Buitenland
„Schuilgaten Tamils veranderden in graven”

De Tamil Tijgers kregen vorig jaar de genadeklap tijdens een zwaar en langdurig offensief van het regeringsleger. De vrede werd hersteld, maar de prijs voor de Tamilbevolking was buitengewoon hoog. 
De schatting is dat 20.000 mensen tijdens die laatste slag omkwamen, duizenden levenslang verminkt werden of zo getraumatiseerd dat ze voor hun leven psychisch gebroken zijn.

30 October 2010 09:16Gewijzigd op 14 November 2020 12:20
Een Tamil met geamputeerd been in het opvangcentrum Varod, bij de stad Vavuniya. Hij is een van de vele slachtoffers van de zware veldslag tussen Tijgers en het regeringsleger in mei vorig jaar.  Foto RD
Een Tamil met geamputeerd been in het opvangcentrum Varod, bij de stad Vavuniya. Hij is een van de vele slachtoffers van de zware veldslag tussen Tijgers en het regeringsleger in mei vorig jaar. Foto RD

Hoe zouden Nederlanders eraan toe zijn als de Slag bij Arnhem vorig jaar was geweest? In het noorden van Sri Lanka weten ze het antwoord. In 2009 kwam daar een eind aan dertig jaar burger­oorlog, nadat het regeringsleger korte metten had gemaakt met de Tamil Tijgers (LTTE), een guerrillabeweging die vocht voor een eigen staat voor de Tamils in Sri Lanka. Op die manier wilden ze een eind maken aan de discriminatie van Tamils door de Singalezen, die in Sri Lanka de meerderheid van de bevolking uitmaken. Maar in plaats van dat doel te bereiken, volgden dertig jaar lang bloedige gevechten, bomaanslagen en moorden.

Na een alles-of-nietsoffensief van het Singalese regeringsleger werden de Tijgers vorig jaar mei definitief verslagen. Maar de prijs was hoog. Althans voor de Tamilbevolking in het noorden van het land. Van januari tot halverwege mei zaten honderdduizenden burgers –gezinnen, mannen en vrouwen, kinderen, jongeren en ouden van dagen– klem tussen de elkaar bestokende partijen. Maandenlange beschietingen van alle kanten, bombardementen vanuit de lucht en de talloze mijnen in de bodem zaaiden dood en verderf onder deze onschuldige mensen. De schatting is dat zeker 20.000 van hen zijn omgekomen; duizenden raakten voor hun leven verminkt of zijn zo getraumatiseerd dat ze levenslang psychisch gebroken zijn.

Een jaar later lijkt het normale leven in Sri lanka hervat en in het centrale en zuidelijk deel van het land, waar de Singalese overwinnaars wonen, ís dat ook zo. In de hoofdstad Colombo werd deze zomer de zege op de Tijgers groots gevierd, met militaire parades en veel muzikaal kabaal. Maar hoe verder je naar het noorden reist, des te meer het gevoel je bekruipt dat deze oorlog nog helemaal niet is afgelopen.

Wegcontroles

Sowieso is daarvan nog geen sprake onder de Tamilbevolking, die zwaar heeft geleden onder het oorlogsgeweld. Maar ook onder de Singalezen heerst onzekerheid. Wat te denken van de vele politie­controles langs de weg? Wie vanuit de hoofdstad richting het noorden rijdt, moet rekenen op een regelmatige stop vanwege politie­checks. En wat doen al die gewapende soldaten en politie­agenten in ingegraven posten langs de weg? Zo veel maanden na het einde van de oorlog oogt Sri Lanka nog niet als een vreedzame en ontspannen samenleving, waar het verleden definitief is gesloten.

In de steden Vavuniya en Mannar, respectievelijk even ten zuiden en zuidwesten van The Vanni, het laatste bolwerk van de Tijgers dat vorig jaar werd ingenomen, zijn de herinneringen aan die verschrikkelijke maanden nog kersvers. Meer dan 300.000 mensen zaten in 
The Vanni als ratten in de val omdat het regeringsleger vanuit het zuiden oprukte, terwijl de Tamil Tijgers vanuit het noorden stand probeerden te houden. Steeds smaller werd de strook tussen de twee vechtende partijen, soms nog geen 3 kilometer breed, en steeds benauwder de situatie voor de mensen die zich daar bevonden en die als opgejaagd wild van de ene plek naar de andere moesten trekken.

De International Crisis Group (ICG) kwam dit jaar met de beschuldiging dat beide partijen zich tijdens die laatste vijf maanden van de oorlog schuldig hebben gemaakt aan oorlogs­misdaden. „Gedurende deze maanden”, zo luidt het ICG-rapport, „zijn tienduizenden Tamils omgekomen, zijn tallozen verwond en honderdduizenden verstoken geweest van voedsel en medische zorg, met als gevolg nog meer doden.” De in Brussel gevestigde internationale organisatie beschuldigt het regeringsleger ervan dat het honderdduizenden burgers naar steeds kleiner wordende veilige gebieden heeft gedreven, zogenaamde No Fire Zones (NFZ’s), waar ze vervolgens alsnog hevig werden beschoten. Overlevenden uit het gebied –die om veiligheids­redenen anoniem willen blijven– bevestigen dat. „Dan vluchtten we naar zulke zogenaamd veilige gebieden, om na één of twee dagen te ontdekken dat die alweer door het leger waren opgeheven, en dus ook bestookt mochten worden.” Ook het met opzet beschieten van ziekenhuizen en medische posten, waar de vele gewonden werden behandeld, rekent de ICG het regerings­leger zwaar aan.

De Tijgers maakten zich schuldig aan het beschieten van burgers die het waagden het oorlogs­gebied te verlaten. De in het nauw gedreven strijders gebruikten burgers immers als menselijk schild en als rekruteringsbron voor hun milities.

Bunkers

Bunkers, noemen overlevenden de schuilgaten in de grond, die ze zelf groeven om zich tegen de granaten en bommen te beschermen. Veelal wáren het ook niet meer dan overdekte gaten in de grond, waar gezinnen zich enkele dagen verstopten, om vervolgens weer verder te vluchten omdat de beschietingen te hevig werden. Dat gebeurde dan op momenten 
dat er niet werd geschoten, 
na midder­nacht bijvoorbeeld.

Gezinnen stonden doods­angsten uit wanneer beschietingen en granaatinslagen zo hevig werden en dichtbij kwamen dat blijven zitten je dood ging betekenen, maar wegvluchten ook. „Vanuit de schuilplek hoorde je dan mensen schreeuwen om hulp”, aldus een ooggetuige, „maar je kon niets voor hen doen omdat die beschietingen maar doorgingen.” Gewonden sleepten hij en anderen soms naar autowrakken, om hen tijdelijk in veiligheid te brengen.

Veel schuilgaten veranderden noodgedwongen in graven voor de doden die dagelijks vielen. Naarmate de strijd heviger werd en de eindfase zich aandiende, steeg het aantal dodelijke slachtoffers. „Soms moesten we over de vele dode lichamen heenstappen”, zegt een overlevende. „Dan hadden families geen tijd gehad om hen te begraven.”

Het Sri Lankaanse leger had tijdens dit offensief het gebied hermetisch gesloten voor buiten­landse organisaties, of dat nu de media waren of hulporganisaties. Mede daardoor is deze oorlog een beetje een vergeten oorlog geworden, maar ook de nood onder de bevolking is erdoor verergerd. Tamils die als hulpverleners bij ZOA-Vluchtelingenzorg in dienst waren, hadden in deze periode een heldenrol door hulp te blijven geven terwijl ook zijzelf met hun gezinnen werden opgejaagd door het geweld. Ook zij mochten van de Tijgers het gebied niet uit. ZOA zit al vele jaren in dit gebied, maar Nederlandse en buitenlandse stafleden werden gedwongen op afstand toe te kijken. Dankzij hun Tamilmedewerkers kon de Nederlandse hulporganisatie toch bijstand blijven bieden. Die wisten lange tijd de kanalen naar de buitenwereld open te houden en hulpgoederen en ander materiaal onder hun lotgenoten te verspreiden. Een van de Tamils zei dat in het heetst van de strijd vrachtwagens met hulpgoederen vaak „niet meer dan 10 meter per dag” vooruitkwamen.

Gehandicapt

Een bezoek aan het centrum van de Vavuniya Rehabilitation Organisation for the Disabled (Varod), een opvangcentrum voor mensen die door de oorlog lichamelijk gehandicapt zijn geraakt en waaraan ook ZOA bijdraagt, maakt in één oog­opslag zichtbaar welke verschrikkingen zich in die laatste maanden hebben afgespeeld. Op het terrein wonen ruim tachtig oorlogsinvaliden, soms begeleid door hun families.

De persoonlijke verhalen die hier de ronde doen, zijn nog een graadje erger dan die elders in het gebied zijn te beluisteren. Over de 16-jarige jongen bijvoorbeeld, wiens beide ogen vanaf de zijkant door een kogel werden weggeschoten, waarop zijn moeder ter plekke aan een hartaanval overleed. Of over die andere jongen, wiens benen door een granaat waren geamputeerd en die zijn lichaam vervolgens wekenlang met zijn handen over de grond heeft voortgetrokken, om ten langen leste uit het oorlogsgebied te komen.

Kampen

Wanneer in mei de Tijgers zijn verslagen en burgers het slagveld mogen verlaten, komen ze in vluchtelingenkampen terecht die het Sri Lankaanse leger voor de Tamilbevolking heeft opgezet. In feite werd hier de oorlog nog even voort­gezet, want om te voorkomen dat guerrillastrijders alsnog zouden ontsnappen, werden de kampen hermetisch afgesloten van de buitenwereld. Maandenlang zaten de meesten er vast. Na hun vrijlating ontdekten de Tamils dat de Sri Lankaanse regering nog lang niet klaar was met het definitief verslaan van de Tijgers.

Dit is het tweede deel in een serie over Tamils en hun toekomst.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Tamil Tijgers

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer