Opinie

Tegenwicht tegen de oppervlakkigheid

De puriteinse nadruk op de ernst van de zonde, maar ook op strijd tegen de zonde en de vernieuwing van het christenleven is heilzaam voor deze tijd. Dat zei ds. R. W. de Koeijer gisteren op de contio van de Gereformeerde Bond in Doorn. Een samenvatting van het eerste deel van zijn lezing.

6 January 2011 10:21Gewijzigd op 14 November 2020 13:10
„De gelovige is geroepen om in afhankelijkheid van de Heilige Geest de genademiddelen te gebruiken. Tegelijk dient hij de tegenkrachten, zoals de duivel en het vlees, te bestrijden.” Foto RD
„De gelovige is geroepen om in afhankelijkheid van de Heilige Geest de genademiddelen te gebruiken. Tegelijk dient hij de tegenkrachten, zoals de duivel en het vlees, te bestrijden.” Foto RD

De betekenis van de puriteinen voor onze tijd ligt mijns inziens vooral daarin dat zij een authentieke vroomheid in gereformeerde zin wilden bevorderen en begeleiden. Het valt daarbij op dat de puriteinen een zwaar gewicht toekennen aan de zonde, zowel rond het geloofsbegin als in het christenleven.

Waarom hebben puriteinse auteurs de zondekennis rond het geloofsbegin geaccentueerd? Ze stelden dat de mens van huis uit het kwaad liefheeft. Hij kan daarom onmogelijk Christus als Redder hartelijk omhelzen als hij zijn zonde niet belijdt, haat en verlangt van de zonde verlost te worden.

De noodzaak van ontdekking aan de zonde is bij sommige puriteinen wel eens te schematisch aan de orde gekomen, in de zin dat dit aspect een impliciete voorwaarde werd om tot Christus te komen. Met het accent op de zondekennis wilden ze echter niet alleen de behoefte aan Christus opwekken, maar ook de diepgewortelde menselijke liefde tot het kwaad breken. Ze vreesden dat een oppervlakkige ontdekking aan het kwaad een oppervlakkige visie op de zonde in het geloofsleven tot gevolg zou hebben. Een grondige ontdekking daarentegen had een consciëntieus en consequent christenleven tot gevolg, met een grote huiver voor het kwaad.

Dubbelheid

Puriteinse geschriften tillen eveneens zwaar aan de zonde in het christenleven. Zonde is namelijk een aantasting van de gemeenschap met de drie-enige God: met de liefde van de Vader, met de genade van Christus en met de troost van de Heilige Geest.

We stuiten in de puriteinse visie op het christenleven op een dubbelheid. Enerzijds is de gelovige gered door het werk van de drie-enige God. Anderzijds is de geestelijke bevrijding voorlopig. Het christenleven kent niet alleen de gebrokenheid van tegenslagen en vervolging, maar wordt ook geconfronteerd met het kwaad. Allereerst probeert satan de gelovige van God af te trekken. Er is echter ook het vlees, een verzamelnaam voor verkeerde sluimerende begeerten in de gelovige zelf die door de activiteit van satan en de wereld al snel geprikkeld kunnen worden tot daadwerkelijke zonden. Bunyan heeft deze geestelijke werkelijkheid in zijn allegorie ”The Holy War” (”De heilige oorlog”) meesterlijk geschilderd

Er is actief verzet van de christen nodig. Vanuit het besef dat wereldse geneugten tijdelijk zijn en dat hij als pelgrim en vreemdeling op doorreis is, dient de gelovige afstand te bewaren van ”wereldse genietingen”. Ten aanzien van de zondige begeerten van zijn hart is ”mortificatie” (doding) van primair belang.

De strijd tegen de zondige begeerten betekent concreet dat de gelovige vaak moet vechten tegen zijn natuurlijke aanleg. Wie gevoelig is voor geld wordt op financieel terrein verleid, terwijl licht ontvlambare christenen worden geprikkeld tot woede-aanvallen. Vooral gelovigen die vatbaar zijn voor seksuele zonden krijgen met heftige satanische aanvallen te maken. Wie aan zijn zondige hartstochten heeft toegegeven, wordt opgewekt om zo snel mogelijk met schuldbelijdenis terug te keren.

Vooral de vooraanstaande puriteinse auteur John Owen gaat in op de centrale betekenis van Christus’ kruis met het oog op de doding van verkeerde begeerten. Christus’ kruisdood heeft een heilshistorische betekenis voor de gelovigen, want daardoor is de zonde gedood en de Geest verworven. Christus’ dood heeft echter ook een actuele betekenis. De christenstrijder put continu kracht uit de stervende Verlosser om de zonde te doden. Het kruis van Christus betekent dus in de dagelijkse praktijk een kruis door de verkeerde verlangens.

Groei

De blijvende aanwezigheid en verleidende kracht van de zonde roept de vraag op hoe en in hoeverre puriteinen spreken over groei in het christenleven. Voortgang in het christenleven is in puriteinse optiek allereerst groei in de kennis van Christus. Hoe meer de gelovige wordt geconfronteerd met de gebrokenheid van het christenleven des te meer krijgen het volbrachte werk van Christus en de rechtvaardiging voor hem betekenis.

De kwestie van geestelijke groei wordt in puriteinse optiek ook benaderd vanuit de levensvernieuwing of wedergeboorte. Het nieuwe leven van de wedergeboorte is bestemd om onder leiding van de Heilige Geest uit te groeien, maar het kan ook kwijnen. Puriteinen stellen doorlopend: door trouw gebruik van de middelen groeien –onder leiding van Gods Geest– de genadegaven van geloof, hoop en liefde, terwijl de kracht van zondige begeerten wordt teruggedrongen. Op het specifieke terrein van de geestelijke strijd zijn voorlopige overwinningen op satan en zonde mogelijk. Door een slordig gebruik van de genademiddelen daarentegen kwijnt het geestelijk leven, waardoor zondige invloeden toenemende speelruimte krijgen.

De groei van het geestelijk leven is geen rechte lijn naar boven. Vooral Owen heeft uitvoerig geschetst hoe de zonde een blijvende werkelijkheid is in het christenleven en door nalatigheid van de gelovige verraderlijk kan toeslaan. De gemeenschap met Christus en de daarin besloten rechtvaardiging blijven dan ook centrum en rustpunt van het geloof. De gelovige blijft in eigen oog een bedelaar die van genade leeft en in die gestalte voortgaat op de geloofsweg.

Studeerkamer

Wat kunnen wij leren uit de puriteinse nadruk op de zonde, zowel rond het geloofsbegin als in het geloofsleven? Ik noem enkele dingen.

1. De puriteinen hebben de aanklagende functie van de wet geaccentueerd, om aan te geven hoe het Evangelie klinkt tegen de achtergrond van onze verlorenheid en hoe Christus persoonlijke betekenis krijgt in de weg van ontdekking aan de zonde. Vervaagt deze tweeslag, dan is het gevaar reëel dat de verwondering over Gods verlossing plaatsmaakt voor vanzelfsprekendheid, met als gevolg oppervlakkigheid.

De puriteinen waren ook bang dat een oppervlakkig schuldbesef een oppervlakkig christenleven zou meebrengen, waarin het kwaad niet radicaal genoeg wordt bestreden. Hiervan kunnen we eveneens leren. Is een oppervlakkige visie op de zonde in het christenleven niet te herleiden tot een vluchtige en oppervlakkige ontdekking aan schuld? Moeten we dan niet indringender en ernstiger over de zonde denken en spreken?

2. Ook predikanten kunnen veel leren van de puriteinse opwekking tot een heilig leven alsook van de ernst waarmee de puriteinen de zonde in het christenleven beschrijven om de gelovigen aan te sporen tot geestelijke tegenstand. Voorgangers zijn tot zegen voor de gemeente als ze groeien in toewijding aan God en van daaruit de zonde krachtig bestrijden. De studeerkamer is een stille plaats waar ze vele uren doorbrengen voor de overdenking van het Woord en voor andere bezigheden. Toch kan het ook een plaats zijn waar verborgen zonden naar boven komen en voortwoekeren. Het is aangrijpend als predikanten struikelen op financieel of seksueel terrein. Geeft dit niet de bittere en dringende noodzaak aan om allereerst de zondige hartstochten in Gods kracht te bestrijden?

3. De puriteinen stellen enerzijds dat de geestelijke verlossing al werkelijkheid is in de gaven van vergeving, vernieuwing en volharding (Rom. 5, 6 en 8). Anderzijds is er vanwege innerlijke zondigheid en uiterlijke gebrokenheid sprake van voorlopigheid (Rom. 7), zodat de rechtvaardiging van de goddeloze een centrale geloofswerkelijkheid blijft. Geestelijke groei betekent dat een diepere kennis van de persoonlijke zondigheid samengaat met een diepere kennis van het heil in Christus.

In nauwe samenhang daarmee geeft de benadering vanuit de wedergeboorte en de leiding van Gods Geest de puriteinen gelegenheid om het christenleven praktisch-pastoraal te benaderen. De gelovige is geroepen om in afhankelijkheid van de Heilige Geest de genademiddelen te gebruiken. Tegelijk dient hij de tegenkrachten, zoals de duivel en het vlees, te bestrijden. Juist de praktisch-pastorale invalshoek levert talloze wenken op waarmee we onze winst kunnen doen.

Heart Cry

Tot slot wil ik deze puriteinse visie op het christenleven in gesprek brengen met eigentijdse stemmen die invloed uitoefenen in de gereformeerde gezindte. Zo zoekt de beweging Heart Cry naar geestelijke vernieuwing van de reformatorische kring en legt ze de vinger bij de schraalheid van het geestelijk leven in vele gemeenten en gelovigen. Als we afgaan op verwijzingen naar puriteinse geschriften en citaten op de website van Heart Cry, dan vertoont deze beweging raakvlakken met de puriteinen. Tegelijk verwerkt ze ook stemmen uit de heiligingsbeweging van de 19e eeuw en uit onze tijd die een meer optimistische kijk op de christen verwoorden.

We kunnen met puriteinse accenten die de stichting onder de aandacht brengt onze winst doen, zoals de nadruk op heiligheid, de doding van de zonde en de waarde van het gebed. De vraag is echter wel hoe de nadruk op de heiliging en vooral op een overwinningsleven zich verhoudt tot de rechtvaardiging van de goddeloze als blijvende basis van het geloofsleven. Hoe ziet de gelovige zichzelf en hoe ziet zijn geestelijke groei eruit?

Ook prof. W. J. Ouweneel spreekt en schrijft al langere tijd over het christenleven. Zijn kritiek reikt verder dan die van Heart Cry. Hij gaat nogal polemisch in op het „armezondaarsgeloof.” Volgens Ouweneel spreekt het Nieuwe Testament niet over de heiliging onder het klassieke gezichtspunt van de ”afsterving” als levenslang proces, maar van de regelmatige doding van het vlees.

Heart Cry en, in veel sterkere mate, Ouweneel geven terecht aan dat de gelovigen de fundamentele grens zijn overgegaan van het oude leven zonder God naar het nieuwe leven uit God en dat dit principiële gebeuren gevolgen heeft voor de positie van de zonde. Het „armezondaarsgeloof”, dat met de voortdurende klacht over wat ontbreekt voorbijziet aan de rijkdom van Gods genade en dat geen ernst maakt met consequente toewijding wordt terecht onder kritiek geplaatst.

Toch gaat vooral Ouweneel met zijn meer optimistische kijk op de gelovige te veel voorbij aan de ernst van de zonde in het christenleven. Hij kan zover komen door nieuwtestamentische passages als Efeze 4:17 vv., Galaten 5:16-26 en Romeinen 8:13 niet te beschouwen als gedeelten waarin de strijd tegen de zonde ter sprake komt. Dit is echter moeilijk vol te houden.

De puriteinen maken duidelijk dat de geestelijke strijd tegen de zonde weliswaar zwaarwegend en intensief is, maar in het bemoedigende kader staat van de heilshistorische overwinning van Christus, van de vernieuwing door de Heilige Geest en van de toekomstige triomf. Ouweneel verdisconteert te weinig dat het Nieuwe Testament wel tot voortgang in het geestelijk leven oproept alsook groei belooft, maar nauwelijks spreekt over een daadwerkelijke voorlopige aardse overwinning.

Kleiner worden

Puriteinse schrijvers nemen enerzijds de nieuwtestamentische notie serieus dat de gelovige een nieuwe schepping is, en willen dit nieuwe leven op een pastorale manier begeleiden. Ze willen de groei van het geestelijk leven stimuleren door te wijzen op de verantwoordelijkheid van de gelovige om de genademiddelen te gebruiken. Dit is een overeenkomst met evangelische bewegingen uit de 19e eeuw alsook met eigentijdse stemmen als die van Heart Cry en Ouweneel.

Het is echter evenzeer puriteins om de op groei gerichte nieuwe schepping van de Heilige Geest te verbinden met de voorlopigheid van het geloofsleven. De geloofsgroei voltrekt zich langs de weg van het steeds kleiner worden in eigen oog. De geestelijke voortgang staat dus in nauwe samenhang met de rechtvaardiging in Christus. Het „armezondaarsgeloof” is een halve waarheid, want het leeft van een rijke Christus.

De auteur is hervormd predikant te Putten. Hij promoveerde vorig jaar op de studie “Geestelijke strijd bij de puriteinen”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer