Pensioenstelsel onhoudbaar? Dat heeft niemand aangetoond
DEN HAAG – Ons huidige pensioenstelsel onbetaalbaar, daar wil oud-politicus drs. M. J. (Martin) van Rooijen (68) niet van horen. De koepel van gepensioneerden die hij vertegenwoordigt, zal in het geweer komen bij aantasting van de rechten op dit terrein.
Tot dusver weet een werknemer precies welk bedrag hij straks ontvangt: het opgebouwde en gegarandeerde eindkapitaal. „Dat moet zo blijven”, benadrukt Van Rooijen. „Over de jaarlijkse indexering heb ik het niet, maar de nominale aanspraken zijn gewoon juridisch eigendom. Die mogen niet afhankelijk worden van de situatie op de beurzen. Dat zou onteigening betekenen.”
Hij was in de jaren zeventig staatssecretaris van Financiën in het kabinet-Den Uyl voor de KVP, de katholieken binnen het later CDA. De voormalige bewindsman maakt momenteel nog lange werkweken bij een ziekenhuis in Bergen op Zoom, „om dat van een faillissement te redden”, zoals hij zegt.
Tevens is hij voorzitter van de NVOG, de Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden. Die omvat zo’n honderd clubs van ouderen uit bepaalde bedrijven of bedrijfstakken, die samen ongeveer 150.000 leden tellen. De NVOG op haar beurt behoort tot de overkoepelende CSO, waarbij ook de protestants-christelijke PCOB is aangesloten.
Onlangs richtte de NVOG een aparte stichting met de naam PensioenFatsoen op. Die heeft tot taak juridische acties voor te bereiden voor het geval het pensioenoverleg tussen sociale partners en met de regering afspraken oplevert die bestaande rechten onderuithalen.
Van Rooijen: „Werkgevers, vakbeweging en De Nederlandsche Bank hebben tot onze verbijstering gezegd dat het stelsel onhoudbaar is. Dat heeft echter nog nooit iemand aangetoond. De financiële crisis die in 2008 uitbrak, wordt gebruikt als argument om in te grijpen, terwijl het slechts een tijdelijk probleem is. De fondsen behalen nu weer mooie beleggingsresultaten. Na de internetcrisis aan het begin van deze eeuw klonk hetzelfde geluid: einde pensioensysteem, volgens sommigen. Drie jaar later was er niets meer aan de hand.
En wat de vergrijzing betreft: daar wisten we twintig jaar geleden ook al van. Die ontwikkeling is geen bewijs dat het stelsel niet deugt. Natuurlijk, we hebben de gevolgen te laat onderkend. Er is de laatste 25 jaar veel te weinig pensioenpremie geheven en soms zelfs premie terugbetaald aan bedrijven. Bij het ABP bijvoorbeeld is 25 miljard te weinig opgehaald.
Er valt met ons te praten over reparaties, niet over fundamentele aanpassingen die tot een veel slechter stelsel leiden en waarover we misschien later zeggen: hadden we dat toen, onder invloed van een tijdelijke crisis, maar niet gedaan.”
Als het gaat om de groeiende wanverhouding tussen aantallen actieven en niet-actieven reageert de NVOG-voorzitter op gepassioneerde toon: „Een eerste vereiste is dat 55-plussers aan de slag blijven, maar daar doet men geen mallemoer aan. Mensen van boven de 50 komen niet meer aan de bak. Dramatisch. Ik ben een uitzondering dat ik met m’n 68 jaar nog een fulltimebaan heb. Ouderen vliegen er het eerst uit. De politiek laat dat toe en werkgevers zullen hen pas in dienst nemen of houden als de arbeidsmarkt verkrapt en zij geen jongeren kunnen krijgen.”
De NVOG heeft ten aanzien van de pensioenen een duidelijk wensenlijstje. Zo dient de premie kostendekkend te zijn. Van Rooijen: „Dus niet: we vertrouwen op beleggingsresultaten. Dat biedt geen garantie.” De organisatie hamert er verder op dat werkgevers moeten blijven bijstorten bij tegenvallende beleggingsopbrengsten.
Over de indexering, de jaarlijkse aanpassing aan de prijsstijging, zegt de voorzitter daarentegen: „Die zit niet in het stelsel. Veel fondsen hebben altijd geïndexeerd, maar daartoe zijn ze niet verplicht. Dat vinden wij, hoewel geen leuk verhaal voor de achterban, als de financiële ruimte ontbreekt tijdelijk onvermijdelijk. Afstempelen aanvaarden wij in uiterste nood eveneens.”
Hij vervolgt: „Maar wij knokken wel voor die nominale verplichting. De meeste mensen hebben slechts een klein pensioen. Met name voor hen is zekerheid over de exacte hoogte van de uitkering heel belangrijk. Als die in reële zin door de inflatie kleiner wordt, gaan ze wel wat minder kopen. Zij hechten in de eerste plaats aan dat vaste bedrag.”
Van Rooijen hekelt in dit verband de opstelling van FNV-voorzitter Jongerius. „Onbegrijpelijk.” Zij wilde in de onderhandelingen met de werkgevers akkoord gaan met zachtere, voorwaardelijke nominale rechten: alleen 100 procent als de beleggingsresultaten voldoende zijn. In ruil daarvoor kunnen pensioenfondsen meer risico nemen bij het beleggen en dan bij meevallers indexeren. De NVOG zit op de lijn van de kritische FNV Bondgenoten: liever zekerheid over de aanspraken dan kans op indexering met tevens het risico van juist een korting op het pensioen.
Premies moeten kostendekkend zijn en het moet verplicht zijn bij te storten: zijn die twee eisen niet een te zware belasting voor ondernemers? Van Rooijen: „De premies zijn niet hoger dan in het verleden en toen waren ze ook te dragen. Bij het ABP ging het begin jaren tachtig om dik 20 procent. Daarna is het percentage verlaagd tot in 2002 onder de 10. Dat kwam de overheid goed uit, een bezuiniging. Nu is de premie terug op ongeveer het niveau van eerder.”
„Er wordt van ouderen vaak een karikatuur gemaakt”, constateert Van Rooijen verder. „Ze zijn rijk, lopen op de golfbaan en als ze geen lager pensioen accepteren, blijft er niets over voor de kinderen en kleinkinderen. Onzin. We sparen allemaal voor ons eigen pensioen. Op het moment dat je afzwaait, is het benodigde vermogen aanwezig. Kapitaaldekking, heet dat. Zo werkt ons prachtige stelsel. Dát willen wij handhaven. Daar zijn ook jongeren bij gebaat.”
Dit is het vierde deel in een serie over de eerste babyboomers die met pensioen gaan.