Economie

„Stoppen met werken moet vreselijk wezen. Maar nee”

BENNEKOM – Truus Haeser (70) ging op haar 60e met vervroegd pensioen. „In de gezondheidszorg had niemand het toen over langer doorwerken.” Ze heeft geraniums –mooie roze, aan het balkon– maar ze zit er nog steeds niet vaak achter.

31 May 2011 11:31Gewijzigd op 14 November 2020 15:13
Truus Haeser. Foto RD, Anton Dommerholt
Truus Haeser. Foto RD, Anton Dommerholt

„Ik dacht altijd: Als ik stop met werken, of met die of die vrijwilligerstaak, moet dat vreselijk wezen”, zegt Haeser in haar woning in Bennekom, waar ze al 53 jaar woont. „Maar nee; toen het zover was en het einde daar was, ging alles gewoon door.”

Het werk dat ze met liefde had gedaan, ging door. „Dat scheelt wel bij het loslaten: als er goede mensen zijn die je taak overnemen.” En Haeser zelf ging door, met taken waaraan ze al begonnen was, of met nieuwe.

Haeser werkte veertig jaar als verpleegkundige; ze woonde op loopafstand van het ziekenhuis. In haar huis liggen stapels boeken, van haarzelf en van de bibliotheek, en de boekenkast is vol. Hier staat een rijtje miniboekjes, daar een fotolijstje, met foto’s van volwassenen en kinderen. Haar kamer zegt het, en uit haar verhaal blijkt het nog meer – Haeser houdt van mensen en van boeken.

Ze ging op haar 60e met prepensioen, oftewel vervroegd pensioen. „Dat moest. Ik kreeg vijf jaar lang 70 procent van mijn salaris; op mijn 65e kwam de AOW erbij. In de gezondheidszorg had niemand het er toen over om langer door te werken. Het was niet eens een punt van overweging.” Nu is de situatie anders, weet Haeser. „Een collega van mij die nog in de zorg werkt en die haast niet meer kan, had gehoopt met vroegpensioen te kunnen als ze 60 is. Maar ze moet twee jaar langer werken, tot haar 62e.”

Het probleem van mensen die weg moeten bij hun werkgever terwijl ze nog best door zouden kunnen en willen werken, kent Haeser niet zo. Oudere collega’s zijn eraan toe om te stoppen, weet ze. „In de zorg zijn de nachtdiensten ontzettend zwaar. En het gevoel dat je tekortschiet ook. Mensen liggen tegenwoordig korter in het ziekenhuis; voor de verpleegkundigen is het drukker. Vaak maken ze een patiënt maar één keer mee; de volgende keer dat ze dienst hebben is er een andere. Vandaar al die rapportages die moeten worden gelezen.”

Dat bij elkaar maakt dit werk zwaar voor verpleegkundigen, benadrukt Haeser. „We hebben het niet over tuttebellen die hun werk niet aankunnen, maar over ervaren mensen, die zien dat er nog amper gelegenheid is voor basiszorg.”

Jongere mensen die van het hbo komen, pakken de werkwijze redelijk snel op, vertelt Haeser, maar ouderen hebben er moeite mee. „Maar ervaring blijft wél nodig op de werkvloer, daar is de maatschappij inmiddels wel achter.” Ze is blij met herintreders. „Vijftigplussers kunnen cursussen volgen om weer aan de slag te gaan in de zorg. Ze werken vaak in deeltijd, drie dagen bijvoorbeeld. Je ziet dat zij zich meestal minder aantrekken van organisatorische drukte en zich wijden aan de zorg.”

Haeser heeft als verpleegkundige „alle” afdelingen meegemaakt. „Behalve de operatieafdeling. Ik heb in de psychiatrie gewerkt, en tien jaar op de kinderafdeling, en op oncologie.” Bij de oprichting van die laatste afdeling was Haeser nauw betrokken. „Als ik opnieuw zou moeten kiezen, zou ik weer in de verpleging gaan”, benadrukt ze. „Het is bijzonder om een paar dagen of weken mee te mogen lopen met mensen in een periode die gaat over dood en leven. En dit wil ik zeggen voor wie nog werkt: als je denkt dat je in de zorg alleen staat als christen, zoek iemand die ook christen is, en laat je stem horen. Als je duidelijk en goed gefundeerd zegt wat de Heere wil, hoef je niet mee te werken aan abortus en euthanasie. Dat dwingt respect af, en dan helpt de Heere ook.”

Terwijl ze nog in dienst was, deed Haeser vrijwilligerswerk voor de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV). Ze werkte voor het NPV-Consultatiepunt, waar mensen terechtkunnen met medisch-ethische vragen en vragen over palliatieve zorg. „Dat deed ik erg graag. Ik heb het twaalf jaar gedaan.” In die tijd zette ze ook samen met een gemeentelid een bibliotheek op bij de kerk.

Die twee vrijwilligerstaken bleef Haeser doen toen ze met pensioen ging, en daar kwam ook nog een bijzondere bezigheid bij: de oprichting van hospice De Olijftak, bij woon-zorgcentrum Bethanië in Ede. „Ik was onder andere betrokken bij het aantrekken van de vrijwilligers. De selectie is erg belangrijk. Werken in een hospice moet geen therapie zijn voor jezelf. Iemand kan zeggen: Mijn moeder is overleden, en nu wil ik in een hospice werken, maar dat moet niet de reden zijn. In zo’n geval zou ik aanraden: wacht nog een jaartje.”

In de zeven jaar dat Haeser bij de hospice was betrokken, deelde ze haar professionele kennis met de vrijwilligers. „Een vrijwilliger in een hospice moet kunnen observeren, en weten wat bepaalde signalen betekenen. Ik vertelde zo veel mogelijk.”

Vorig jaar stopte Haeser met dit werk. „Ik mis het wel.” Dat geldt ook voor het NPV-werk, dat ze nog deed toen ze de leeftijdsgrens van 60 allang overschreden was. „Twee jaar geleden ben ik erg ziek geweest. Toen ik alle bezigheden weer moest opstarten, merkte ik dat ik te veel deed.”

Op een bepaald moment, zegt Haeser, „zit je zo verweven in alles, dat een taak bij je leven hoort. Je moet wel proberen je op tijd los te maken. En dat gaat makkelijker als er goede vervangers zijn.”

Intussen blijft ze het vrijwilligerswerk voor de bibliotheek doen en is ze betrokken bij het vrijwilligerspunt van haar kerkelijke gemeente. „Wie in de zorg heeft gezeten, hoeft nooit te denken: Ik weet niet wat ik zal gaan doen na mijn pensioen”, zegt Haeser, en haar eigen bezige leven onderstreept die stelling. „Als je wilt, kun je helpen in allerlei situaties waar thuiszorg nodig is.”

Dit is het derde deel in een serie over de eerste babyboomers die met pensioen gaan.

Meer over
Babyboom 65+

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer