Rode Kruis wil meer hulp bij Libische grens
RAS JEDIR (ANP) – Aan de Libische grens met Tunesië is dringend behoefte aan internationale hulp. Er moeten veel meer mensen worden opgevangen dan nu mogelijk is. Bovendien moet er transport worden geregeld om de voornamelijk buitenlandse vluchtelingen naar hun plaats van bestemming te brengen.

Dat stelt woordvoerster Hanna Emmering van het Nederlandse Rode Kruis, die bij de grensovergang in Ras Jedir aanwezig is. „Het is een soort niemandsland. De situatie is vreselijk”, zegt ze. „ Mensen duwen elkaar omver, met de koffers boven hun hoofd vechten ze om Tunesië binnen te komen”, licht Emmering toe. „Het is gruwelijk om te zien; ze klimmen over muren heen.”
Net als de VN-vluchtelingenorganisatie Unhcr constateert ook het Rode Kruis dat de situatie aan de Libische grens met Tunesië een kritiek punt heeft bereikt. Tussen de 10.000 en 14.000 mensen komen dagelijks de grens over. Sinds 20 februari zijn rond de 70.000 mensen vanuit Libië Tunesië binnengekomen. „Mensen zijn doodmoe, uitgeput en hebben opgezwollen voeten van de kilometers die ze hebben afgelegd; sommigen vallen flauw.”
Het probleem is volgens Emmering dat er geen goede doorstroming is. De grootste groep vluchtelingen komt uit Egypte, de andere groep zijn Aziaten. „Het probleem is dat deze mensen niet snel genoeg op transport naar huis kunnen, omdat er geen transport is.” Daardoor zitten er niet alleen al tienduizend mensen in het basisopvangkamp, maar nog eens duizenden in de omliggende dorpen en steden. Het kamp wordt niet alleen gerund door het Rode Kruis, maar ook door Tunesische militairen en de plaatselijke bevolking.
In het basiskamp, 10 kilometer van de grens, is dringend behoefte aan meer toiletten en watervoorzieningen. De meeste mensen komen naar het kamp voor eerste hulp, water, en contactherstel met familieleden, maar omdat ze - vooral de Egyptenaren - maar mondjesmaat kunnen vertrekken naar hun thuishaven, blijven veel mensen hangen.
De Rode Kruismedewerkers, ofwel medewerkers van de Rode Halve Maan, hebben de vluchtelingen afgelopen dagen vooral geholpen met het informeren (lees: bellen) van hun familieleden. „Veel vluchtelingen zijn onderweg naar de grens beroofd van al hun bezittingen. Als ze hier aankomen, hebben ze helemaal niets meer, ook geen mobiele telefoon om hun familie te vertellen dat ze niet meer in Libië zitten.”