Kerk & religie

Volop zicht op beloften voor Ismaël

APELDOORN – Een nieuwe tijd, een nieuw geluid. In de periode vanaf 1800 voeren controverse en antithese voor het eerst niet meer de boventoon in de beoordeling van de islam. Mohammeds godsdienst wordt voor Groen van Prinsterer zelfs „een van de grootste weldaden voor het menselijk geslacht.”

Jacob Hoekman
31 March 2011 09:29Gewijzigd op 14 November 2020 14:19

Zijn het invloeden van de Romantiek of herontdekken vertegenwoordigers van de 19e-eeuwse opwekkingsbeweging van het Reveil simpelweg diepe Bijbelse klanken?

Wat het antwoord ook mag zijn, feit is dat de islam vanaf grofweg 1800 opeens lang zo zwart niet meer wordt afgeschilderd als tot dan toe gangbaar was. De islam? Dat is een godsdienst waarvoor redding in aantocht is!

Voor deze optimistische visie grijpen de vertegenwoordigers van het Reveil allereerst terug op de beloften die Hagar krijgt voor haar zoon Ismaël, en die ook Abraham krijgt voor zijn zaad – Izak én Ismaël.

Met name Willem Bilderdijk ziet een roemrijke toekomst voor de islam weggelegd, bijvoorbeeld als hij in een gedicht noteert dat Ismaël „’t woeste heidendom voor Abrams God doen beven” zal. Onwetend kunnen moslims volgens hem strijders voor Christus zijn. In dat soort uitspraken lijkt de suggestie niet ver weg dat de islam als Gods heilsweg voor de Arabische volken gezien kan worden.

Maar natuurlijk komt lang niet iedere vertegenwoordiger van het Reveil bij dit soort conclusies uit. Zeker bij Isaäc da Costa en ook bij Guillaume Groen van Prinsterer wordt glashelder dat er tussen islam en christendom een diepe kloof gaapt. Een gelijkschakeling van de godsdiensten onder de noemer van de gezamenlijke abrahamitische afstamming is bij hen niet te vinden.

Toch is ook hun opvatting over de islam erg positief. Staatsman Groen van Prinsterer –vandaag de dag een lichtend voorbeeld voor onder meer de SGP– noemt de islam in 1825 zelfs „een van de grootste weldaden voor het menselijk geslacht”, onder meer omdat dankzij Mohammeds religie de wetenschappen in stand zijn gehouden.

Later is Groen genuanceerder; dan constateert hij dat de positieve elementen in de islam vooral aan het christendom zijn ontleend. Toch ontkent Groen ook dan niet dat Mohammed met zijn monotheïsme te midden van alle sektarisme in het Oosten enigszins naar Gods openbaring was weergekeerd.

Met de theologische positiebepaling van deze mannen ontstaat een dubbele beoordeling. De hoofdlijnen door de eeuwen heen zijn óf die van een positieve waardering van de islam –zoals bijvoorbeeld in de oosterse kerk voorkwam– óf van een radicale verwerping van de islam – zoals onder meer tijdens de Reformatie gemeengoed was. Echter, nu komen deze lijnen samen. Enerzijds liggen er voor Ismaël, als zoon van Abraham, onmiskenbaar Bijbelse beloften. Dat leidt tot een positieve beoordeling. Anderzijds heeft de islam zich ontwikkeld tot de tegenhanger van het christendom. Die gedachte leidt juist tot een radicale verwerping.

Ook de zending onder moslims, die in deze tijd een hoge vlucht neemt, worstelt met deze dubbele positie. Vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw ontstaat er een ongebreideld optimisme over de kansen van de zending, gebaseerd op de overtuiging dat de islam in wezen geen religieuze, maar een vermolmde politieke en sociale beweging is – een stelling die PVV-leider Wilders vandaag met kracht verdedigt.

Pas later dringt het besef door dat de religieuze kracht van de islam wel degelijk een factor is om rekening mee te houden. In zendingskringen wordt de islam dan steeds vaker niet langer als voorbereider van het christendom gezien, maar juist als een groot obstakel voor het Evangelie.


Uitspraken

„Ach, dat ook Ismaël genâ vinde in Uwe ogen/ en leve! Heeft die God van Abrahams gebed/ ooit de oren afgewend? De tijden zijn gezet/ waarin ook Ismaël den schedel diep zal buigen/ en van zijns broeders eer, verrukt van zin, getuigen./ (...) Welk een dag/ waarop ook Ismaël met Isaac hopen mag!”

Isaäc da Costa (1798-1860), vooraanstaand dichter binnen Reveilkringen, in een gedicht over Hagar.

„Men zou kunnen zeggen dat, in zekere zin, het mohammedanisme een tuchtmeester tot Christus is, daar het volken aan een band legt, en aanknopingspunten heeft voor het Evangelie.”

Marinus Bichon van IJsselmonde (1815-1889), voorman van de Nederlansche Zendings Vereeniging.

„De uitkomst van het missionaire werk in alle landen van de islam is zo pijnlijk droef en teleurstellend, dat slechts zelfmisleiding nog de hoop kan doen koesteren, als zou de bekering van de islam op grote schaal voor de deur staan.”

Abraham Kuyper (1837-1920), theoloog, staatsman en journalist.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer