Cultuur & boeken

Leren van moderne literatuur

Literatuur is zowel de thermometer als de barometer van de samenleving, zegt dr. Jaap de Gier de Vlaamse schrijver Jos Vandeloo na. Met ”Provocatie en inspiratie” biedt hij christelijke lezers de helpende hand bij het kennisnemen van moderne literatuur.

3 December 2010 16:38Gewijzigd op 14 November 2020 12:46
Dr. Jaap de Gier. Foto RD, Anton Dommerholt
Dr. Jaap de Gier. Foto RD, Anton Dommerholt

De Gier kreeg als neerlandicus de vraag of hij een boek wilde schrijven als deel van de Artiosreeks van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland. De publicaties in deze reeks zijn bedoeld om mensen vanuit de Bijbel toe te rusten. De Gier: „Zoals de ondertitel luidt moest het gaan over de plaats van God en de Bijbel in de naoorlogse literatuur. Dat is een heel uitgebreid terrein. Ik ben dan ook niet volledig geweest in mijn opsomming van schrijvers die zich met deze thematiek hebben beziggehouden. Dichters heb ik bijvoorbeeld goeddeels buiten beschouwing gelaten, ook al omdat in de gereformeerde gezindte overwegend romans worden gelezen.”

Er bestaat in behoudend christelijke kring een huiver om zich met moderne literatuur in te laten. Terecht?

„Een christen leeft in deze wereld, niet geïsoleerd op een eiland. Literatuur vertolkt bij uitstek het leef- en denkklimaat van de samenleving. Terecht schrijft Jos Vandeloo ergens dat literatuur de thermometer en de barometer van de maatschappij is. Schrijvers tekenen de geestelijke situatie waarin we ons bevinden en hebben een antenne voor ontwikkelingen en trends die we kunnen verwachten. Kunstenaars zien vaak scherper dan andere mensen. In veel moderne romans wordt aandacht gevraagd voor thema’s waar christenen wellicht geen oog voor hebben, bijvoorbeeld de vervuiling van het milieu. Ze hebben iets te zeggen. Moderne literatuur negeren is daarom niet de juiste optie. Dat deed Paulus ook niet. Op de Areopagus gaf hij er blijk van dat hij het gedachtegoed van de stoïcijnen en van Epicurus kende. Hij ging met de Grieken in discussie, gewapend met kennis van heidense schrijvers. Tegelijk zeg ik dat een christen stevig op het fundament van het Woord van God moet staan als hij hedendaagse literatuur gaat lezen.”

Moderne literatuur kan heel schokkend zijn.

„Er is verschil tussen schokkende en stuitende literatuur. Soms is schokken heilzaam, zodat we dingen gaan zien die we eerder niet zagen, we oog krijgen voor de consequenties van het menselijk handelen. Literatuur van niveau geeft inzicht in het menselijk hart, laat de drijfveren van de mens zien, en de al of niet verborgen krachten in de maatschappij. Het gaat dan om de grote vragen van het leven, met name die rond leven en dood, om een tekening van de gebrokenheid en het tekort in deze wereld. Veel moderne, niet-christelijke schrijvers zijn op zoek naar de zin van het leven en snijden algemeen menselijke problemen aan.

Maar daarnaast zijn er auteurs, zoals Arnon Grunberg, die een uiterst negatief, zwart, en uitzichtloos beeld van het leven schetsen. Dit leidt tot stuitend amorele en vaak bewust kwetsende literatuur die beter ongelezen kan blijven. Overigens denk ik dat de focus op vrije en platvloerse seks, zoals in de jaren zestig in gang gezet door Jan Wolkers en Jan Cremer, op zijn retour is. Kennelijk dringt het besef door dat dit het leven ook niet kan vullen.”

Noemt u eens een voorbeeld van een seculiere schrijver die een christen iets te zeggen heeft?

„Anna Enquist schreef enkele jaren na het tragische overlijden van haar dochter Margit ”De thuiskomst”, een roman over rouwverwerking. Het boeiende van dat boek is dat ze verschillende levensvisies naast elkaar zet en de lezer voor de keus stelt: geloven in een berustende houding, geloven in het verstand of geloven in God.

Hella Haasse snijdt in ”Heren van de thee” een heel andere problematiek aan. De hoofdpersoon Rudolf maakt carrière in Nederlands-Indië als theeplanter, maar komt te laat tot de ontdekking dat dit ten koste gaat van zijn gezin en huwelijk. Ik denk dat dit thema ook de gereformeerde gezindte anno 2010 aangaat.

De beschrijving die Jan Siebelink in ”Knielen op een bed violen” van het bevindelijk gereformeerde geloof geeft, is natuurlijk een karikatuur. Maar tegelijk moeten we vaststellen dat bepaalde uitwassen wel degelijk voorkomen. Het is te gemakkelijk om deze roman zomaar van tafel te vegen. We moeten kritisch en eerlijk naar onszelf durven kijken.”

Welke ontwikkeling signaleert u in de naoorlogse literatuur?

„De tijd dat schrijvers van gereformeerde komaf –Maarten ’t Hart, Jan Wolkers– zich afzetten tegen hun opvoeding is wel voorbij. We zijn een generatie verder. Veel schrijvers kennen het christendom niet meer van huis uit en voelen dus ook niet de behoefte zich daarvan los te schrijven. Maar ook bij een schrijvers als Cees Nooteboom en Franca Treur, die wel uit een respectievelijk rooms-katholiek of protestants-christelijk milieu komen, zie je geen antihouding.”

Religie is niet langer taboe.

„Je kunt tegenwoordig weer zeggen dat er ‘iets’ hogers is, zonder voor achterlijk te worden versleten – als je maar niet pretendeert de waarheid in pacht te hebben. Lange tijd is gedacht dat religie wel vanzelf zou verdwijnen. Jaap Goedegebuure wijst daar in zijn zojuist verschenen studie ”Nederlandse schrijvers en religie, 1960-2010” op. Hij schrijft: „Jarenlang is de indruk gewekt als zouden de Nederlandse letteren van de twintigste eeuw vrijgemaakt zijn, van religie welteverstaan. Uitgesproken protestantse en katholieke auteurs krijgen in literatuurgeschiedenissen stelselmatig een plaatsje aan de periferie toegewezen. Gecanoniseerde oeuvres worden zo veel mogelijk van een christelijke inslag ontdaan.” Dat is een sympathieke en terechte opmerking. Goedegebuure laat zien dat ook in de literatuur die sinds de jaren zestig is verschenen, religie een belangrijke rol speelt. Veel literaire schrijvers zijn op zoek naar de waarde van het leven. Wel is het begrip religie de laatste vijftien jaar veel breder geworden. Het omvat nu ook allerlei vormen van mystiek en religiositeit – van ietsisme tot zenboeddhisme. Dat is ook het verschil tussen mijn boek en dat van Goedegebuure. Ik richt me op de plaats van het christelijke geloof en de Bijbel in de moderne literatuur.”

Hoe vindt een christen zijn weg in de veelheid van literaire werken die verschijnen?

„Hij moet ze verstandig en met wijsheid uitkiezen. Daarbij is het onderwijs van groot belang. Het is jammer dat er op de middelbare school zo weinig tijd meer wordt besteed aan moderne literatuur. Als docent heb ik altijd geprobeerd om de levensvisie van de auteur uit diens roman lichten. Waar staat de schrijver, wat wil hij overbrengen op zijn lezers? Het is nodig dat jongeren worden getraind om op zulke vragen een antwoord te vinden. Daarnaast is het aan te bevelen om secundaire literatuur over deze thematiek en recensies te lezen. Ook leeskringen kunnen een goed middel zijn om je op een goede manier in moderne literatuur te verdiepen. Het is dan wel belangrijk dat er deskundige leiding wordt gegeven, bijvoorbeeld door een docent Nederlands die veel heeft gelezen.”

Hoe komt het dat het niveau van christelijke literatuur achter blijft bij dat van de seculiere?

„Het is opmerkelijk dat er na de Tweede Wereldoorlog wel christelijke dichters van naam zijn geweest, maar nauwelijks romanschrijvers. Gerrit Achterberg, Martinus Nijhoff, Ida Gerhardt en de onlangs overleden Guillaume van der Graft waren dichters van niveau. Goede romanschrijvers zijn echter schaars. De oorzaak daarvan is moeilijk te achterhalen. Het is mogelijk dat in christelijke kring de inhoud belangrijker wordt gevonden dan de vorm van een roman. Als positieve uitschieters noem ik in mijn boek onder anderen Jacoba M. Vreugdenhil (”De stem van de stomme”), Berend Nijenhuis (”Laatste wagon”, ”De tornado”), Pieter Nouwen (”Het negende uur”) en, van recenter datum, Vonne van der Meer (”Zondagavond”) en Janne IJmker (”Achtendertig nachten”). Aan de andere kant: christelijke schrijvers halen misschien niet het niveau van een Mulisch of een Nooteboom, maar in diverse dagbladen worden toch ook regelmatig boeken gerecenseerd die qua niveau niet of nauwelijks beter zijn dan goede christelijke romans.”

Wat kunnen christelijke schrijvers leren van seculiere schrijvers?

„Een literair werk biedt geen goedkope oplossingen voor de grote vragen van het leven. Een happy end kan de werkelijkheid versimpelen; zo gaat het in het leven meestal niet. We moeten ook niet suggereren dat de Bijbel overal een oplossing voor geeft. Asaf begreep helemaal niets van Gods leiding. De waaromvraag is legitiem en mag ook in een roman aan de orde komen. In goede literatuur heeft een diepteboring plaats, een doorlichting van mens en samenleving, waardoor de lezer aan het denken wordt gezet zonder dat er pasklare antwoorden worden gegeven. Dat is ook Bijbels. In de woorden van Paulus: Wij kennen maar ten dele.”

Provocatie en inspiratie, dr. J. de Gier; uitg. Groen, Heerenveen, 2010; ISBN 978 90 5829 991 8; 148 blz.; € 12,50; Nederlandse schrijvers en religie, 1960-2010, Jaap Goedegebuure;
uitg. Vantilt, Nijmegen, 2010; ISBN 978 94 6004 054 2; 208 blz.; € 18,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer