Geadopteerde Danny van der Maas zocht en vond zijn familie in India

Zijn zoektocht duurde zo’n acht maanden. In mei sloot hij zijn biologische moeder en andere familieleden in India na 34 jaar in de armen. Danny van der Maas (36), die op 2-jarige leeftijd werd afgestaan voor adoptie: „Ik heb mijn moeder gezegd dat ze in 1977 een goede beslissing heeft genomen.”

28 July 2011 19:54Gewijzigd op 14 November 2020 15:59
Danny herenigd met zijn familie in India. Op de achtergrond Danny's broers Niek en Jos. Danny staat naast zijn moeder (met paarse jurk) en zijn tweelingzus (verdekt opgesteld achter moeder). Foto Danny van der Maas
Danny herenigd met zijn familie in India. Op de achtergrond Danny's broers Niek en Jos. Danny staat naast zijn moeder (met paarse jurk) en zijn tweelingzus (verdekt opgesteld achter moeder). Foto Danny van der Maas

Met zijn verhaal wil Van der Maas graag duidelijk maken dat een speurtocht naar de afkomst van adoptiekinderen –in tegenstelling tot wat soms wordt beweerd– ook goed kan uitpakken. „Voordat het bij mij begon te kriebelen, was ik al rond de 30 jaar. Voor die tijd had ik er geen enkele behoefte aan.”

Zijn ouders hebben Van der Maas altijd volledig gesteund in zijn zoektocht. De belangrijkste reden dat Van der Maas zijn biologische familie wilde opsporen was dat hij zijn ouders persoonlijk wilde zeggen dat ze in 1977 een goede beslissing hebben genomen om hem af te staan voor adoptie. „Ik wilde dat ze geen schuldgevoelens zouden hebben. Als baby had ik om onverklaarbare redenen een groeiachterstand. Mijn ouders hadden niet de mogelijkheden om goed voor me te zorgen.”

Van der Maas besefte waaraan hij begon toen hij in september vorig jaar op onderzoek uitging. „Ook ik had verhalen gehoord over geadopteerde jongeren bij wie de zoektocht op een grote teleurstelling uitliep. Ik denk dat het belangrijk is pas op zoek te gaan als je zelf stabiel bent, als je een eigen identiteit hebt ontwikkeld. Als je die identiteit gaat zoeken in je afkomst, kan dat tot teleurstelling leiden. Tegelijkertijd weet je van tevoren niet wat het met je doet als je hen hebt gevonden.”

In 1975 wordt Van der Maas geboren in het midden van India. Zijn biologische ouders staan hem af voor adoptie, omdat ze niet goed voor hun kleine kunnen zorgen en omdat er zorgen zijn om zijn gezondheid. Kees en Jannie van der Maas, die in de buurt werken in opdracht van Woord en Daad, nemen de kleine Danny en een ander kindje, Sarita, op in hun gezin.

In 1982 verkast het echtpaar met de kinderen naar Nederland en gaat wonen in Houten. Danny doorloopt de lagere school en rondt het voortgezet onderwijs af. In 1992 vertrekt Danny met het gezin voor een paar jaar naar Indonesië, waar vader Van der Maas –tegenwoordig namens de Zending Gereformeerde Gemeenten theologisch docent en toeruster in Ecuador– kerkenwerker wordt.

Van der Maas junior gaat in 1994 een jaar naar Bijbelschool De Wittenberg in Zeist, waar hij zijn vrouw Karin leert kennen. Na de opleiding sociaal pedagogische hulpverlening krijgt Van der Maas uiteindelijk een leidinggevende functie op een schippersinternaat in Werkendam. Het echtpaar krijgt vier kinderen: Cor (13), Jonathan (11), Daniël (6) en Charlotte (10 maanden).

Opmerkelijk is dat Van der Maas’ zoektocht naar zijn biologische ouders vrij voorspoedig gaat. „Mijn geboorteplaats was bekend. Ook wist ik dat een Amerikaanse verpleegkundige mij toentertijd had overgedragen aan mijn ouders. Met behulp van mijn jongere halfbroers Niek en Jos kreeg ik contact met deze vrouw, die al 84 jaar was en nu in Amerika woont. Zij bracht ons op het goede spoor, want ze zei ons dat mijn biologische ouders –die christen waren– ooit waren verhuisd naar een ander dorp. Ik heb vervolgens contact gelegd met een plaatselijke predikant. Hij belde me op een middag in april op en zei: „Danny, ik heb hier je moeder aan de lijn.” Ik stond perplex. Na 34 jaar hoorde ik haar stem. Zo bijzonder. Ze vroeg direct wanneer ik zou komen.”

Het blijkt voor Van der Maas moeilijk het vertrouwen te winnen van zijn oudste broer in India. „Hij had de taak van mijn vader, die intussen niet meer leefde, overgenomen. Ik moest bewijzen dat ik zijn broer was. We hebben foto’s heen en weer gemaild uit onze kindertijd en we hadden voortdurend contact. Op een gegeven moment vroeg hij om mijn geboortedatum, 19 februari 1975. Die datum kwam exact overeen met die van mijn tweelingzus in India. Op dat moment wisten ze zeker dat ik echt hun broer was.”

De volgende ochtend krijgt Van der Maas zijn tweelingzus aan de lijn. „Het was een emotioneel gesprek. Jarenlang heeft ze geleefd met het idee dat ze nog een tweelingbroer had. Ze zei me dat ze me al die jaren had gemist. Het is bijzonder dat ik veel gemeen heb met mijn tweelingzus, dat haar kinderen exact op die van ons lijken en dat we veel dezelfde gedachten hebben.”

In mei van dit jaar reist Van der Maas met zijn twee jongere broers naar India om de familie te ontmoeten. „Het weerzien was emotioneel en erg bijzonder.” Op zijn laptop laat Van der Maas een video zien waarop hij zijn biologische moeder in de armen sluit. Grote spandoeken boven de weg heten Danny Paidimukkala welkom. „Zo’n extreem warm welkom had ik nooit verwacht”, zegt Van der Maas. „Ik werd er als een vorst onthaald. De hereniging stond in drie kranten en was ook op de televisie te zien.”

Een foto toont hoe de Indiase moeder van Van der Maas een Bijbel vasthoudt. „Het is de Engelstalige Bijbel van mijn overleden vader. Ik heb erin meegelezen in een kerkdienst die we vlak na onze aankomst samen hebben bijgewoond. Dat was erg indrukwekkend. Er werd uit Jesaja 43 gelezen, waar in vers 6 staat te lezen: „Ik zal zeggen tot het noorden: Geef; en tot het zuiden: Houd niet terug; breng Mijn zonen van verre, en Mijn dochters van het einde der aarde.” Ik ben de Heere God erg dankbaar dat Hij ervoor gezorgd heeft dat ik mijn biologische familie heb mogen ontmoeten.”

Van der Maas heeft momenteel vooral veel contact met zijn tweelingzus in India. „Ze heeft een computer gekocht en we bellen dagelijks via Skype. Jammer vind ik het wel dat er letterlijk zo’n afstand tussen ons is. Mijn familie is een stuk groter geworden, maar je kunt niet zomaar even bij ze op de koffie. Daarnaast is er een cultuurverschil. De familieleden in India zijn mijn eigen vlees en bloed, maar toch communiceer ik noodgedwongen met hen in het Engels.”

Volgend jaar zomer wil Van der Maas mogelijk met zijn hele gezin naar India gaan. „Ik zou ook graag mijn tweelingzus ooit laten zien waar ik ben opgegroeid en waar ik nu leef. Ik weet nu hoe zij leven en wat hen dagelijks bezighoudt. Het zou geweldig zijn als ze ’s zondags de kerkdienst in onze gereformeerde gemeente in Berkenwoude eens zouden meemaken.”

Dit is de tweede aflevering van een tweeluik over adoptie.


Het gevoel een echte vader en moeder te zijn

Jerry (34) en Mireille (28) Mostert, de trotse ouders van de 4-jarige uit Kenia geadopteerde Manuelle, vertrekken eind augustus naar Kenia om opnieuw een kindje uit het land op te halen. Namens de Gereformeerde Zendingsbond gaan ze er tegelijkertijd vrijwilligerswerk doen. „We krijgen er een broertje of zusje voor Manuelle bij en daarom willen we ook graag iets terugdoen voor het land”, zegt Jerry. „Bij adoptie in Kenia is het verplicht eerst zes maanden met het adoptiekindje op te trekken in het thuisland. Zo kan een kindje aan ons wennen in de eigen vertrouwde omgeving. Tegelijkertijd leren wij als ouders veel over de cultuur en de afkomst van ons kindje. We hebben er daarom gewoon een jaar voor uitgetrokken om ons daar ook nuttig te kunnen maken.”

Mireille benadrukt dat een tweede adoptiekindje uit Kenia geen vervanging is voor een eigen kindje, maar een vervulling van een wens. „Het is een zegen om kinderen te hebben en op te voeden, een taak die je als vader en moeder graag op je neemt.”

In 2008 kwam Manuelle. „Voor haar is het ook geweldig fijn dat ze een broertje of zusje krijgt”, zegt haar moeder. „Ze kijkt er enorm naar uit. Ze heeft al zo vaak gevraagd naar een broertje of zusje.”

Jerry: „Voor haar ontwikkeling zou het niet goed zijn als ze geen andere broertjes of zusje om zich heen heeft. Het is voor haar fijn en vertrouwd om er iemand in ons gezin bij te krijgen met ook nog eens dezelfde afkomst. Stel dat de twee later hun biologische families zouden willen opsporen. Dan kunnen ze mooi met z’n tweeën gaan.”

Mireille en Jerry zijn blij dat hun dochter Manuelle zich goed ontwikkelt, zowel sociaal als emotioneel. „Vanuit de adoptiecursus is ons altijd voorgehouden dat het belangrijk is om veel met haar te praten over haar afkomst, dat ze nog biologische ouders en een zusje heeft in Kenia. Ze krijgt natuurlijk steeds meer vragen nu ze ouder wordt.”

Manuelle maakt volgens haar moeder regelmatig zelfs grapjes over haar huidskleur. Jerry: „Grappig om te zien is dat ze zich te midden van blanke kinderen als een vis in het water voelt. Maar als ze kinderen ziet met een donkere huidskleur trekt ze automatisch naar hen toe.”

Ondanks dat Manuelle geen biologische dochter is, ziet het meisje Jerry en Mireille echt als haar ouders. Dat doet het stel goed. „Op die manier geeft ze ons het gevoel dat we echt als een vader en moeder voor haar zijn.”

Hoe zouden de Mosterts het vinden als hun adoptiekinderen later hun biologische families zouden willen opsporen? Jerry: „We hebben in de cursus al veel tips meegekregen hoe we daarmee zouden kunnen omgaan. We zouden daar geen enkele moeite mee hebben.” Mireille zou zelfs nu al graag eens contact hebben met Manuelles biologische moeder. „Ik zou haar een brief van Manuelle willen geven en ik zou haar om een paar recente foto’s willen vragen, want momenteel hebben we slechts een pasfoto.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer