Kerk & religie

Pr-beleid moet speerpunt van kerkelijke gemeenten zijn

Een eigen communicatiebeleid zou speerpunt van kerken en plaatselijke gemeenten moeten zijn, zegt dr. C. van den Broeke, predikant en docent aan de Vrije Universiteit. „Hoe ga je om met internetverkeer tussen gemeenteleden? Welke foto’s plaats je op een website? Dit soort vragen is ook van belang met het oog op de archivering en digitalisering van informatie.”

Jan-Kees Karels
9 December 2011 19:47Gewijzigd op 14 November 2020 18:08
Dr. C. van den Broeke: „Het is belangrijk dat kerken, ook plaatselijke gemeenten, goed nadenken over hun communicatiebeleid.” Foto Paul Dijkstra
Dr. C. van den Broeke: „Het is belangrijk dat kerken, ook plaatselijke gemeenten, goed nadenken over hun communicatiebeleid.” Foto Paul Dijkstra

Dr. C. van den Broeke werd in 1993 predikant in de gereformeerde kerk in Bakkeveen, Friesland. In die tijd begon hij aan een promotieonderzoek, dat hij voortzette in zijn tweede gemeente in Biggekerke-Meliskerke. Het resulteerde in het proefschrift ”Een geschiedenis van de classis” in 2005. Dr. Van den Broeke beschreef hoe de classis is ontstaan door de eeuwen heen, en hoe deze zich heeft ontwikkeld tot de vorming van de Protestantse Kerk op 1 mei 2004. Hij werd 2,5 jaar geleden parttimepredikant in Sint Pancras en universitair docent religie, recht & samenleving en kerkrecht aan de VU in Amsterdam.

In zijn laatste twee gemeenten begeleidde dr. Van den Broeke het proces van de kerkfusie. „Ik moest gemeenten leiden tot een juridische fusie, maar ook tot een geestelijke eenheid”, aldus de predikant. „In zo’n traject ontdek je de betrokkenheid van ambtsdragers en gemeenteleden. Je merkt dan ook hoe belangrijk het is om kerkenraadsbeluiten zorgvuldig te noteren, zoals mr. P. T. Pel woensdag in een aflevering in deze serie opmerkte.”

Dr. Van den Broeke sprak gisteren aan de VU tijdens het symposium ”Onaantastbaarheid van het lichaam. Recht, religie en het lichaam van een kind”.

Op welke manier komt u met kerkelijke archieven in aanraking?

„Ik kom in archieven sinds ik zo’n 25 jaar geleden begon met genealogisch onderzoek. Sindsdien ben ik me steeds meer in kerkgeschiedenis en kerkrecht gaan verdiepen. Voor mijn proefschrift heb ik drie jaar lang een bulk archiefmateriaal doorgeploegd. Ik heb veel in het Zeeuws archief in Middelburg gewerkt, in het Tresoar in Leeuwarden, in het Utrechts Archief en in het Nationaal Archief in Den Haag. Na mijn promotie bezoek ik af en toe nog archiefinstellingen, ook in het buitenland.”

Wat valt u op in de serie artikelen over kerkelijk geheugen, afgelopen week in deze krant?

„Ik lees elke dag het Reformatorisch Dagblad op internet. Wat me opviel in de serie is de passie waarmee de geïnterviewden hun werk in kerkelijke archieven doen, of dat nu als beheerder of als gebruiker is. Ik vind dat mooi om te zien, en herken het ook als ik aanklop bij archiefinstellingen. Verder proef je een zorg voor de juiste manier van archiefbeheer: Wordt alles wel goed bewaard? Gooien we niet de verkeerde dingen weg? Het zou aardig zijn om ook eens te schrijven over de archieven van de Rooms-Katholieke Kerk, de baptisten en de Volle Evangelie Gemeenten. Dat is voor mij een onbekend terrein.”

Geschiedschrijvers krijgen soms wel erg makkelijk een half archief in hun kofferbak mee naar huis. Tegelijk zijn er gemeenten die niemand inzage geven. Wat is een goede praktische richtlijn?

„Ik heb beide uitersten meegemaakt, en alles wat daartussenin zit. Zo heb ik wel eens een deel van een classisarchief meegekregen in goed vertrouwen. Als je voor zo’n doos 300 kilometer moet rijden, ben je natuurlijk blij. Maar stel dat je een ongeluk krijgt onderweg, of er breekt thuis brand uit. Op dat moment denk je daar niet zo over na. Het is mooi als archiefbewaarders flexibel zijn. Als men archieven meegeeft, zou het goed zijn een A4’tje op te stellen waarin een termijn en bepaalde voorwaarden worden genoemd, ondertekend door beide partijen. Er zijn ook gemeenten waar de archieven worden bewaard in een brandveilige ruimte in het kerkgebouw, met de mogelijkheid om daar te werken.”

Is het meenemen van archieven naar huis toch niet wat merkwaardig?

„Als onderzoeker ben je blij. Als ik vanuit de andere kant redeneer, zeg ik: is dit inderdaad wel zo verstandig? Het gebeurt allemaal in goed vertrouwen. Een plaatselijk archiefbeheerder is blij verrast dat er eens iemand geïnteresseerd is in het archief. Maar het meegeven zou mijn voorkeur niet meer hebben. Het is uiteindelijk verstandiger een plek te creëren waar mensen de stukken kunnen inzien. In rijksarchieven wordt dit met de grootste zorgvuldigheid gedaan. Soms moet je plastic handschoenen aan, meestal is het verplicht om met potlood te schrijven.”

Het dilemma bewaren versus vernietigen van archiefmateriaal overstijgt het archivarisch belang als je weet dat je belastende informatie aan het vernietigen bent. Moeten stukken over een precaire aangelegenheid worden bewaard?

„Dat is een interessante vraag, met twee kanten. Je hebt de puur archivarische kant: wat ga je bewaren, wat ga je wegdoen? Die vraag is lastig genoeg. Daarom moet vernietigen altijd in overleg gebeuren. Een ander punt is het vernietigen van belastende informatie. Het zou kunnen nopen tot het toepassen van tuchtrecht. Wat heeft iemand te verbergen die belastende informatie vernietigt? Bij kerkscheuringen en ruzies is soms geleurd met notulenboeken, er zijn pagina’s losgescheurd. Tot in de jaren zeventig werden notulen met de hand geschreven in een boek. Het valt direct op als er pagina’s ontbreken.”

Een ambtsdrager die besluit bepaalde stukken over een geval van incest maar weg te doen omdat het „in het licht van de eeuwigheid” geen waarde heeft, hoe moet je dat beoordelen?

„Wie komt erachter dat zo’n scriba die stukken heeft vernietigd? Het zal niet gauw gebeuren dat mensen dat merken. Misschien een historicus tientallen jaren later. Kerkelijke archieven die bij streekarchieven worden ondergebracht, zijn pas na vijftig jaar in te zien.”

De Rooms-Katholieke Kerk kent een bepaling dat documenten over strafzaken op het gebied van de zeden waarvan de aangeklaagden overleden zijn of die sinds tien jaar door een veroordelende uitspraak zijn gesloten, vernietigd moeten worden. Alleen een korte samenvatting blijft bewaard. Is zo’n vernietigingsgebod wel wenselijk?

„Ik vond het onthullend om te lezen wat de laatste generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland over vernietigen heeft gezegd, afgelopen november. In de jaren negentig van de twintigste eeuw werd in de PKN gedacht: als je de uitspraken van de onafhankelijke kerkelijke rechtspraak tien jaar bewaart, is dat wel genoeg. Nu weten we: die periode is te kort. Er kunnen situaties zijn waarin mensen pas na decennia met iets naar buiten komen. Vandaar dat in de jongste nota is aangeven dat stukken over tuchtmaatregelen bij misbruik in pastorale relaties onbeperkt bewaard moeten worden. Ik citeer uit de nota: „Gezien de veranderde maatschappelijk context is het niet verantwoord dossiers na tien jaar te vernietigen.””

Zo’n vernietigingsgebod als de Rooms-Katholieke Kerk heeft past dus niet meer in deze tijd?

„Een kerkorde volgt altijd de maatschappelijke context. Dat wil niet zeggen dat er geen besef in de kerk is dat het anders moet. Maar voordat de kerkorde op dit onderdeel is aangepast, ben je weer een paar jaar verder. Bovendien vereist de veranderde maatschappelijke context ander kerkelijk beleid op dit punt.”

Digitalisering maakt dat kerkelijke gegevens snel gekopieerd en verspreid kunnen worden. Een kopie van een e-mailbericht is zo gemaakt. Een bedreiging voor de vertrouwelijkheid van de gegevens?

„Digitalisering is een groot goed. Toen ik achttien jaar geleden predikant werd, zat ik vooral aan de telefoon. Nu zit ik meer achter de computer. Wel moet je jezelf altijd de vraag stellen: wanneer zal ik bellen, wanneer zal ik mailen, wanneer stap ik op de fiets om in de vertrouwelijkheid van de huiskamer een gesprek te hebben? Predikant en internet zou een onderdeel van de opleiding voor predikanten moeten zijn. Ik heb daar ook wel eens een notitie over langs zien komen.

Hoe ga je om met internetverkeer tussen gemeenteleden? Facebook is reuzehandig om jongeren te bereiken, om herinneringen te versturen. Het mailen van de liturgie naar de koster en de organist is handig. Voor andere zaken kan e-mail weer een bedreiging zijn. Ik zal ook niet in een kerkblad vermelden dat broeder x of zuster y is geopereerd aan een bepaald lichaamsdeel. Het kerkblad ligt ook bij de fysiotherapeut of is te zien op internet. De hele wereld leest mee. Je moet dus nadenken over de vraag: welke informatie kunnen we kwijt in welk medium?”

Het ambtsgeheim schept ruimte schept voor vertrouwelijkheid in het pastoraat. Hoe ver dient het vastleggen te gaan van feiten die in deze vertrouwelijke setting zijn vernomen?

„Dat is moeilijk om aan te geven. Soms kies je als kerkenraad voor de lijn: goed dat deze kwestie besproken wordt, maar laten we het niet vastleggen. Over het algemeen kun je zeggen dat het in onze samenleving steeds belangrijker wordt je besluiten nauwkeurig vast te leggen. Je kunt daar niet precies genoeg in zijn. Je bent een maand verder of men krabt zich achter de oren: wat hadden we ook alweer besproken? Op het moment dat er een misbruikzaak gaat lopen, of dit nu seksueel misbruik is of financieel misbruik of machtsmisbruik, ontkom je er niet aan om er iets over vast te leggen, ook vanwege mogelijke bewijslast.”

Hoe ziet u de toekomst van een eigen privacybeleid voor moskeeën en kerken in Nederland?

„Het is belangrijk dat kerkgenootschappen, óók plaatselijke gemeenten, goed nadenken over hun communicatiebeleid. Zeg maar over de public relations. Kerken zijn, hoe je het ook wendt of keert, een organisatie in de samenleving, en niet alleen dankzij internet. Iets wat in een dorp plaatsheeft, kan de volgende dag voorpaginanieuws zijn. Hoe communiceren we dan? Als je daarover gaat nadenken wordt het leuk en leerzaam. Hoe ziet je kerkblad eruit? Wat zet je erin, wat zet je er niet in? Ben je een missionaire gemeente, of ben je er alleen voor de eigen leden? Denk na over de uitgaande stukken, het briefhoofd, de huisstijl. Daaraan zou dan een eigen privacybeleid gekoppeld kunnen worden. Ik weet dat sommige gemeenten geen ledenlijst meer publiceren, vanwege de privacywetgeving. Sommige mensen willen niet in zo’n lijst worden vermeld. Of ze willen niet vermeld worden bij ziekte. Wat zet je op een website? De vakantie van de dominee? Dan kan iedereen lezen dat er niemand in de pastorie zit op dat moment. En welke foto’s plaats je op de website? Dit soort vragen is ook van belang met het oog op de toekomst, met het oog ook op de archivering en digitalisering van informatie. Voor je het weet krijgen derden een volstrekt vreemde indruk van je gemeente. Ze lezen een detail – en je bent direct niet meer in beeld.”

Dit is het zesde en laatste deel in een serie over kerkelijke archieven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer