Kerk & religie
Duiding islam vanuit Bijbels licht is geen uitgemaakte zaak

In het kantoor van de stichting Evangelie & Moslims in Amersfoort ontmoeten ze elkaar; drie deskundigen die zich op verzoek van deze krant buigen over het karakter van de islam. Een gesprek tussen prof. Reitsma, prof. Op ’t Hof en ds. Rentier.

Jacob Hoekman
16 April 2011 15:17Gewijzigd op 14 November 2020 14:34
Discussiegesprek over de islam met vlnr: dhr. Reitsma, dr. Op 't Hof en dhr. Rentier. Foto RD, Anton Dommerholt
Discussiegesprek over de islam met vlnr: dhr. Reitsma, dr. Op 't Hof en dhr. Rentier. Foto RD, Anton Dommerholt

I Beoordeling: wat is de islam en wie is Allah?

Hoe is het Bijbels gezien mogelijk dat er na de komst van Christus nog zo’n grote religie is ontstaan die de kruisdood van Christus miskent?

Prof. Reitsma: „Ik heb niet zo’n groot inzicht in het godsbestuur; ik ben heel terughoudend met deze vraag. Zelf ervaar ik de islam deels als een gevolg van falend christendom. In die zin houdt de islam me een spiegel voor; de islam dwingt me om na te denken hoe het mogelijk is dat een christelijke gemeenschap kan verdwijnen.”

Prof. Op ’t Hof: „Ik wil die vraag ontzettend relativeren, omdat er in het vroege christendom ook al heel weinig orthodoxie was. Veel zogenaamde christenen onthaalden moslims weliswaar als bevrijders, maar die mensen geloofden zelf ook niet in de godheid van Christus. Jezus zegt Zelf dat er altijd een brede weg zal zijn tegenover een smal pad. Dat was toen niet anders dan nu.”

Ds. Rentier relativeert eveneens: „Het raadsel van de islam is geen ander raadsel dan dat van het volk in de woestijn. Waarom komen er maar twee families in het Beloofde Land en verlangt de rest terug naar Egypte? Andere religies blijken steeds weer aantrekkelijk. Dat geldt ook voor de islam. De islam is aantrekkelijk omdat de ergernis van het kruis ontbreekt.”

Toch is de vraag naar het wezen van de islam in de kerkgeschiedenis vaak heel stellig beantwoord: de islam als antichrist, als natuurlijke religie, als alternatieve weg tot God zelfs. Waar gaan uw gedachten naar uit?

Prof. Op ’t Hof: „Ik durf niet te zeggen dat de islam de antichrist is. Onze vaders hebben onderscheid gemaakt tussen de oosterse en de westerse antichrist, respectievelijk de islam en de paus. Dat zeg ik zo niet. Ik ben wél zeker van die westerse antichrist, want de paus is dezelfde gebleven en stelt zich in de plaats van Christus. Maar als het over de islam gaat, denk ik in de eerste plaats aan een heidense religie, die in feite veel gevaarlijker is dan andere heidense religies vanwege de politieke aspiraties. De islam is begonnen met meer politiek dan religie, en zo zou het ook wel eens kunnen eindigen in de eindtijd.”

Ds. Rentier: „Ik ga het specifieke karakter van de islam hier niet definiëren, omdat het mij niet om die vraag gaat. Het gaat er mij om het Evangelie zo helder mogelijk te positioneren.”

Maar dan is het toch nog steeds mogelijk de vraag te beantwoorden?

Ds. Rentier: „Ik zie in elk geval dat de islam zich heeft ontwikkeld tot een godsdienst die zich nadrukkelijk als alternatief in de plaats stelt van het Evangelie. Al sinds Mohammed is de islam theologisch gezien een spiegel geworden, een tegenover. Aanvankelijk in Mekka tegenover het polytheïsme, in Medina al snel tegenover de Joodse traditie vanaf Abraham, en vervolgens zowel politiek als theologisch tegenover het christelijke Byzantijnse Rijk. Vandaag is de islam niet anders te typeren dan als kritiek op het hart van het Evangelie. Dat zie ik mede als een oordeel van God over de kerk. Maar als ik op grond daarvan de islam zou bestempelen als satanisch, helpt dat niet zo veel. De satan is blij met élke manier waarop mensen zich vervreemden van God.”

Prof. Reitsma: „In de werkelijkheid zijn meerdere krachten aanwezig. God werkt, de mens maakt zijn eigen keuzes en de boze is actief. Dat geldt ook voor religies. Je kunt moeilijk zeggen dat moslims God óf satan aanbidden. Die moeilijkheid geldt voor heel veel dingen. Je kunt stellen dat als dit gesprek uit de satan is, we er onmiddellijk mee moeten stoppen. Maar als het uit God is, moeten we het opnemen in de Bijbel. Zo simpel zit de werkelijkheid echter niet in elkaar; tussen die uitersten zit nog heel veel.”

Door de eeuwen heen is steeds weer gediscussieerd over de vraag of de God van de Bijbel dezelfde is als Allah van de Koran. Die vraag laat zich blijkbaar niet wegstoppen.

Prof. Reitsma: „Maar met moslims heb ik nog nooit gediscussieerd over de vraag of we het wel dezelfde God hebben. Het gaat veel meer om de vraag wie God ten diepste is.”

Ds. Rentier, instemmend: „Het is een typisch binnenkerkelijke vraag.”

Prof. Op ’t Hof veert op: „Nou, nou. Als je theologie ziet als een redelijke reflectie op de openbaring, zul je toch ook andere godsdiensten moeten waarderen.”

Ds. Rentier: „Dat klopt, maar daarmee is die vraag nog steeds binnenkerkelijk. Als ik daadwerkelijk met moslims te maken heb, gaat het om een andere vraag: de vraag of zij God in Christus erkennen. Die is veel wezenlijker. De diversiteit zit niet in God, maar in de erkenning van Zijn openbaring. Op dat punt gaat het bij moslims mis.”

Prof. Op ’t Hof: „Dat vraag ik me af. Het Bijbels spreken over afgoden is niet afhankelijk van hoe mensen die afgoden definiëren. Allah en de God van het Nieuwe Testament openbaren zich op een tegengestelde wijze. Moslims miskennen God, en dus is Allah een andere god.”

Prof. Reitsma: „Maar er is toch maar één God? Wie is die andere dan?”

Prof. Op ’t Hof: „Een afgod, zoals de Bijbel over afgoden spreekt.”

Ds. Rentier: „Maar dat is juist het punt waar het hier om gaat. Volgens de Bijbel kan een afgod alles zijn wat tussen ons en God in komt te staan, tot een vervorming van Gods openbaring –zoals in de Koran– aan toe. Precies daarom stel ik liever de vraag aan een moslim of hij God eigenlijk wel kent, in plaats van te vragen of hij wel de juiste God dient.”

II Benadering: wat moet een christen doen?

In de kerkgeschiedenis, zeker ook in de tijd van de Reformatie en de Nadere Reformatie, zijn Mohammed en zijn volgelingen met behulp van polemisch woordgebruik vaak gitzwart afgeschilderd. Terecht?

Prof. Op ’t Hof: „Iemand als ds. Oomius was in de zeventiende eeuw inderdaad zeer scherp. Maar Mohammed heeft dan ook geen vlekkeloos leven geleid, onder meer op zedelijk gebied. Bovendien komen Oomius en anderen met de beschuldiging dat moslims dubbelhartig mogen worden als het zo uitkomt voor hun zaak. Als dat waar is, kan ik me goed voorstellen dat deze theologen zulke scherpe uitspraken deden.”

Ds. Rentier: „Als kerk moeten we niet doen alsof de islam geen bedreiging meer vormt als we Mohammed maar belachelijk genoeg maken. Ik kan moslims gemakkelijk kwetsen, maar daarmee heb ik niets gezegd over het gelijk van het Evangelie. Waar het om gaat is: zijn er goede gronden om Jezus te aanbidden als Redder en Heer of niet?”

Prof. Op ’t Hof: „Ik neem altijd een voorbeeld aan Voetius, die heel fel kon zijn, maar tegelijkertijd mild als het om personen ging.”

Hebben Voetius en anderen in de geschiedenis van de Reformatie voldoende oog gehad voor de noodzaak van zending onder moslims?

Ds. Rentier: „Een van de theologische tekorten in de Reformatie en de Nadere Reformatie is toch dat er te weinig aandacht voor de missionaire roeping bestond. Er waren maar weinig mensen die in het spoor van Paulus de Arabieren opzochten. Dat vind ik opmerkelijk. Als je het verlangen hebt om moslims tot Christus te brengen, komt er een andere toon.”

Prof. Op ’t Hof: „Dat denk ik niet. Juist iemand als Hoornbeeck heeft gezegd dat het nodig was om naar de mohammedanen uit te gaan. Als die noodzaak érgens werd gevoeld, was het wel bij deze mannen.”

Ds. Rentier: „Toch blijft de verbinding tussen hen en de zending onder moslims uiterst zwak, vergeleken met de grote nadruk die de zendingsopdracht in het Nieuwe Testament krijgt. Er was in de tijd van de Reformatie en de Nadere Reformatie maar weinig visie en weinig verwachting dat moslims überhaupt tot geloof zouden kunnen komen, terwijl het voor een gezonde theologie noodzakelijk is dat je als kerk ook missionair actief bent.”

Prof. Op ’t Hof: „De vraag of er genoeg aandacht is voor de missionaire context is in wezen heel modern. Iedere keer wordt er weer iets anders bedacht waar te weinig aandacht voor is. Dat spijt me zeer, maar ik heb maar één leven.”

Prof. Reitsma: „Het gaat er mij niet om hoeveel tijd er aan evangelisatie onder moslims wordt besteed, maar wat er van ons uitgaat. Als wij zeggen dat God liefde is terwijl alles wat moslims uit onze mond horen haat is, klopt er iets niet.”

Prof. Op ’t Hof: „Dat God liefde is, is zeer eenzijdig. God is net zo goed rechtvaardigheid.”

Prof. Reitsma: „Zeker, maar als christen sta ik veel dichter bij moslims dan dat ik tegenover hen sta. Paulus zegt tegen de Romeinen dat ze geen enkele reden hebben om zich te verheffen boven de Joden, want ze staan in wezen heel dicht bij hen. Dat is ten aanzien van moslims net zo. Ik weet als geen ander dat ik van genade moet leven. Laat dan de liefde van Christus in mij voor moslims maar onthullen wat de weg naar God is.”

III Toekomst: welke rol gaat de islam spelen?

Zijn er speciale beloften voor islamitische volkeren te ontwaren in de Bijbel?

Prof. Op ’t Hof: „Ik kan ze zo gauw niet zien. Die beloften zijn er wel voor het Joodse volk, kijk bijvoorbeeld naar Romeinen 9 tot 11, maar op dezelfde lijn zie ik ze niet voor aanhangers van andere religies.”

Ds. Rentier: „Sowieso zijn beloftes in de Bijbel nooit voor religies, maar voor mensen; voor volken. Centraal staat sinds de pinksterdag de belofte uit Joël, die in Handelingen 2 wordt herhaald, dat God Zijn Geest zal uitstorten op alle vlees. Dat sluit alle volken in, dus ook de mensen die we tegenkomen in Libië, Tunesië, Egypte, Iran. Tegelijkertijd blijkt uit Openbaring steeds weer dat de werkelijkheid van die belofte altijd gepaard zal gaan met tegenstand, zelfs tot het laatst. Ik deel dan ook niet het optimisme van de vorige eeuw, toen rond de zendingsconferentie van 1910 werd gedacht dat de islam op zijn laatste benen liep.”

Sommige mensen verwijzen in deze tijden van onrust in de Arabische wereld onder meer naar Jesaja 19, waar Egypte als Gods volk wordt aangewezen.

Prof. Op ’t Hof, met een lach: „Dat is wishful thinking.”

Prof. Reitsma: „Het is een heel creatieve manier van Bijbellezen. Gods handelen heeft verband met de geschiedenis van deze wereld. Je kunt niet zomaar losse teksten uit de Bijbel op allerlei willekeurige gebeurtenissen plakken. Ik kan niet zo veel met al die apocalyptische visies die nu heel populair zijn. Dat is ook onze roeping niet, om uit te stippelen hoe het gaan zal en om te kijken waar we nu op de kalender zijn. Mijn roeping is het Evangelie te verkondigen.”

Ds. Rentier: „Maar toch, Egypte is wel het volk dat na Israël het meest voorkomt in de Bijbel, dat op momenten een bijzondere rol heeft vervuld. Ik houd het voor mogelijk dat God op een verrassende manier doorgaat op dat spoor. Maar wat óns te doen staat, is inderdaad duidelijk genoeg: heengaan, alle volken onderwijzen en hen dopen in de Naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest.”

Prof. Op ’t Hof: „We kunnen niets voorspellen, maar aan de andere kant: het is ook niet zo dat we niets weten. De krant naast de Bijbel leggen is een legitieme, voluit gereformeerde zaak. Vanuit het Bijbelboek Openbaring gezien zou het wel eens zó kunnen zijn dat uiteindelijk alles en iedereen zich tegen Israël keert. Het zou mij niet verbazen als dadelijk, als de rook in het Midden-Oosten is opgetrokken, blijkt dat de strijdbare islam gewonnen heeft. Het is mogelijk dat er dan een fase komt waarin alles zich keert tegen Joden en christenen. Uiteindelijk zal God dan door de onmogelijkheid heen ingrijpen.”


Om de tafel bij Evangelie & Moslims

In het kantoor van de stichting Evangelie & Moslims in Amersfoort ontmoeten ze elkaar; de drie deskundigen die zich op verzoek van deze krant buigen over het karakter van de islam.

Prof. dr. B. J. G. Reitsma, bijzonder hoogleraar kerk in de context van de islam aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij schreef onder meer de islamnota zoals die november vorig jaar door de Protestantse Kerk in Nederland werd aangenomen.

Prof. dr. W. J. op ’t Hof, bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk en predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk. Hij verdiepte zich onder meer in de visie van voormannen van de Nadere Reformatie op de islam.

Ds. C. W. Rentier, predikant-directeur van de stichting Evangelie & Moslims. Hij schreef onder meer tal van artikelen over de uitdaging waarvoor de islam de kerk stelt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer