Ondernemer Piet van de Lint (75): Ik kan toch niet de hele dag gaan golfen?
VOORSCHOTEN - Ondernemen op je oude dag. Steeds meer mensen doen het. Zoals Piet van de Lint uit Voorschoten. „Mensen die gaan luieren, zakken in elkaar.”
Er wordt al jaren onheilspellend over geschreven, maar met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de eerste golf babyboomers wordt de vergrijzing in Nederland vanaf dit jaar echt concreet. Ouderen moeten langer gaan doorwerken, tot hun 66e, is na veel gesteggel van de politiek en de sociale partners besloten.
Intussen blijkt dat de Nederlandse arbeidsmarkt nog niet zo flexibel is. De gemiddelde leeftijd waarop mensen stoppen met werken, ligt in Nederland op 62 jaar. De commissie-Bakker signaleerde dat in 2008 al als nijpend pijnpunt en de regelingen voor VUT en prepensioen zijn in 2006 reeds afgeschaft, maar doorwerken tot en na je 65e is niet vanzelfsprekend.
In de meeste cao’s is opgenomen dat wanneer werknemers 65 jaar worden, de arbeidsovereenkomst met hun werkgever stopt. Doorwerken kan wel als de werkgever de oudere werknemer een nieuw –tijdelijk– contract aanbiedt. Doorwerken kan ook met de zogeheten doorwerkbonus, een heffingskorting van de Belastingdienst voor werknemers die voor 1948 zijn geboren. Maar er moeten wel banen zijn en werkgevers die ouder personeel in dienst durven nemen of houden.
Wat de oudere wél kan, is een eigen onderneming starten. Het is nog populair ook. Vorig jaar waagden ruim 2000 mensen van 65 jaar en ouder de sprong, blijkt uit cijfers van de Kamer van Koophandel.
Een van die ‘jonge’ oude ondernemers is Piet van de Lint (75) uit het Zuid-Hollandse Voorschoten. Stilzitten? Niks voor hem. „Mensen die gaan luieren, zakken in elkaar”, zegt hij. Hij houdt van golfen, hij heeft het juist de hele ochtend gedaan, maar er is natuurlijk meer te doen. En als je gezond bent van lijf en leden –en dat is Van de Lint, al neemt z’n energieniveau wat af, maar „dat hebben alle mensen boven de 45 jaar”– waarom niet? „Ik wil graag iets doen dat ertoe doet”, zegt hij. „Ik kan toch niet de hele dag gaan golfen?”
De loopbaan van Piet van de Lint (75) is een markante. Van zijn zevende tot zijn tiende zat hij in een jappenkamp, waar hij zichzelf leerde lezen uit de kinderbijbel. Na de oorlog kon hij wonderwel instromen in de vierde klas van de lagere school. Na het afronden van de Koninklijke Militaire Academie was hij 37 jaar lang officier bij de landmacht. „Ik leidde in mijn laatste functie 27 werkeenheden, samen 5000 mensen. Dat was een groot bedrijf.”
Op z’n 56e moest hij stoppen, gedwongen door de regeling voor ambtenaren die een zwaar beroep uitoefenen, het zogeheten functioneel leeftijdsontslag (FLO).
Voor Van de Lint had zo’n FLO niet gehoeven, dus meldde hij zich destijds meteen de volgende dag bij de Kamer van Koophandel met een bedrijf. Ook een adviesbureau. Dat runde Van de Lint zo’n dertien jaar. Langzaamaan kwam er vrijwilligerswerk bij. Zo werd hij voorzitter van diverse organisaties, waaronder cliëntenraden in de zorg, en bestuurslid van het Historisch Museum Voorschoten.
Begin vorig jaar kriebelde het weer. „Met vrijwilligers werken is toch heel anders”, vindt de ondernemer. „Toen ik voor de eerste keer voorzitter werd, zei een medebestuurslid: Piet, toen jij er niet was, was het veel gezelliger. Ik ging aan de slag met een jaarplan en ik wou productie. Als ik gezelligheid wil, ik hou van gezelligheid, dan organiseer ik wel een borrel.”
Van de Lint kwam steeds meer mensen tegen die geen zin hadden om de arbeidsmarkt vaarwel te zeggen, geen volledige baan hoefden, maar wel af en toe een korte opdracht wilden doen. En daarom zette Van de Lint 1 juli 2010 adviesbureau Grijs Goud op. Hij startte rustig. Sinds januari is hij er fulltime mee bezig – al houdt hij tijd vrij om te golfen en op zijn kleinkinderen te passen.
Van de Lint beheert een database met mensen die allemaal pensioengerechtigd zijn en hun sporen verdienden in het midden- en hoger management. „Er zit een voormalig partner van een multinational bij, en oud-directeuren.” Hij noemt geen namen, maar het waren „Philipsachtige bedrijven.”
De opdrachten moeten nog wel een beetje gaan binnenstromen. Van de Lint moet hevig concurreren met uitzend- en detacheringsbureaus, waarvan er steeds meer zijn die zich ook primair op ouderen richten. Maar Grijs Goud heeft een troef, zegt de directeur. Zijn mensen verkeren in de riante positie dat ze het zich kunnen veroorloven niet fulltime te werken, en dat is zichtbaar in de tarieven. „Mijn mensen kunnen veel waarde leveren, ze hebben jarenlange ervaring. Van die waarde brengen ze maar 60 procent in rekening. Ik ben geen filantroop, dus ik reken 75 procent. Vijftien procent is voor mij en de klant bespaart 25 procent.”
Als voorbeelden van mogelijke opdrachtgevers noemt Van de Lint jonge bedrijven die zo succesvol zijn dat ze snel moeten groeien. „Dan moet er opeens veel aangepast worden in de bedrijfsvoering. Voor hen kan ik veel betekenen.”
Van de Lint ervaart zijn starterspositie niet als risicovol. Gewoon leuke spanning voelt hij, en daar houdt hij van. De uitgangspositie van ondernemende ouderen is natuurlijk vrij riant, geeft Van de Lint meteen toe. Hij heeft een aardig pensioen, gebaseerd op zijn eindloon, en niet op basis van de tegenwoordig steeds vaker toegepaste middelloonregeling. „Dat is gunstig ja.” En het maakt het ondernemen minder eng.
Als het kan, wil Van de Lint nog tien jaar doorgaan. „En als ik de 85 haal en het gaat goed, waarom niet nog vijf jaar?” Z’n goede gezondheid maakt dat hij dit zomaar kan zeggen. Het kan makkelijk anders, ziet hij om zich heen. „Ik ben natuurlijk wel een boffer.”
Dit is het vijfde deel in een serie over de eerste babyboomers die met pensioen gaan.