Gevoel van veel hogere inflatie zit níét tussen de oren
De inflatie in ons land in december was 4,1 procent. Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dinsdag.
Over heel 2024 bezien lag het prijsniveau 3,3 procent hoger dan een jaar eerder. Dat is aanmerkelijk hoger dan in de eurozone, maar ook aanmerkelijk láger dan wat velen in Nederland voelen.
Deze week besteedde de NOS daar aandacht aan en het artikel leidde tot veel ophef op sociale media. De reden: de stelling dat het allemaal tussen de oren zit van de mensen. Bijvoorbeeld doordat we de prijzen van wat we nu kopen, vergelijken met de prijzen van voor 2022, voor ons brein normale prijzen. Dat psychologische component is er zeker. Maar er is meer, waardoor de conclusie dat het tussen de oren zit van mensen mijns inziens een onjuiste is.
Statistici berekenen inflatie door de prijzen van een mand met daarin allerlei goederen en diensten die we regelmatig kopen, te vergelijken met prijzen van die mand uit het verleden, bijvoorbeeld een maand of een jaar eerder. In die mand zitten duizenden artikelen.
Maar er zijn ook veel zaken waar we elke maand ons geld aan uitgeven, die er niet in te vinden zijn, omdat de internationale statistische regels het zo bepalen. En omdat die zaken fors duurder worden, verklaart dat voor een belangrijk deel het gevoel van velen dat de werkelijke inflatie hoger is dan wat de cijfers laten zien.
Uw premie voor de basiszorgverzekering gaat elk jaar omhoog, maar dat telt niet mee voor de inflatieberekening. Hetzelfde geldt voor het verplichte eigen risico (sinds 2009 met 148 procent gestegen).
Ook de belastingdruk is toegenomen. Bijvoorbeeld door hogere lokale belastingen of afschaffing of versobering van aftrekposten, waardoor zelfs bij een lager tarief voor inkomstenbelasting de belastingdruk stijgt omdat dat lagere tarief wordt toegepast op een hoger bedrag. Dat zorgt voor het gevoel dat de inflatie hoger is dan de cijfers laten zien. Belastingen kunnen we namelijk zien als de prijs die huishoudens betalen voor overheidsdiensten en dus de facto als uitgaven.
Hetzelfde geldt voor de maandelijkse hypotheeklasten. Die zijn voor velen toegenomen, enerzijds door de opgelopen rentestanden en anderzijds doordat men steeds meer moet lenen om een huis te kunnen kopen. Hetzelfde geldt voor rentelasten op alle leningen. Die maandelijkse rekening komt echter niet (volledig) terug in het maandelijkse inflatiecijfer.
En nu we het toch over de rente hebben: wat denkt u van het verschil tussen de rente die u betaalt en ontvangt, bijvoorbeeld op een spaarrekening? Dat verschil, de facto de prijs voor bankdiensten, is ook toegenomen.
Ik begrijp het gevoel van velen dat werkelijke inflatie hoger is dan wat de cijfers laten zien heel goed. Maar ik onderschrijf de stelling dat het tussen de oren zit, ofwel dat mensen dat zich inbeelden, niet.
De auteur is econoom en beheerder bij beleggingsfonds Hoofbosch.