„Het is zó 19toen om te denken dat je mensen die op de bodem zitten in beweging krijgt door ze financieel te korten”, zegt Erna Smeekens.
Smeekens (zie kader) is misschien wel de bekendste bijstandsmoeder van Nederland. In mei dit jaar begon ze te huilen in een tv-uitzending van Netwerk, toen haar werd voorgehouden hoeveel ze erop achteruit zou gaan als de VVD de verkiezingen zou winnen. Volgens Netwerk zou Smeekens met haar vier puberzonen voortaan moeten rondkomen van 15 euro huishoudgeld in de week in plaats van met 40, zoals nu. De VVD sprak het beeld tegen en maakte een herberekening.
Feit is inmiddels wel dat het kabinet gaat bezuinigen op de bijstand. De uitkering wordt vanaf 2012 in stapjes verlaagd; uiteindelijk daalt het sociaal minimum met ongeveer 2000 euro op jaarbasis.
Smeekens zelf relativeert achteraf haar reactie bij Netwerk. „Er is drie à vier uur gefilmd, en de ene minuut waarin ik emotioneel werd, is uitgezonden. Nederland is en blijft een prachtig land, waar veel kan, ook voor mensen zonder geld.”
Toch kan er aan de onderkant van de samenleving echt niets af, vindt Smeekens. Ze noemt het een misvatting dat meer mensen vanuit de bijstand aan het werk zullen gaan als hun financiële positie slechter wordt. „Ze raken in paniek. Ik voorspel dat de echte armoede dan terugkomt, de criminaliteit toeneemt en er krottenwijken komen.”
Smeekens is helemaal voor een activerend armoedebeleid. „Maar niet via dwang. Op dit moment krijg je geen bijstandsuitkering als je niet aan voorwaarden voldoet. Je moet bijvoorbeeld stickers gaan plakken bij de Zeeman.”
Nu is er met stickers plakken niets mis, benadrukt Smee kens. Ze wijst er alleen op dat verplichtingen mensen niet inventief maken, en dat er in Nederland te weinig een beroep wordt gedaan op de eigen kracht van bijstandsmensen. „Alles wordt je uit handen genomen. Er zijn zo veel regeltjes die creativiteit lamleggen. Nu kost het tijd om mensen weer te laten nadenken over: wat wil ik graag, en hoe krijg ik het voor elkaar?” Want ieder mens heeft een talent, betoogt de bijstandsvrouw. „Maar soms zit het diep verborgen. We zijn veel kwijtgeraakt.”
Perspectief
Socioloog Erik Snel van de Erasmus Universiteit Rotterdam kan zich wel voorstellen dat gemeenten bijstandtrekkers in eerste instantie in ieder geval aan het werk proberen te krijgen, desnoods stickersplakkend bij de Zeeman. „Op zich is het niet zo erg wanneer mensen aanvankelijk nog niet zo veel verdienen en wat minder uitdagend werk hebben. Zo’n eerste jaartje, ach, zo is het leven. Dat klinkt misschien hard, maar de gedachte dat werk, ook van een wat lager niveau, boven een uitkering gaat, wordt vandaag de dag breed gedeeld, ook door partijen als de PvdA, GroenLinks en de SP.”
Het wordt volgens Snel pas problematisch wanneer die situatie jaren blijft voortduren. „Dan krijg je een soort onderklasse op de arbeidsmarkt van mensen die weliswaar werken, maar nooit vooruit zullen komen en daardoor in armoede gevangen blijven.”
De Rotterdamse socioloog noemt het daarom zaak om met beleid niet allen mensen zo snel mogelijk aan het werk te krijgen, maar ze ook daadwerkelijk aan het werk te houden en zelfs vooruit te helpen. Snel: „Zodat burgers vanuit de bijstand kunnen doorstromen naar betere banen waarin ze ook meer voldoening vinden. Want de rest van je leven stickers plakken, dat is inderdaad geen vrolijk perspectief.”
Terug naar hoe de bijstand in het verleden functioneerde moeten we wat hem betreft echter absoluut niet. „Vroeger waren de regels wel erg ruim. Als je als alleenstaande moeder een kind onder de 18 jaar had, kon je zonder meer in de bijstand blijven. Het effect daarvan was vervolgens wél dat die moeders zo lang weg waren van de arbeidsmarkt, dat als die kinderen eenmaal het huis uit waren, de kans op werk zo ongeveer tot nul was gereduceerd.”
Die moeders kwamen dus nooit meer uit de bijstand, zegt Snel. „Met als gevolg dat ze levenslang in de armoede bleven zitten. Daar help je op termijn natuurlijk helemaal niemand mee.”
Vruchten
Dat premier Rutte nu de re-integratiebudgetten, die beschikbaar zijn om mensen vanuit de bijstand naar werk te begeleiden, meer wil richten op degenen die deze steun het hardst nodig hebben, kan op instemming rekenen van Snel. Er bestaan namelijk grote twijfels over de effectiviteit van de huidige reïntegratie. „Uit onderzoek blijkt dat veel mensen die op deze wijze aan werk zijn gekomen achteraf zeggen: mwoh, ik had het zelf ook wel gered.”
Dat is volgens hem ook wel te verklaren, omdat re-integratiebureaus en gemeenten uiteindelijk worden afgerekend op resultaat. „Dus kiezen ze de mensen met wie ze het meeste succes verwachten, de besten onder de slechtsten. Als Rutte nu zegt: je moet het geld voor reïntegratie juist aan de onderkant besteden want dáár zitten de meeste problemen, dan kan ik het eerlijk gezegd alleen maar met hem eens zijn.”
Dat geldt ook voor de kabinetsplannen om de schotten voor mensen met enig arbeidsmarktperspectief uit de verschillende regelingen (bijstand, Wajong en de sociale werkvoorziening) weg te nemen en de uitvoering geheel in handen te leggen van gemeenten. Snel: „Je voorkomt daarmee dat instanties proberen de problematiek op andermans bordje te schuiven.” Zo hebben gemeenten in de afgelopen jaren mensen uit de bijstand richting de Wajong gedirigeerd, zegt hij. „Onder het motto: dan zijn die mensen niet slecht af en zijn wij ze kwijt. Dat roept herinneringen op aan vroeger toen werkgevers hun overtollige werknemers in de WAO probeerden te dumpen.”
Rutte heeft ook „echt kennis van zaken hoor”, benadrukt Snel. „De nieuwe bijstandswet uit 2004 kwam, als staatssecretaris op Sociale Zaken, van zijn hand.” De socioloog kan zich nog goed herinneren dat er in die tijd een enorme weerstand bestond tegen de hervormingsplannen, met name vanuit de sociale diensten. „Zo was ik ooit bij een publieksbijeenkomst waar ook Rutte sprak. Een directeur van de sociale dienst had het toen over een harde kern van bijstandsgerechtigden, van zo’n 80 procent van het totale bestand, die volgens hem nooit aan het werk te krijgen waren. Waarop Rutte zei: „Dat kan toch niet waar zijn. Dat kan toch hooguit 20 procent van het bestand zijn.””
De geschiedenis heeft geleerd dat Rutte hier een punt had, zegt Snel. Het meer activerende beleid dat de bijstand de afgelopen jaren kenmerkte, heeft volgens hem duidelijk zijn vruchten afgeworpen. „Mensen worden vaker en sneller dan vroeger naar werk begeleid. Met als gevolg dat het aantal bijstandsgerechtigden in Nederland flink is gedaald tot circa 300.000 personen en daarmee in verhouding ook veel lager ligt dan in andere landen. De huidige wet slaagt er dus veel beter in om mensen terug te geleiden naar de arbeidsmarkt. Ik denk dat iedereen het daar wel over eens is.”
Erna Smeekens (46)
Erna Smeekens (46) uit Breda zette na haar scheiding –in 2006– samen met twee anderen een zorgboerderij op. Twee jaar later, in juli 2008, raakte ze burn-out. Zes weken nadat ze zich ziek had gemeld belandde ze in de bijstand. Thuis had ze vier zoons, die nu 22, 20, 18 en 15 jaar zijn.
Per maand ontvangt Smeekens 913 euro. Daarbovenop komen huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderbijslag. Bijna al haar eten haalt ze bij de Voedselbank.
Met het huidige bedrag redt Smeekens het net. En soms net niet. „Er blijven altijd wel dingen liggen. Er gaat een jas stuk, of de rekenmachine valt op de grond. Onze kat werd onlangs aangereden; een dierenarts moest hem laten inslapen. Kosten: 120 euro. Dat kun je er gewoon niet bij hebben. Ik moet dan naar zo’n dierenarts toe om te vragen of ik in termijnen kan betalen.”
De eerste maanden van haar burn-out kon ze niets doen, maar langzamerhand kwam Smeekens’ energie terug. Inmiddels is ze een van de drie initiatiefnemers van Tientjes, een project dat mensen met minder geld helpt hun idee vorm te geven en, als het zich daarvoor leent, op de markt te brengen. Smeekens kreeg toestemming om zich in ieder geval tot april 2011 met het project bezig te houden; daarna hoopt ze haar geld te gaan verdienen met de onderneming. „Er zitten zo veel mensen lamgeslagen thuis. Met Tientjes proberen we hen uit hun isolement te halen.”
Liever dan te beknibbelen op de inkomsten van mensen in de bijstand zou de overheid aan „re-inspiratietrajecten” moeten doen, vindt Smeekens. „Vraag bijvoorbeeld: Hoe ga jij 300 euro van je uitkering zelf verdienen? Wil je babykleertjes maken? Bloembollen verkopen?”
Met zo’n houding begint het, Smeekens is ervan overtuigd. „Mensen willen echt niet op de bank zitten, ze willen iets betekenen. Ze zoeken naar zingeving. Er is weinig voor nodig om mensen gelukkig te maken. Geluk gaat nooit over geld.”
Maartje de Zeeuw (57)
Maartje de Zeeuw (57) uit Almelo wil graag werken. Maar dat valt niet mee. Ze is lang weggeweest van de arbeidsmarkt –is getrouwd geweest, heeft kinderen opgevoed– en nu is ze niet zo jong meer. Werkgevers zijn dan huiverig, ervaart ze.
Pas ging er een een nieuwe aanvraag voor de bijstand de deur uit. In 2009 ontving De Zeeuw die uitkering al, daarna kreeg ze een opstapbaan. „Dat is gesubsidieerd werk, waarmee je een inkomen op minimumniveau verdient. Ik werkte bij een stichting. Die mocht mij maximaal een halfjaar betalen via een subsidie. Daarna hield het op, want ze konden mij zelf niet betalen.”
Zodra je in de bijstand komt, moet je in de gemeente Almelo 32 uur per week „er zijn.” De uitkeringsgerechtigde moet 20 uur werken en 12 uur een trainingstraject volgen. Bij dat laatste hoort bijvoorbeeld een sollicitatiecursus, maar ook sport valt eronder, vertelt De Zeeuw. „Het doel is om mensen van de bank af te krijgen en te zorgen dat ze op tijd ergens zijn.” Wat werk betreft, ziet De Zeeuw dat vooral klussen als inpakwerk voorhanden zijn. „Of schroefjes aandraaien.” Zelf deed ze in de vorige bijstandsperiode vrijwilligerswerk.
De Zeeuw studeerde ooit natuurkunde, en later theologie. „Ik wil graag een baan. In wezen wil ik alles doen. Ik ben handig met de computer, zou mensen daarin les kunnen geven.”
Ze solliciteert – op archieffuncties, in bibliotheken en musea, en naar een functie als activiteitenbegeleider in een verpleeghuis. „En ik zou heel graag in een hospice werken.” Maar het is lastig ertussen te komen, ervaart ze. Ze netwerkt met andere 40-plussers zonder werk, en bouwt aan contacten via vrijwilligerswerk. Hoewel ze er rekening mee moet houden dat ook daaraan kosten zijn verbonden: „Reiskosten. Kleding – je hebt iets representatievers nodig dan wanneer je alleen thuis bent. De kapper. En er is minder tijd om koopjes af te lopen.”
Over hoe het verder gaat en eventuele bezuinigingen wil ze niet nadenken. „Als het onderwerp langskomt op tv, zap ik weg. Ik zie het wel als het zover is. Ik leef nu. En ik kan er toch niets aan veranderen. Maar ik ken mensen die zich wel zorgen maken, die de 150 euro die er al wordt bezuinigd op de gemeentelijke voorzieningen echt niet kunnen missen.”
Het kabinet wil toe naar één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, die de bijstand, de regeling voor jonggehandicapten (de Wajong) en de sociale werkvoorziening hervormt. De invulling van het plan volgt nog. Mensen die het betreft maken zich intussen al wel zorgen, want er moet ook worden bezuinigd. Deel 3: In de bijstand.