Het wonder van Bourtanges Chanoeka
BOURTANGE – Vestingstadje Bourtange in Groningen heeft altijd gedaan was het moest doen: standhouden bij belegeringen. Maar voor de Joodse gemeenschap was er tijdens de oorlog geen ontkomen aan. Op de zijkant van de kleine synagoge staan maar liefst 47 namen geschreven.
Wie het synagogetje in Bourtange ziet, kan zich moeilijk voorstellen hoe populair het is. Zo’n 70.000 toeristen doen jaarlijks de stad, maar ook steevast dit gebouw aan. „Van wie 50.000 Duitsers”, zegt Willem Fokkens van de Vereniging Vrienden der Synagoge in Bourtange. Sinds ver voor de heropening in 1989 zet hij zich in voor de sjoel.
Het gebouwtje is een van de oudere van Bourtange. De rest van het stadje is immers, hoe oud het er ook uitziet, recente herbouw. Na het vertrek van de militairen vanaf 1850 ging de vesting teloor maar is na de oorlog weer als reconstructie herbouwd.
Dat het allemaal zo echt oogt, is te danken aan de oude stenen en technieken die zijn gebruikt, zegt Fokkens. „Omdat het een militaire vesting is, bestonden overal nog tekeningen van en was zelfs het aantal stenen geregistreerd.”
De synagoge van 1872 is in bezit van de Joodse gemeenschap, die hem daarvoor al jaren huurde. Inmiddels is hij sinds 1989 in oude staat hersteld. Met banken uit de gesloopte A-kerk in Groningen en een Thorarol uit Den Haag.
Wie het krappe gebouwtje bezoekt, krijgt uitleg van vrijwilligers. Opvallend is de menora, de zevenarmige kandelaar voorin. Hij werd gevonden in een tuin in Winschoten, waar Joden hem in de Tweede Wereldoorlog hadden begraven. „Een Joods echtpaar kreeg hem, en heeft hem later aan ons gegeven.”
De reis van zijn woonplaats Ter Apel naar het vestingstadje kan Fokkens wel dromen. Zojuist heeft hij met zijn vrouw nog de panelen voor de nieuwe expositie opgehangen. ”Klein en groot zijn daar gelijk”, een tentoonstelling over oude Joodse graven in Groningen. Van de allerarmste, die ‘slechts’ een grafbord kreeg, tot de rijke professor Cohen. ”Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw”, vermeldt diens steen.
De graven zijn restanten van de rijke Joodse cultuur die in de provincie Groningen bestond, totdat de oorlog kwam.
Aan al de jaren van inzet heeft Fokkens veel verhalen overgehouden, vooral van Joodse overlevenden. „Mensen schieten me op de raarste plekken aan en vertellen me dan zomaar hoe ze de oorlog overleefden, soms voor het eerst. Er zitten vreselijke verhalen bij. Van eentje heb ik een nacht niet kunnen slapen, zo erg.”
Eén schrijnend verhaal is dat van de familie Braaf, die in de oorlog jaren van adres naar adres was gesleept om onder te duiken. Op het laatst was het geld op en wilde niemand hen meer hebben. De nachten brachten ze door in het graanveld, vertelt Fokkens. „Overdag sliepen ze in het bed van een familie die dit ’s nachts gebruikte. Iemand in het dorp heeft hen in 1944 alsnog verraden. Je kreeg daar geld voor, per Jood zelfs. En de mensen waren hier straatarm.”
Mozes en Ella Braaf hebben het overleefd, omdat er net vanaf dat moment geen trein meer reed vanuit Westerbork. Fokkens: „Het wrange is dat twee van hun onderduikfamilies wel naar de kampen zijn gedeporteerd.”
Een mooier verhaal gaat over een wonder: dat van Bourtanges Chanoeka. Al jarenlang komt opperrabbijn Jacobs namelijk uit Amersfoort om in het stadje dit Joodse lichtfeest te vieren. Zo ook in december 2009 tijdens een wilde sneeuwstorm, vertelt Fokkens. „Behalve Jacobs bereikte echter maar een handvol anderen de synagoge. Na telling kwam de rabbijn niet verder dan negen Joodse mannen. Eén te weinig om een Joodse dienst te kunnen beleggen.”
Een verdwaald toeristenpaar zocht op dat moment beschutting in het gebouwtje. Fokkens: „We maakten een praatje met hen, tot de man ineens zei dat hij een Joodse moeder had. Ik zei: „Nu mag u voorlopig niet weggaan.”
En zo kwam het dat Chanoeka die avond nergens in Noord-Nederland kon doorgaan, maar hier wel. Het was een onvergetelijke avond. En die man is sindsdien lid bij ons.”
Dit is het zesde deel in een serie over synagogen.