSK voor motorisch gehandicapten bekend zijn. In het verleden liet BOSK regelmatig weten dat er aan deze voorlichting het nodige schort.